Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de Antwerpse Jongerenopvolgingskamer
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In Antwerpen gaan parket en gerecht jongeren tussen 18 en 25 die een misdrijf hebben gepleegd, op een andere manier opvolgen. Bedoeling is om niet dadelijk een straf op te leggen en geen toevoegingen te doen op het strafblad van betrokkenen, maar hen via het volgen van een traject terug op de rails te krijgen. Dat gebeurt via het zogenaamd jongerenopvolgingstraject.
Aan het project werken onder meer de justitieassistenten en de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) mee. De jongere in kwestie moet zich maandelijks presenteren voor de rechter en moet een traject volgen met het CAW. Mogelijk worden er ook andere voorwaarden opgelegd, zoals bijvoorbeeld aan het werk blijven, en wordt er ingezet op contact tussen dader en slachtoffer om in te spelen op het schuldbesef en de empathie van de delictpleger. Indien het traject met succes wordt afgerond, zal de rechter overgaan tot een vonnis, wat bijvoorbeeld een opschorting van straf kan zijn.
Door deze geïndividualiseerde jongerenopvolgingstrajecten wil men voorkomen dat de jongeren na kleine misdrijven ongestraft blijven of meer en ernstigere misdrijven gaan plegen. Want dat zou kunnen leiden tot een gevangenisstraf, waar ze dan weer in contact komen met andere, misschien meer doorgewinterde criminelen en waarna het oppikken van de draad of het vinden van werk veel moeilijker wordt.
Het project van de Jongerenopvolgingskamer (JOK) zou de komende twee jaar wetenschappelijk opgevolgd worden en bij een gunstige evaluatie over heel Vlaanderen worden uitgebreid, zo hebt u gesteld in de pers, minister. U zei ook dat u hiervoor een bedrag van 210.000 euro vrijmaakt.
In uw beleidsnota lezen we volgende beleidsdoelstelling: “Ik bekijk samen met de justitiehuizen welke initiatieven we hiertoe kunnen nemen om jongeren op de overgang van minder- naar meerderjarigheid adequater te begeleiden en op te volgen alsook om het recidiverisico te verminderen.” In de toelichting bij de begroting 2020-2021 hebt u gesteld: “Finaal moet ook de overgang van minder- naar meerderjarigheid adequater gebeuren bij jeugddelinquenten. Bij minderjarigheid vallen ze onder de diensten van mijn collega minister van Welzijn, bij meerderjarigheid gaan ze voor opvolging over naar de justitiehuizen, die onder mijn bevoegdheid ressorteren. Tussen beide diensten moeten er dus afspraken gemaakt worden om die overgang zo vlot mogelijk te laten verlopen, zodat er geen lacunes meer zouden zijn.”
Voor onze partij, CD&V, is de ketenaanpak heel belangrijk, minister. Er zijn een aantal interessante lokale projecten. Bij de bespreking verwees u toen naar evidencebased beleid en een wetenschappelijke studie die u wilde lanceren, samen met de minister van Welzijn.
Vanuit mijn bekommernis voor die overgang van minderjarigheid naar meerderjarigheid, en de leeftijdsgroep van 18 tot 25, heb ik de volgende vragen. Het is een thema dat ook regelmatig aan bod komt in de commissie Welzijn, maar dan niet wanneer het gaat over jongeren die iets hebben mispeuterd of een misdrijf hebben gepleegd. Ook voor jongeren in de jeugdhulp is dit een heel belangrijke fase en een heel belangrijke doelgroep.
Minister, kunt u meer duiding geven over de afspraken die gemaakt werden tussen de Jongerenopvolgingskamer van de rechtbank van Antwerpen, het parket, het justitiehuis en het CAW? Welke rol speelt het justitiehuis hierin?
Op welke manier wordt de link met hulpverlening gemaakt?
Hoe verhoudt het project zich tot de reacties en/of voorwaarden van het parket en/of werkstraffen opgelegd door de rechtbanken?
Kunt u meer toelichting geven over de wetenschappelijke opvolging van het project?
Wat is de stand van zaken van de wetenschappelijke studie waarover u sprak tijdens de begrotingsbespreking?
Hoelang zou dit project in Antwerpen lopen? Kunnen ook andere projecten intekenen, overeenkomstig de plannen voor verdere uitrol? Hoeveel budget is er in totaal beschikbaar?
Hoe ziet u een verdere uitrol van het project over heel Vlaanderen? Zullen dergelijke jongerenopvolgingstrajecten een structureel aanbod worden?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik zal niet herhalen wat collega Schryvers al deskundig heeft uitgelegd.
Initiatieven om recidive te voorkomen en daders goed op te volgen, zijn initiatieven die enkel aangemoedigd kunnen worden. Er moet echter ook worden gekeken naar de pijnpunten in het huidige systeem die zulke initiatieven nodig maken. Het is noodzakelijk om daadkrachtig op te treden van zodra een jongere opnieuw een delict pleegt. Dit project zou dan ook moeten aanzetten om de huidige maatregelen en straffen die genomen worden voor jongeren, te evalueren omdat er blijkbaar van uitgegaan wordt dat één enkele straf niet voldoende is waardoor sommige jongeren nu eenmaal toch hervallen. Daarnaast kunnen er ook bij de doelgroep van plegers van geweldmisdrijven ernstige vragen worden gesteld. De veiligheid van de maatschappij moet dan ook altijd vooropstaan. Het is daarbij onverantwoord om jongeren die geweldsmisdrijven plegen, vrij te laten rondlopen als er een groot gevaar is op recidive
Minister, kunt u de werking van deze Jongerenopvolgingskamer toelichten?
Hoeveel justitieassistenten zullen voor dit project worden ingezet? Krijgen de justitieassistenten hiervoor een specifieke opleiding?
Waarom werd er voor Moderator als partner gekozen? Welke rol neemt deze op? Heeft deze genoeg personeelscapaciteit om deel te nemen aan dit project?
Kan deze Jongerenopvolgingskamer ook zijn doelen bereiken wanneer het slachtoffer niet in gesprek wenst te gaan? Hoe zal ervoor worden gezorgd dat het belang van de slachtoffers steeds vooropstaat?
Hoe zal deze Jongerenopvolgingskamer specifiek recidive voorkomen?
Welke initiatieven worden genomen om ervoor te zorgen dat deze kamer zowel op preventie als repressie inzet?
Hoe zal de samenwerking tussen de verschillende actoren worden gestroomlijnd?
Hoe zal deze Jongerenopvolgingskamer inspelen op de criminogene noden van de jongeren?
Hoeveel jongeren zullen er maandelijks kunnen worden opgevolgd door deze Jongerenopvolgingskamer?
Waar ligt de grens bij personen die geweldsmisdrijven plegen? Wanneer zijn de feiten te zwaar om hiervoor in aanmerking te komen?
Hoe zal deze werking het gevoel van straffeloosheid bij deze jongeren tegengaan?
Wanneer wordt een traject van deze kamer als succesvol verklaard?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, bedankt om de vraag te stellen.
Het spreekt voor zich dat justitie snel moet werken en dat er kordaat wordt gereageerd wanneer er een feit wordt gepleegd, zodat het niet jarenlang duurt. Helaas kennen we de staat van justitie, waar heel wat mensen heel hard werken, versta me niet verkeerd. Ik weet dat collega Van Quickenborne er fel mee bezig is. Ik hoop dus dat er snel verandering komt, maar dat wil niet zeggen dat Vlaanderen intussen niets moet doen.
We leggen de focus op jongeren van 18 tot 25 jaar omdat uit de cijfers blijkt dat, wanneer zij in eerste instantie misschien beperkte feiten plegen, ze overstappen naar zwaardere feiten als men niet snel reageert. Men heeft een gevoel van straffeloosheid want het duurt zo lang. Het kan niet zijn dat die vrij jonge criminelen vervallen in zwaardere feiten, met alle gevolgen van dien, ook voor het slachtoffer dat die hele periode in de kou blijft staan. Vanuit die optiek, enerzijds het slachtoffer, anderzijds de jonge criminelen, hebben we beslist om een proefproject op te starten. De vraag is ook gekomen vanuit het Openbaar Ministerie. Als men een proefproject wil doen slagen, heeft men sterke mensen nodig die zich daarachter willen zetten.
Binnen het huidige proefproject zal het Openbaar Ministerie de betrokkene zo snel als mogelijk na de feiten dagvaarden voor de Jongerenopvolgingskamer. Het is het Openbaar Ministerie dat beslist welke betrokkenen de kans krijgen om in het traject stappen. Ik kan u geruststellen dat men dat op een juiste manier zal doen omdat men voldoende ervaring heeft.
Wanneer het Openbaar Ministerie beslist om een verdachte te dagvaarden, zal zij het justitiehuis vatten met de vraag een maatschappelijk verslag en een opvolgingsplan met voorwaarden op te maken. De voorwaarden zijn gekoppeld aan de actuele problematieken van de betrokken. De voorwaarden zijn ook aanpasbaar gedurende het traject. In die voorwaarden wordt ook een traject met de hulpverlening gestart.
Het Openbaar Ministerie zal ook het slachtoffer informeren over de mogelijkheid tot bemiddeling via de dienst Moderator vzw. Moderator doet in Antwerpen de bemiddeling tussen slachtoffer en dader. Die bemiddeling moet helpen om schuldinzicht te creëren bij daders. Zo komen we ook tegemoet aan de vaak gehoorde nood van slachtoffers om hun stem te laten horen, om de dader te kunnen confronteren met de feiten en de gevolgen ervan. Die bemiddelingsprocedure is volledig vrijwillig en enkel als het slachtoffer dat wil.
Op de eerste zitting moet de jongvolwassene dan zijn opvolgingsplan ondertekenen. Iedere maand daaropvolgend vindt er opnieuw een zitting plaats, waarbij de opvolging van de voorwaarden gecontroleerd worden, op basis van het verslag van de justitieassistent, en eventueel bijgestuurd wordt. Dit is belangrijk om het gevoel van straffeloosheid te vermijden. Een jongere die een geweldmisdrijf pleegt, komt nu anderhalf tot twee jaar later pas voor. Dat willen we absoluut vermijden. Vandaar de eerste zitting en elke maand daaropvolgend, om net de jonge crimineel bij het nekvel te nemen en dicht op te volgen.
De straf wordt pas op het einde bepaald. Op die manier heeft de rechtbank een stok achter de deur, in afwachting van de manier waarop de betrokkene mee wil werken. De jongere zal zo maximaal tien maanden worden opgevolgd door de Jongerenopvolgingskamer. Op het einde van het traject volgt een gepaste uitspraak op maat.
Tussen de samenwerkingspartners werd afgesproken om vijftig dossiers per jaar in het project te laten instromen omdat het om een proefproject gaat. Daarvoor wordt de subsidie van ongeveer 210.000 euro dus over alle deelnemende partners verdeeld en wordt er bij het justitiehuis één voltijdse toegevoegd aan het probatieteam. Het parket doet de dossierselectie en bepaalt hierbij welke dossiers doorstromen in het project.
Om de nodige samenwerking te stroomlijnen, hebben alle partners in het begin van het jaar samengezeten en hun werking aan elkaar toegelicht. Er is ook een draaiboek gemaakt opdat de werking goed op elkaar afgestemd zou zijn. Daarnaast worden alle partners samengebracht in de ketenwerking KOMPAS+, die nu, op mijn vraag, wordt omgevormd tot een KOMPAS+18. Zo verliezen we plus 18 niet onmiddellijk uit het oog. In de originele ketenwerking van KOMPAS+ zitten politie, parket, stad, jeugdhulp, onderwijs enzovoort en wordt een minderjarige veelpleger opgevolgd tot 18 jaar. Door het traject verder te laten doorlopen in een KOMPAS+18, wordt de jongere niet plots losgelaten op zijn 18e en kan alle info van de ketenpartners van een minderjarige worden meegenomen naar alle ketenpartners van een meerderjarige. De wisseling van minderjarigen naar meerderjarige is natuurlijk cruciaal.
Tijdens de opstartfase komt er ook tweemaandelijks een stuurgroep bijeen met vertegenwoordiging van de verschillende partners alsook leden van mijn administratie en kabinet om operationele en praktische zaken, knelpunten en eventuele problemen te bespreken en bij te sturen waar nodig.
Vooraleer te spreken over een mogelijke structurele inbedding van dit proefproject, moet het project eerst door alle betrokken partners worden geëvalueerd en moeten we het project ook de tijd geven om zichzelf te bewijzen. Initieel zal het project een jaar lopen, en indien we een positieve vooruitgang zien, dan zal dit met een jaar worden verlengd.
Wat betreft het wetenschappelijk onderzoek, bekijken we in hoeverre het lopende praktijkgericht onderzoek rond de ketenaanpak KOMPAS+ eventueel uitgebreid kan worden naar de Jongerenopvolgingskamer. Zo kunnen we dit op een wetenschappelijke manier evalueren.
Indien het proefproject positief geëvalueerd wordt, zullen we dit verder uitbreiden. Het is niet de bedoeling om een wildgroei of versnippering in het aanbod te creëren. Als we zouden uitbreiden bij een positieve evaluatie, zal het op een gecoördineerde manier gebeuren, uiteraard in overleg met de andere ministers.
Stilstaan kan niet. Vandaar dit initiatief, dat er ook op vraag van het parket is gekomen. Het zou maar heel erg zijn als de politiek daar niet op zou ingaan. Laten we dus hopen dat het positief kan worden geëvalueerd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb daarnet ook al gezegd dat wij het volledig eens zijn dat er voor deze doelgroep wordt gezocht naar een specifiek traject om hen inderdaad goed op te volgen en om het signaal te geven dat er een duidelijke reactie vanuit de maatschappij is op een misdrijf. Het is veel beter om dat onmiddellijk te kunnen doen en op een goede manier te kunnen opvolgen dan een hele periode te wachten tot wanneer er een dagvaarding voor de rechter komt en men dan nog moet wachten op een straf.
Ik heb nog enkele vragen waar ik nog geen duidelijk antwoord op heb gekregen. Wat is de rol van de CAW’s? Ze werden uitdrukkelijk vernoemd. U zegt dat de jongere samen met de justitieassistent een opvolgingsplan opstelt dat maandelijks voor de rechter komt. Wat is de rol van het CAW hierbij?
U hebt het gehad over de bemiddeling met de slachtoffers. Het is vanzelfsprekend dat ook de slachtoffers daar mee in beeld komen. Is een bemiddeling of een vergoeding van de slachtoffers een voorwaarde om in het traject te kunnen stappen?
En ten slotte, wat mij nog niet helemaal duidelijk is: hoe is de verhouding tussen het arsenaal aan werkstraffen dat er momenteel is en de voorwaarden die het parket of de rechtbanken ook kunnen opleggen? Kunt u daarover meer duidelijkheid geven?
U hebt het ook nog gehad over de specifieke inzet bij het justitiehuis van Antwerpen. We weten natuurlijk dat dat het grootste justitiehuis is, met de meeste medewerkers, maar ook het meest bevraagd, op vele facetten van zijn werking. Dat heeft meerdere redenen, daar hebben we het al over gehad. Ik denk dat het ook een bepaalde logica in zich heeft dat het project daar start, en de vraag is ook van daaruit gekomen. Dat lijkt me goed. Maar het is dan ook wel nodig om daar doorheen de evaluatie mee de personeelsinzet te monitoren.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ik heb echter toch op enkele vragen geen antwoorden gekregen. Namelijk: hoeveel justitieassistenten er voor het project ingezet zullen worden, en of hiervoor ook een specifieke opleiding zal voorzien worden.
U haalde ook even kort Moderator vzw aan, maar ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of deze vzw genoeg personeelscapaciteit heeft om deel te nemen aan dit project.
En dan nog een zeer belangrijke vraag, die net ook door collega Schryvers werd aangehaald: kan deze kamer ook haar doel bereiken als het slachtoffer niet in gesprek wenst te gaan? Hoe zal er dan voor gezorgd worden dat het slachtoffer altijd voorop, op de eerste plaats zal komen te staan? Wat als dergelijk gesprek een voorwaarde vormt in het traject, maar het slachtoffer hier niet voor open staat? Dat vraag ik me toch af.
En ook zeer belangrijk, misschien wel dé belangrijkste extra vraag: waar ligt de grens bij personen die geweldmisdrijven plegen? Wanneer zijn de feiten te zwaar om hiervoor in aanmerking te komen? Jongeren die zware geweldmisdrijven plegen zouden onzes inziens dan ook niet in aanmerking mogen komen voor dergelijk traject. En, als ik het goed gehoord heb, minister, gaat het hier over een traject van 10 maanden. Is dat een vaste periode, of is dat naargelang de feiten?
U gaf daarnaast ook in uw beleids- en begrotingstoelichting aan dat er nog meer ingezet zal worden op de ketenaanpak, waaronder Kompas+. U haalde ook al de wetenschappelijke studie aan, naar de resultaten van deze ketenaanpak, zodat deze methode ook evidencebased gevaloriseerd kan worden met het oog op een verdere uitrol in Vlaanderen. Wat is de huidige stand van zaken omtrent dit onderzoek, en welke lessen neemt u hieruit mee?
Minister Demir heeft het woord.
Voor de duidelijkheid, collega’s – dat heb ik misschien niet voldoende benadrukt – kan ik u geruststellen dat jongeren die heel zware feiten hebben gepleegd, hiervoor niet in aanmerking zullen komen. Ik denk dat dat wel voor zich spreekt. Het gaat echt over jongeren die de eerste keer een beperkt feit hebben gepleegd, om te vermijden dat ze zwaardere misdrijven zouden gaan plegen. Het gaat over die groep. Plegers van zwaardere feiten, waarover verschillende collega’s zich ongerust maakten, komen niet in aanmerking. Het parket beslist natuurlijk wie in het traject kan stappen en wie niet. Maar ik kan u in ieder geval geruststellen dat de zwaarste geweldfeiten hier niet in aanmerking komen.
Wat de justitieassistenten betreft: dat is misschien niet duidelijk, maar ik heb heel duidelijk gezegd, collega Blancquaert, dat één fulltimemedewerkster daarop gezet wordt in de beginfase. We gaan 17 extra personen aanwerven in Antwerpen. Die aanwervingen zijn ook volop bezig. Dus één iemand zal zich met dit proefproject bezighouden. Wij verwachten een vijftigtal dossiers per jaar. De justitieassistenten worden onmiddellijk door het parket op de hoogte gebracht. Zij zijn ‘in charge’.
Wat de rol van de CAW’s betreft: dat hangt er van af of er hulpverlening nodig is. In dat geval zullen zij worden ingeschakeld. Maar het is dus vooral de justitieassistent die hier ingeschakeld wordt.
Betreffende de voorwaarden: het is het slachtoffer dat beslist of een bemiddeling al dan niet doorgaat. Ik denk dat het van groot belang is dat het slachtoffer daarover zal beslissen.
Ik heb verwezen naar 210.000 euro subsidies. Die subsidies worden verdeeld onder de verschillende partners, waaronder ook Moderator vzw. Het terugbetalen van slachtoffers zal ook deel uitmaken van de voorwaarden. Een werkstraf kan bijvoorbeeld op het einde van het traject worden toegekend, afhankelijk van hoe de rechter oordeelt. Hij kijkt daarvoor ook naar het traject.
Slachtoffers zijn en blijven centraal in dezen. Zij beslissen zelf over de bemiddeling. Als er geen bemiddeling is, dan zal de dienst slachtofferonthaal nog steeds het slachtoffer bijstaan.
Het Kompas+-onderzoek is dit jaar gestart. Op dit ogenblik is het dus nog wat te vroeg om daarover een stand van zaken te geven.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw reactie. Het is goed dat er zulke projecten worden opgezet, maar ze moeten natuurlijk ook op een goede manier worden opgevolgd. Hier zijn natuurlijk wel veel partners bij betrokken, en er zijn toch ook nog wel een heel aantal aandachtspunten die naar voor komen. Ik verwijs inderdaad naar de positie van het slachtoffer, die we absoluut willen erkennen. Dat komt vaak terug, en ik zal dat ook vaak blijven herhalen dat er voldoende aandacht moet zijn voor het slachtoffer.
Maar we moeten natuurlijk goed opletten dat, als het slachtoffer geen bemiddeling wil en dit traject dus niet kan starten, er niet opnieuw straffeloosheid ontstaat. Dat moeten we wel bewaken. Betreffende de belasting van de justitieassistenten – u hebt inderdaad gezegd dat het over één bijkomend iemand gaat –: daar zullen we goed moeten opvolgen welke werklast dat geeft per traject. Er is een maandelijkse opvolging bij de rechtbank, en dan …
Mevrouw Schryvers, kunt u afronden alstublieft?
... dat is ook altijd belangrijk. Maar u hebt gezegd ‘tien maanden’, dus we zullen het over tien maanden opnieuw vragen, minister.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Nogmaals bedankt voor het antwoord, minister, en voor de verduidelijking. Mijn excuses als ik het antwoord over het aantal justitieassistenten gemist heb – ik wijt het aan de voetballende buurjongens – maar ik ben ook blij dat u aanhaalt dat jongeren die zware feiten plegen, en zeker zware geweldfeiten, hiervoor niet in aanmerking zullen komen. Als ik het goed begrijp zal de rechtbank zelf beslissen waar de grens van de misdrijven ligt. Ik kan zeker collega Schryvers bijtreden als het gaat over de goede opvolging van de slachtoffers. Zij staan en blijven op de eerste plaats, dat blijft onze hoogste prioriteit. Initiatieven om recidive te voorkomen en daders goed op te volgen, zijn initiatieven die het Vlaams Belang enkel maar kan aanmoedigen. We blijven het dus opvolgen, en nogmaals bedankt voor het antwoord. Tot over tien maanden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.