Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik wil het in deze vraag om uitleg met u hebben over de rol van de Vlaamse overheid als moderne werkgever. Het is, denk ik, altijd de ambitie van de Vlaamse overheid geweest om ervoor te zorgen dat talentvolle, ambitieuze medewerkers hun diensten zouden aanbieden om onze administraties te versterken. Dat is een heel goede zaak. De kern van dat hele verhaal is dat talenten en capaciteiten van die medewerkers centraal staan, en dat er niet wordt gekeken naar afkomst, geslacht, geloof, geaardheid enzovoort.
We hebben de afgelopen jaren ook gezien dat het proces van aanwerving werd geprofessionaliseerd, zodat elke kandidaat op een eerlijke en gelijkwaardige manier wordt gequoteerd. Bovendien krijgen de kandidaten de mogelijkheid om feedback te geven over hun ervaringen. Dat resulteert natuurlijk in een grote tevredenheid van de kandidaten over de selectieprocedure. We hebben in onze commissie gezien dat de ombudsman dat aanhaalt als een positief punt en dat dit inderdaad leidt tot een grote mate van tevredenheid.
Eind vorig jaar gaf u aan de mogelijkheid voor het gebruik van correspondentietesten bij de selectie en rekrutering van de Vlaamse overheid te zullen onderzoeken. Ik ben zelf van oordeel dat die correspondentietesten een ingrijpend instrument zullen of kunnen zijn, die bovendien de hele administratie een administratieve last zullen opleggen. Er zullen ambtenaren of onderzoekers worden ingezet om valse antwoorden te sturen op vacatures bij de Vlaamse overheid. En dat terwijl die selectieverantwoordelijken net getraind zijn om neutraal te zijn in hun beoordeling. Dat wringt bij mij. Vooral omdat er volgens mij op dit moment, zoals ik in mijn inleiding aanhaalde, geen noodzaak toe is of die noodzaak tot hiertoe niet gebleken is.
Minister, hoe evalueert u zelf de huidige selectieprocedures bij de Vlaamse overheid? Hoe evalueert u de opleiding van de selectieverantwoordelijken?
Bent u van oordeel dat de huidige procedure discriminerend kan zijn? Zo ja, hoe staaft u dit oordeel?
Welke concrete gegevens of informatie hanteert u om de noodzaak van correspondentietesten bij de Vlaamse overheid te onderbouwen?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Sminate, de huidige selectieprocedures worden geëvalueerd op verschillende indicatoren. Zowel over invullingsgraad, doorlooptijd, aantal kandidaten, diversiteit en kandidaattevredenheid worden er cijfers bijgehouden en gerapporteerd.
Mijn administratie volgt een uitgewerkt proces voor de organisatie van selectieprocedures. Dit proces is gebaseerd op de voorschriften uit de omzendbrief en het Vlaamse personeelsstatuut en wordt steeds geëvalueerd op basis van feedback van kandidaten, leidinggevenden, selectieverantwoordelijken, hr-professionals, de dienst Diversiteitsbeleid enzovoort. Waar nodig wordt dit bijgestuurd.
Er is een verplicht opleidingstraject voor iedere selector, onder de bevoegdheid van het Agentschap Overheidspersoneel.
Daarbovenop worden er jaarlijks verschillende ad-hocopleidingen georganiseerd over bepaalde thema’s, bijvoorbeeld klare taal, genderneutraliteit, digitale selectieprocedures, diversiteit in selecties enzovoort. Dat uitgewerkte proces en die opleidingen helpen de selectieverantwoordelijken bij het uitvoeren van objectieve en kwalitatieve selectieprocedures.
De gemiddelde tevredenheid van entiteiten over de selectieverantwoordelijken ligt er hoog: tussen de 95 en 99 procent. Op basis van de tevredenheidscijfers concluderen we dat de selectieprocedures en opleiding van selectieverantwoordelijken positief worden geëvalueerd.
Gelijke kansen realiseren is een werk dat we elke dag opnieuw moeten doen en ook inspanningen vergt van de Vlaamse overheid, die een voorbeeldfunctie heeft. Zoals ik al in het Vlaams Parlement, in de plenaire vergadering van 6 januari, heb gezegd, ben ik ervan overtuigd dat de Vlaamse overheid op het vlak van gelijke kansen in haar aanwervingsbeleid zeer performant is. Dat is mijn vaste overtuiging. Maar ze heeft ook een voorbeeldfunctie. Het is niet omdat je overtuigd bent dat je goed bezig bent, dat je jezelf als organisatie daar niet op kunt testen. Zelfevaluaties kunnen ons interessante zaken leren ter verbetering van het gevoerde aanwervingsbeleid. Elk beleid kan natuurlijk beter, en wat heel bedreigend is voor elke organisatie, is een zekere zelfgenoegzaamheid waarbij men tevreden is over zichzelf en daardoor blind wordt voor bepaalde verbetertrajecten die nog doorlopen kunnen worden.
Een duurzaam diversiteitsbeleid vereist nu eenmaal dat we onze selectieprocessen en -instrumenten regelmatig tegen het licht moeten houden om ze te verbeteren waar nodig. Daarom heeft de Vlaamse Regering, zoals u weet, vorig jaar op advies van een onafhankelijk academisch expertencomité beslist om via academische correspondentietesten een nulmeting te voeren op het selectieproces van de Vlaamse overheid. Een van de zaken die misschien met de nulmeting kunnen worden vastgesteld, is dat het selectiebeleid van de Vlaamse overheid op een correcte en objectieve manier functioneert. Dat versterkt de positie van de Vlaamse overheid als diversiteitsvriendelijke werkgever en daardoor kan met meer overtuiging, ook tegen hen die twijfelen aan en sceptisch zijn over de Vlaamse overheid, duidelijk gemaakt worden dat sollicitanten met een handicap, mensen met een bepaalde seksuele oriëntatie, van een bepaalde leeftijd of van een vreemde afkomst door de Vlaamse overheid altijd correct worden behandeld. Op die manier versterken we het vertrouwen in de Vlaamse overheid bij ondervertegenwoordigde groepen.
De bekendmaking dat de Vlaamse overheid een nulmeting zal doen bij zichzelf, heeft ook een positief impact gehad bij de private werkgevers. Zo heeft recent – het stond vandaag nog op de voorpagina van een onze landelijke kranten – een overgrote meerderheid van de sectoren beslist om in het kader van de sectorconvenanten van mijn collega Crevits ook een dergelijke nulmeting via bewustmakende correspondentietesten te verrichten. Daarom is het des te belangrijk dat de Vlaamse overheid als grootste publieke werkgever van Vlaanderen, net als deze private werkgevers, het goede voorbeeld geeft – het principe van ‘practice what you preach’ – en ook de eigen werking onder de loep neemt via die correspondentietesten.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik begrijp dat een overheid altijd kritisch moet zijn voor zichzelf en dat ze zichzelf moet durven in vraag te stellen als dat nodig is. Het aantonen van die noodzaak is voor mij nog niet gebeurd. U zegt zelf dat de procedure tot ieders tevredenheid verloopt. Voor mij zijn die correspondentietesten dus een oplossing voor een probleem waarvan nog niet aangetoond is dat het er überhaupt is. Ik denk niet dat de perceptie is dat de Vlaamse overheid een discriminerende bende is. U zegt dat ook niet, integendeel. Het rapport van de ombudsman bevestigt dat ook.
Ik stel me daar toch vragen bij, ook bij de kostprijs. Daar hebben we het nog niet over gehad. Als u van plan bent om dit door te zetten, hebt u al een raming kunnen maken over wat de hele procedure de Vlaamse overheid zal kosten? Dat is mijn bijkomende vraag.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Eerst en vooral lees ik dat er een totaalbudget wordt uitgetrokken van 3,2 miljoen euro in het kader van de aanpak van discriminatie binnen allerlei sectoren van de arbeidsmarkt. Daar hebt u misschien een antwoord op uw vraag, mevrouw Sminate, wat al deze onzin kost.
Tot slot wil ik zeggen dat ik u 100 procent steun in het afkeuren van dit diversiteitsgezeik en van deze stalinistische methodes.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Mevrouw Simate, het is boeiend dat deze vraag vandaag wordt gesteld, nu het nieuws wordt bekendgemaakt dat minister Crevits een akkoord heeft gesloten met 33 private sectoren over het invoeren van die correspondentietesten om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan.
Ik wil benadrukken dat het heel positief is dat een overgrote meerderheid van de sollicitanten bij de Vlaamse overheid zegt tevreden te zijn over de selectieprocedure en over de feedback die ze krijgen. Dat bewijst inderdaad, mevrouw Sminate, dat de Vlaamse overheid de rekrutering van nieuwe personeelsleden op een heel professionele manier aanpakt. Maar – en dan ben ik het minder eens met u – dat betekent niet dat er geen ruimte zou zijn om er ook via die correspondentietesten over te waken dat in heel het rekruteringsproces nergens sprake is van discriminatie of racisme. Ik denk dat die nulmeting er net voor kan zorgen dat we dit objectief kunnen vaststellen. Ik denk dat u het probleem een beetje omdraait. Het is een beetje een ‘de kip of het ei’-discussie. U zegt dat u daar geen noodzaak toe ziet. Ik stel voor dat we die correspondentietesten dat laten bewijzen.
Een aantal jaar geleden hebben we in dit parlement een resolutie goedgekeurd over de bestrijding van racisme en discriminatie, waarin we aan de Vlaamse overheid hebben gevraagd om actief een antidiscriminatiebeleid te voeren binnen de Vlaamse overheid zelf. De minister heeft gelijk dat de Vlaamse overheid een voorbeeldfunctie heeft. We zien dat wat Vlaanderen als werkgever doet, ook een impact heeft op de privésector. Ik denk dat het gebruik van die correspondentietesten alvast volledig valt binnen de uitvoering van die resolutie.
Minister, ik heb nog een vraag. U hebt bijna een jaar geleden verklaard dat u het systeem van die correspondentietesten zou willen aanbieden aan lokale besturen. Hoe loopt de uitrol daarvan bij de lokale besturen? Hebt u er zicht op of die lokale besturen daar effectief mee aan de slag zullen gaan?
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit me aan bij wat collega Van de Wauwer heeft gezegd. Wij geloven wel in die correspondentietesten en wij geloven ook absoluut dat het belangrijk is dat de Vlaamse overheid het goede voorbeeld geeft. We kunnen en moeten ervan uitgaan dat de overheid op dat vlak haar job goed doet, maar er sowieso van uitgaan dat er geen enkel probleem zal zijn, lijkt me iets te kort door de bocht. We hopen dat natuurlijk, maar we moeten in elk geval dat voorbeeld geven.
Ik ben er ook van overtuigd dat wanneer de Vlaamse overheid niet duidelijk had gezegd dat zij die correspondentietesten wil organiseren, we die 33 privésectoren misschien niet hadden kunnen overtuigen om daar ook gebruik van te maken. Hoe men het draait of keert, discriminatie is een probleem. We zullen nu zien hoe groot het probleem is. Het gaat hier over een nulmeting. Ik begrijp ook niet goed waarom men zich daartegen verzet. We willen gewoon nagaan of er een probleem is, en zo ja, hoe groot het probleem is. In de volgende stappen willen we nadenken over hoe we dat probleem kunnen aanpakken. Ik begrijp dan ook niet goed de weerstand daartegen. Ik begrijp dat natuurlijk wel van collega van Rooy. Dat is zijn redenering: hij vindt dat allemaal gezeik. Ik denk dat ik hem bijna geciteerd heb, maar dat zijn dan zijn woorden. Ik begrijp dus niet zo goed waarom men zich daartegen verzet. Laat ons die nulmeting doen en nagaan of er een probleem is, zo ja, hoe groot, en nadenken over hoe we dat kunnen aanpakken.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de sprekers voor hun tussenkomsten. Ik zal beginnen met de kern van de uitdaging. Ik geloof dat we goed bezig zijn met de Vlaamse administratie. Mevrouw Sminate, volgens mij denken we daar hetzelfde over: de Vlaamse administratie is goed bezig. Maar tegelijkertijd geloof ik dat mensen die van zichzelf zeggen dat ze goed bezig zijn, een sterker argument hebben wanneer derden dat op een onafhankelijke manier bevestigen. Op dat moment is men veel geloofwaardiger en kan men met veel meer overtuiging herhalen dat men goed bezig is.
In Vlaanderen moeten we er erg voor opletten dat de middelmaat niet de norm wordt. Het is niet omdat we goed bezig zijn dat we misschien hier en daar niet nog beter kunnen, dat er geen ruimte meer is om te excelleren. Als Vlamingen moeten we proberen uitmuntend te zijn in onze organisatie. Wanneer een organisatie verder wil kunnen groeien, is het enorm belangrijk dat zij zich regelmatig door derden laat testen en externe evaluaties aanvaardt. Private bedrijven en organisaties en heel veel sectoren doen dat. De Vlaamse overheid moet ook bereid zijn dat voor zichzelf te doen. En dat is wat de Vlaamse Regering ook heeft beslist. Zij wil die nulmeting doen en nagaan waar er verbetering mogelijk is. De vraag daarbij is of het zelfbeeld dat zij heeft, namelijk dat zij vandaag een heel performante organisatie is, kan worden bevestigd.
Ik denk dat we dat spoor moeten durven te volgen en te bewandelen.
Wat de heer Van Rooy zegt over de 3,2 miljoen euro, heeft volgens mij te maken met de sectorconvenanten en heeft geen betrekking op het dossier dat we hier behandelen. Hier zijn we samen met de Vlaamse administratie, het Agentschap Innoveren en Ondernemen en de dienst Diversiteitsbeleid een traject aan het uitwerken. Zodra dat traject er is, zullen we kunnen inschatten welke inspanning we daar willen doen. Ik kan daar op dit moment niet meer informatie over geven. Ik heb wel begrepen uit de kleurrijke tussenkomst van de heer Van Rooy, met bijpassend vocabularium, dat we misschien ook een nieuwe kansengroep moeten oprichten, namelijk de mensen die lijden aan het syndroom van Gilles de la Tourette. Misschien moeten we daar nog een speciale actie voor ontwikkelen.
Wat de nulmeting betreft en de flankerende maatregelen die we eventueel willen nemen ten aanzien van de lokale besturen, bekijken we met de administratie Binnenlands Bestuur of die correspondentietesten in een breder kader kunnen worden meegenomen. Maar de praktijk op het terrein is dat vandaag steeds meer lokale besturen die correspondentietesten gebruiken als instrument. De steden die dat momenteel doen, zijn Antwerpen, Leuven, Gent, Mechelen en nog vele andere. Wanneer we optellen over hoeveel mensen het gaat en wanneer we dan heel specifiek kijken naar mensen met een migratieachtergrond, dan blijkt dat meer dan de helft van de Vlamingen met migratieroots vandaag woont in gemeenten waar die correspondentietesten een instrument zijn om het beleid ondersteunen en te verbeteren. Dat is dus ook een evolutie die maatschappelijk bezig is en die nu ook wordt uitgerold in het sectorconvenant dat de Vlaamse overheid heeft gesloten voor de eigen organisatie. Dit is een instrument dat ons kan helpen om een samenleving te creëren waarbij we mensen met een handicap, mensen met een bepaalde seksuele voorkeur of een bepaalde geaardheid, mensen met een zekere leeftijd enzovoort, gelijke kansen garanderen wanneer ze op zoek gaan naar een job, hetzij bij de overheid, hetzij in de private sector.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik had natuurlijk niet verwacht dat we vandaag allemaal op dezelfde lijn zouden zitten over deze thematiek.
Collega Van de Wauwer, de timing van mijn vraag is inderdaad opvallend, omdat net vandaag Jan Denys grote vraagtekens plaatst bij het sturen van nepsollicitaties bij de Vlaamse overheid. Men kan het dus op verschillende manieren bekijken.
Collega Ongena, u zegt niet te begrijpen waarom ik me hiertegen verzet. Ik zal het nogmaals proberen uit te leggen. Ik vind het vreemd dat de overheid de overheid gaat controleren om te zien of die overheid zich wel aan de regels houdt. Die regels zijn vandaag al heel strikt voor wat antidiscriminatie betreft. We zullen dus mensen betalen om dat te doen, terwijl nergens is aangetoond dat dat nodig zou zijn. Ik wilde mijn repliek eigenlijk afsluiten met te zeggen dat er manieren zijn om eerst te onderzoeken of die noodzaak er. De minister heeft in zijn eerste repliek al aangegeven hoe goed de Vlaamse overheid bezig is en hoe groot de tevredenheid is. Voor mij is die noodzaak helaas tot op vandaag niet aangetoond.
De vraag om uitleg is afgehandeld.