Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Ik wil even een tussenkomst doen als voorzitter. Ik ben tot nu toe altijd zeer coulant geweest met het toelaten van vragen, ook vragen met vele deelvragen en dergelijke. Ik zou de collega’s van de commissie willen uitnodigen om de volle 42 minuten die we zojuist hebben besteed aan de vorige vraag, eens even te herbekijken, en zichzelf de vraag de stellen wat de toegevoegde waarde is van het stellen van dat soort vragen in de vorm van een vraag om uitleg.
Ik denk dat driekwart van de vragen die gesteld geweest zijn, beter beantwoord zouden kunnen worden door middel van een schriftelijke vraag en antwoord. Dan kunnen we hier in de commissie de ter zake doende debatten voeren over de essentie van de vragen. In dat kader nodig ik iedereen uit om te proberen zich te beperken tot de essentie, en zich misschien iets beter voor te bereiden middels andere middelen die hier in het parlement voorhanden zijn, om grondige en goede debatten te kunnen voeren. In het andere geval zal ik vragen met zoveel deelvragen, of waar eigenlijk in eerste instantie zuiver data worden opgevraagd, terugsturen en u aanmoedigen om daar een schriftelijke vraag over te stellen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Misschien heel kort: ik denk alvast niet dat het probleem ligt bij de vragen die zonet gesteld werden. We komen ook maar om de zoveel weken samen in deze commissie Justitie. Het lijkt me nog steeds het werk van een parlementslid om vragen te stellen aan de bevoegde minister. Maar bon, dat terzijde
Minister, op 22 maart 2021 was het vijf jaar geleden dat de aanslagen in Maalbeek en Zaventem gepleegd werden. Helaas is er in die vijf jaar nog steeds geen gerechtigdheid gekomen voor de slachtoffers. Zo zouden ze geen aanspraak maken op het garantiefonds. Daarnaast blijven vele slachtoffers de dag van vandaag nog steeds achter zonder de nodige begeleiding en ondersteuning. Collega De Vreese heeft het daarnet ook reeds aangehaald.
U hebt zowel in uw beleidsnota als in uw beleids- en begrotingstoelichting 2021 aangegeven volop te willen inzetten op de structurele aanpak van radicalisering. Er moet ingezet worden op detectie van potentiële daders, bestraffing van de daders en opvolging van de daders. In het kader van strafuitvoering werden volgens de beleids- en begrotingstoelichting enkele werkinstrumenten uitgewerkt. Zo zou het gezamenlijke draaiboek voor de aanpak van radicalisering in de gevangenissen bijgestuurd worden, wordt het handelingskader van hulpverleners voor de begeleiding van geradicaliseerde gedetineerden bijgewerkt, evenals een meldingsprocedure opgestart bij deelname aan groepsactiviteiten van deze doelgroep, en ga zo maar voort. U gaf ook reeds aan dat deze instrumenten in gebruik zouden worden genomen in de lokale gevangenissen met als doel om de informatie-uitwisseling tussen de actoren te versterken. Informatie-uitwisseling tussen alle actoren en de verschillende niveaus is en blijft natuurlijk een noodzakelijke voorwaarde om radicalisering te bestrijden.
Minister, de initiatieven die u formuleert zijn hoopvol, maar bieden onvoldoende garantie om de veiligheid van onze samenleving te garanderen. Zeker het vrijlaten van geradicaliseerden zorgt voor onnodig risico. Daarbovenop is het duidelijk dat de terroristische dreiging in ons land nog lang niet verdwenen is. Zo werden er onlangs nog enkele minderjarigen opgepakt die concrete plannen hadden om een aanslag te plegen. Het blijft dus essentieel dat deze potentiële plegers snel opgespoord en effectief aangepakt worden.
Dan ga ik graag over naar mijn vele verschillende vragen, voorzitter.
Minister, welke initiatieven neemt u vanuit uw bevoegdheid om ervoor te zorgen dat slachtoffers van terrorisme in de toekomst wel de nodige opvang en ondersteuning krijgen?
Zijn de instrumenten in alle lokale gevangenissen in gebruik?
Hoe wordt het nieuwe mandaat voor de justitiehuizen inzake reclassering van geradicaliseerden ervaren? Hoe verlopen de contacten van de justitieassistenten met de diensten in de gevangenis?
U gaf ook reeds aan dat u het belangrijk vindt dat er binnen de justitiehuizen ook een multidisciplinair team aanwezig is voor de begeleiding van potentieel gewelddadige extremisten, aangezien er binnenkort een heel aantal vrijkomen. Zijn de justitiehuizen momenteel voldoende voorbereid om geradicaliseerden die vrijkomen op te volgen en te begeleiden?
Welke evenwaardige initiatieven neemt u voor minderjarige potentiële plegers?
Welke maatregelen worden er genomen bij minderjarige potentiële plegers, aangezien bij deze doelgroep minder vergaande vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden genomen?
Als laatste vraag: zult u indien nodig bijkomende initiatieven nemen om ook voor de minderjarige groep van potentiële plegers in een structurele aanpak te voorzien?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, misschien eerst een mededeling: minderjarigen – vraag 5 en 7 – vallen onder het agentschap Opgroeien, onder de bevoegdheid van collega Beke. Op die vragen ga ik ook niet antwoorden, want op den duur moet ik hier het beleid van andere collega’s gaan maken, en dat is echt niet de bedoeling, want ik heb mijn handen vol. Vraag 5 en 7 zult u dus aan collega Beke moeten stellen.
Wat uw eerste vraag betreft, heb ik daarstraks aan collega De Vreese heel kort toegelicht hoe we het grote proces gaan aanpakken. Daarnaast engageren mijn diensten zich ook in het centraal loket. Dat is een samenwerkingsverband tussen de nationale slachtoffercel van het federaal parket, de coördinatoren nazorg en de bevoegde diensten van de gemeenschappen, zoals de justitiehuizen en de zorgverleners van het centrum algemeen welzijnswerk (CAW). Dat loket moet in feite onmiddellijk in gang treden bij een aanslag en zorgen voor één aanspreekpunt voor slachtoffers. De coördinatie hiervan ligt federaal. Nu wordt de laatste hand gelegd aan het draaiboek tussen de verschillende diensten. Bij een aanslag zal de dienst slachtofferonthaal van de justitiehuizen dus van permanentie zijn om ingeschakeld te worden in het centrale loket. U weet net als ik dat de structuur van het land te complex en te ingewikkeld is, met alle nadelen die daarbij horen. Ik zou het ook liever allemaal zelf regelen, maar we moeten daar allemaal rekening mee houden, dus vandaar het samenwerkingsverband.
Zijn de instrumenten in alle gevangenissen in gebruik? Zoals u weet, werd in 2017 een gezamenlijk draaiboek radicalisering opgemaakt tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Directoraat-Generaal Penitentiaire Instellingen. Vanuit Vlaanderen waren hier zowel de justitiehuizen als de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden bij betrokken. Het draaiboek werd herwerkt om enkele procedures te uniformiseren in elke gevangenis – ik denk dat dat uw vraag was. De update is klaar en ter aanvulling wordt nu een interfederaal samenwerkingsakkoord uitgewerkt om het casusoverleg een wettelijke basis te geven en de penitentiaire lokale integrale veiligheidscel inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC R) uit te werken. Ik denk dat het essentieel is dat dat is gebeurd.
Het nieuwe mandaat – uw derde vraag – houdt in dat de justitiehuizen ook reeds tijdens detentie betrokken worden, via het lokale casusoverleg, om de brug binnen en buiten detentie beter te kunnen maken. Ik denk dat het van groot belang is dat justitiehuizen ook binnen detentie betrokken partij zijn, zodat men de continuïteit van opvolging, binnen en buiten, ook kan verzekeren en zodat er op dat vlak zeker niets kan misgaan.
De implementatie van het nieuwe mandaat werd ondertussen voorbereid door de justitiehuizen, maar de opstart ervan liep vertraging op door het coronabeleid in de gevangenissen. Op dit moment werken de gevangenissen namelijk nog aan interne instructies voor hun medewerkers, opdat zij deze nieuwe opdrachten ook zouden kunnen bezorgen aan de justitiehuizen. We hopen nu vrij snel aan de slag te kunnen gaan met dit nieuwe mandaat. Maar in tussentijd worden de justitiehuizen wel al betrokken bij het lokale casusoverleg, dankzij de afspraken uit bovenvermeld draaiboek.
Wat het multidisciplinair team betreft, is het zo dat de justitiehuizen in het verleden reeds tien vliegende justitieassistenten uit verschillende justitiehuizen en één medewerker op het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht (VCET) hebben opgeleid tot ondersteunende expert om radicaliseringsdossiers op te volgen.
Dan is er het contract dat men had met imam Benhaddou. U weet dat daar een hele evaluatie van is gemaakt. Ik vind ook dat wij binnen het agentschap Justitie de nodige knowhow en eigen expertise moeten hebben. Op dit moment werken we met expertise van het Centrum voor Expertise en Advies inzake Preventie en Interventie met betrekking tot Radicalisme en Extremisme (Ceapire), dat reeds multidisciplinair te werk gaat om justitiabelen op te volgen, maar de aanwerving van bijkomende expertise op dit thema in de justitiehuizen is lopende. Wij hopen eigenlijk dat we dat naar het einde van dit jaar, zeker begin volgend jaar kunnen vol zetten, zodat we die expertise in huis hebben. Maar in tussentijd werken we dus met Ceapire, dat zeer multidisciplinair werkt. En er zijn ook een aantal steden – onder andere Antwerpen, als ik me niet vergis – die daarmee samenwerken.
Voor vraag 5 en 7 verwijs ik dus helaas naar collega Beke.
Wat uw zesde vraag betreft, over de maatregelen: het is de jeugdrechter die beslist welke maatregelen er opgelegd moeten worden aan minderjarigen. Het jeugddelinquentierecht biedt verschillende mogelijkheden. U weet dat het Grondwettelijk Hof een aantal bepalingen onderuitgehaald heeft. Dat is vorige week nog aangepast via een mededeling van de Vlaamse Regering.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Wat de structuur van dit land betreft: ook wij zouden die liever anders zijn, dus op dat vlak vindt u in ons al zeker een bondgenoot.
Maar ik begrijp het toch niet zo goed, minister. U bent nu reeds lange tijd Vlaams minister van Justitie en u zou na al die tijd toch moeten weten dat uw bevoegdheden deels verweven zijn met die van de minister van Welzijn, Wouter Beke. Ik ga er ook van uit dat er binnen de meerderheid ook overleg gepleegd wordt, iets waar deze meerderheid toch altijd de mond van vol heeft. Ik zal dus iets concreter zijn: wat zult u doen vanuit uw rol als minister van Justitie om ook voor die minderjarige groep van potentiële plegers een structurele aanpak te voorzien en wanneer zult u hierover in overleg gaan met uw collega-minister?
Daarnaast haalde u ook het centraal loket voor slachtoffers van terroristische daden aan, een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de nationale slachtoffercel van het federaal parket en de drie gemeenschappen, die heeft gewerkt aan het opstellen van een draaiboek. U haalde deze werkgroep daarnet al even aan. Zijn hier aanpassingen aan nodig? Is het centraal loket klaar om geactiveerd te worden indien er opnieuw een terroristische daad zou plaatsvinden.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Blancquaert, collega Beke heeft nu eenmaal de lead over minderjarigen. Wij zullen er op elk overleg dat georganiseerd wordt, op ingaan en onze medewerking uiteraard aanbieden. Ik stel voor dat u de vraag ook stelt aan minister Beke. Ik had het graag zelf gehad, alles wat met minderjarigen te maken heeft, maar tijdens de regeringsonderhandelingen – ik herinner het mij heel goed, al moet ik daarover hier niet uitweiden – heeft men er anders over beslist en wilde CD&V die bevoegdheid absoluut hebben, dus het zou ongepast zijn als ik hier nu mijn eigen mening over zou geven. Minister Beke heeft hier de leiding over en ik zal meewerken, als men mij iets vraagt. Maar u moet die vraag aan minister Beke stellen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Nogmaals dank, minister.
Wat mij betreft mag u gerust uitweiden over dergelijke onderhandelingen, maar ik hoor toch graag dat u op zijn minst in overleg wilt gaan en daarvoor openstaat. Wij gaan het blijven opvolgen en ik zal het opnieuw vragen aan minister Beke. Ik zal het alvast niet loslaten. Maar nogmaals, ik vind het redelijk jammer dat de samenwerking binnen deze meerderheid tussen CD&V, de N-VA en Open Vld iets stroever verloopt – als ik op die manier mag afsluiten. Met deze vrolijke noot sluit ik graag af.
Het staat iedereen vrij om zijn of haar eigen slotbeschouwing te uiten, zo niet te verzinnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.