Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, deze commissie Justitie behandelt een aantal zeer zware thema’s, van kinderen die slachtoffer worden van geweld tot eergerelateerd geweld, waar vooral meisjes en jonge vrouwen het slachtoffer van worden. Ik ben zeer blij dat u daar aandacht aan schenkt, minister.
U betoelaagt het Family Justice Center (FJC) van Limburg met 160.000 euro om twee jaar lang een proefproject uit te werken rond eergerelateerd geweld. Het is de bedoeling om dit dan later verder uit te breiden naar andere Family Justice Centers. Volgens de pers sluit u hiermee aan bij een opleidingstraject dat al gaande was.
Een honderdtal professionals wordt opgeleid door een Nederlandse organisatie. Het gaat er eerst om eergerelateerd geweld te onderkennen. Vervolgens wordt ook bekeken wat dat dan betekent voor de omgang met slachtoffer en dader. Speerpunten voor het project zijn een laagdrempelige toegang en de snelle opbouw van expertise rond dit fenomeen. De meesten onder ons denken bij eergerelateerd geweld aan een eremoord, maar er is naast dit extreme voorbeeld uiteraard nog heel wat meer eergerelateerd geweld: bedreiging, verstoting, uithuwelijking enzovoort.
Er was blijkbaar al een traject gaande. Daardoor kan er snel geschakeld worden. Wat kan er extra verwezenlijkt worden door de betoelaging?
U wilt dit later verder uitrollen naar andere Family Justice Centers. Hoe ziet u dat concreet? In welke mate verschilt de problematiek van regio tot regio?
Kunt u meer toelichting geven bij de opleidingen in dit kader? Wie neemt eraan deel? Wat is de inhoud en in welke mate is dat dadelijk toepasbaar? Wat zijn de eventuele vervolgtrajecten?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, als we kijken naar de Family Justice Centers van Mechelen en Antwerpen, waar ze al rond het thema werken, stellen we vast dat men case by case werkt, zonder echte methodologie. In andere landen, zoals Nederland, staat men daar veel verder in. Daarom hebben we beslist om het proefproject te starten binnen het FJC in Limburg, omdat we daar een zeer goede medewerkster hadden die zich daar al in had verdiept
De focus van de twee referentiepersonen ligt op herkennen, analyseren, veiligheid inschatten, familiebanden in kaart brengen, samenwerken met hulpverlening, politie en justitie in dossiers, en gespreksvoering starten. Door dit proefproject kan er ook bijkomend ingezet worden op Limburgse casussen van eergerelateerd geweld, maar zal er ook een aanbod komen naar de andere Vlaamse regio’s, via het betrokken FJC of de ketenaanpak.
Het is de ambitie om zowel tijdens als na afloop van dit proefproject aan de slag te gaan met de ervaringen, goede praktijken, knelpunten en beleidsadviezen die eruit voortkomen. Naar aanleiding van de ervaringen binnen dit project zal FJC Limburg een praktijkgericht casebook samenstellen.
In de loop van 2021 zullen er ook vervolgopleidingen plaatsvinden, die toepasbare handvatten moeten geven aan de betrokken Vlaamse professionals om beter met de problematiek om te kunnen. Er komt een verdiepingstraining voor ongeveer zestig medewerkers, sterk gericht op hoe ze moeten handelen in casussen, welke vaardigheden en competenties ze moeten aanbrengen, en hoe ze specifiek handelen in geval van bijvoorbeeld verloving, huwelijk, vrijwillige schaking, gedwongen huwelijk enzovoort. Ze moeten bepaalde zaken ook goed herkennen.
Ten tweede voorzie ik ook in een specifieke training voor dertig medewerkers van de politie- en justitieketen die gericht is op inzicht in mogelijke veiligheidsinterventies bij eergerelateerd geweld, bijvoorbeeld door gespreksvoering bij slachtoffers en daders, hoe moeilijk dat ook zal zijn. Voor alle duidelijkheid: ik moet tot op heden vaststellen dat die slachtoffers vaak meisjes zijn die de problematiek nergens bespreekbaar konden maken omdat het iets ingewikkelds is, in die zin dat daar ook heel veel taboes over bestaan. Wij kennen dat fenomeen misschien niet zo goed.
Het lijkt mij goed dat we hierin investeren, en dat FJC Limburg dat ook trekt. Want we stellen ook vast, zeker in Genk, waar ik woon, dat we vaak te maken hebben met zulke slachtoffers. Ik herinner mij dat zoveel jaar geleden zelfs mijn vader moest tussenkomen in eergerelateerd geweld en gedwongen huwelijken, omdat die slachtoffers eigenlijk niet wisten waar ze naartoe moesten.
Vanuit het beleid hebben we vaak onze ogen gesloten, denk ik, en hebben we die slachtoffers toch een beetje in de steek gelaten. Mijn bedoeling is dat we die ervaring meenemen, en dat we dat vervolgens kunnen uitbreiden naar de rest van Vlaanderen. Ik hoop dat dat goed zal gaan met het proefproject dat we nu starten.
Het is ook belangrijk om te weten dat we natuurlijk ook samenwerken met het Nederlands expertisecentrum Sterk Huis. Zoals ik eerder al heb gezegd, staat Nederland daar veel, veel verder in, ook in het herkennen van eergerelateerd geweld. Onze centra intrafamiliaal geweld, die we vanaf eind dit jaar zullen uitrollen, zullen natuurlijk ook structureel deel uitmaken van die werking. Want we mogen niet gewoon zeggen dat dat niet tot onze cultuur behoort, of dat het hier niet bestaat, en zo die slachtoffers in de steek laten. Ik vind echt dat we er als overheid mee voor moeten zorgen dat we die slachtoffers een veilige haven geven in Vlaanderen, en daarvoor optreden.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik kan daar volledig mee instemmen. Het is zeer belangrijk om dat taboe te doorbreken, om het bespreekbaar te maken. Ik heb er zelf als Vlaamse vrouw misschien minder voeling mee, maar we kennen natuurlijk wel allemaal de verhalen van meisjes die enorm gecontroleerd worden door hun directe omgeving, door hun gemeenschap, bijna tot op het stalkende af, als ik het zo mag noemen. Het lijkt mij dus zeer belangrijk om die meisjes inderdaad naar effectieve hulp toe te leiden, en dat voor hen bespreekbaar te maken.
U gaf in uw antwoord aan dat voor het project enkele referentiepersonen gedurende twee jaar daarmee bezig zullen zijn, en aan de slag zullen gaan met deze problematiek. Ik denk inderdaad dat het ook noodzakelijk is om daar een langere termijn op te zetten, zodat er voldoende informatie en voldoende expertise kan worden opgebouwd.
Minister, ik heb nog een kleine bijkomende vraag. Hebt u zicht op een eventuele tussentijdse evaluatie die voor dit project zou kunnen worden gevoerd, bijvoorbeeld na een jaar?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, in uw beleids- en begrotingstoelichting en in het nieuwe plan ‘Hulp en dienstverlening aan gedetineerden’ werd ook een ander project in verband met eergerelateerd geweld uitgewerkt namelijk ‘EQUI-X’. Met dit herwerkte programma wordt vervolgens aan de slag gegaan met mannen in gevangenissen, om de link tussen mannelijkheid en geweld aan de kaak te stellen, stereotiepe ideeën rond het klassieke man-vrouwdenken te doorbreken en zo de kans op recidive te verminderen.
Het herwerkte programma wordt getest en geëvalueerd in de gevangenis van Ruiselede. De timing is 2020-2021.
Minister, kunt u het project verder toelichten? Op basis van welke criteria worden de respondenten geselecteerd? Is het project al bezig? Wanneer kunnen we de eerste resultaten van dit project verwachten?
Mevrouw Blancquaert, ik moet u vragen u te beperken tot bijkomende vragen over het onderwerp ter discussie. Ik nodig u uit om over uw specifieke vraag, die er ongetwijfeld zeer toe doet – ik spreek me niet uit over de relevantie –, een aparte vraag te stellen. We moeten de spelregels respecteren. Als u wenst in te gaan op een ander project dan het project rond eergerelateerd geweld dat net is toegelicht, dan nodig ik u uit om daarover een aparte vraag in te dienen. Minister, u hoeft niet te antwoorden op deze laatste bijkomende vraag.
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, ik kan niet alle projecten van buiten kennen, zeker niet diegene die mij niet op voorhand zijn gevraagd. We doen zoveel zaken.
Op de vraag van collega De Vreese kan ik heel kort zijn. Er is een stuurgroep, waarin veel stakeholders zitten. We evalueren om de drie maanden – misschien een beetje te veel. We sturen dus continu bij waar het nodig is.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, u evalueert meer dan ik had verwacht. Om de drie maanden is inderdaad zeer veel. Als parlementslid zal ik u af en toe vragen stellen over hoe het project verloopt en welke de resultaten zijn. We zijn natuurlijk nieuwsgierig naar het verdere verloop van het project.
Minister, ik ben blij dat u dit soort van initiatieven neemt en dat u eergerelateerd geweld hoog op de agenda zet. Het is verschrikkelijk wat sommige meisjes moeten ondergaan om zogenaamd de eer van de familie hoog te houden en de eer van de familie te zuiveren. Het project is heel belangrijk om de strijd tegen eergerelateerd geweld te blijven voeren en om er hard tegen op te treden. Slachtoffers moeten weten dat ze worden ondersteund en moeten weten waar ze terechtkunnen. We moeten blijvend het signaal geven dat in onze samenleving de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw een evidentie is en dat we dit soort bedreigingen en geweld niet tolereren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.