Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de hulplijn 1712 kreeg vorig jaar ruim 8000 oproepen waarbij 11.305 slachtoffers van geweld betrokken waren. Een ruime helft daarvan ging over kindermishandeling. Daarnaast zien we ook dat het aantal meldingen van partnergeweld met liefst 85 procent steeg. Ook over vechtscheidingen kreeg de hulplijn 28 procent meer oproepen binnen. Bij die beide problematieken waren samen ook nog eens 400 kinderen betrokken. In reactie op de cijfers stelde minister Demir terecht dat kinderen blootstellen aan partnergeweld ook leed veroorzaakt. Getuige zijn van mishandelingen, kan een even traumatiserend effect hebben als slachtoffer zijn. De minister pleitte dan ook voor extra aandacht.
Minister, u kondigde aan dat alle justitieassistenten een opleiding rond de kindreflex zullen krijgen, zodat ze nog meer aandacht geven aan het welzijn van kinderen in situaties van huiselijk geweld. De melding moet dus niet in eerste instantie over de kinderen zelf gaan, maar de kinderen kunnen komen uit gezinnen waar iemand het slachtoffer van geweld is.
Minister, wat houdt een opleiding rond de kindreflex juist in? Gaat het om een eenmalige vorming of past dit eerder in een permanent begeleidingstraject voor justitieassistenten?
Welke partners zullen hierbij worden betrokken?
Hoeveel middelen voorziet u hiervoor? Hoe verhouden deze middelen zich tot de huidige bezetting aan justitieassistenten?
Zult u naast deze opleiding ook nog bijkomende maatregelen nemen in de strijd tegen kindermishandeling, wanneer zij indirect slachtoffer zijn, en kinderleed bij partnergeweld?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, ik dank u om de vraag te stellen.
Het is van groot belang dat men met de studie die destijds is gemaakt, aan de slag gaat. De studie toont aan dat kinderen die worden blootgesteld aan negatieve ervaringen, in een latere fase van hun leven worden geconfronteerd met andere problemen.
Samen met het Vlaams Expertisecentrum is een opleiding gemaakt die systematisch in de justitiehuizen wordt gebracht. Er is een budget van ongeveer 42.000 euro vrijgemaakt.
Begin maart is de online basisopleiding voor alle justitieassistenten van start gegaan. In de basisopleiding leren de justitieassistenten hoe de kindreflex in elkaar zit en hoe ze ermee aan de slag kunnen gaan. Zo doorlopen ze de verschillende stappen van het stappenplan van de kindreflex. Dat gaat van het voeren van gesprekken met de justitiabelen over de kinderen en ouderschap tot het herkennen van eventuele verontrustende signalen. Justitieassistenten komen ook vaak thuis, zeker als het gaat over partnergeweld, en kinderen zijn daar altijd het slachtoffer van, indirect maar ook direct. Daarom is het belangrijk dat men zulke verontrustende thuissituaties bij huisbezoeken onmiddellijk opmerkt en de nodige hulpverlening op de hoogte brengt, zodat ook de bevoegde autoriteiten kunnen ingrijpen.
Het is ook de bedoeling om samen te werken met verschillende partners op het terrein. Begin april, als alle justitieassistenten de opleiding gevolgd hebben, volgen er nog vragenrondes zodat vragen beantwoord kunnen worden. De opleiding werd bovendien opgenomen, zodat ook nieuwe justitieassistenten de opleiding in de toekomst kunnen volgen. In het najaar volgen nog, hopelijk fysieke, workshops en verdiepingsmomenten voor alle justitieassistenten. Ook de leidinggevenden moeten de opleiding volgen.
Het is dus een heel traject, waarbij we niet zozeer gaan voor het aanvinken van een of ander formulier over wat we hebben opgemerkt, maar het gaat echt wel om een reflex, een mindset, die onze mensen moeten hebben om naar bepaalde situaties te kijken, om bepaalde signalen ook onmiddellijk op te vangen en om de bevoegde instanties hiervan op de hoogte te brengen.
Naast de kindreflex ben ik ook bezig met de opstart van het project Integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel Misbruik. Deze methodiek biedt een zeer geïntegreerde contextuele zorg voor alle betrokkenen bij intrafamiliaal seksueel geweld. Dat wil zeggen dat de hulpverlening gericht op de dader, en de hulpverlening gericht op het slachtoffer en andere kinderen binnen het gezin, alsook de begeleiding van de niet-misbruikende ouder op elkaar afgestemd moeten worden. Dat is vandaag helaas niet het geval. Kinderen worden in dergelijke situaties jammer genoeg nog altijd vergeten. Vandaar dat we dat project nu ook opzetten. We starten ermee in West-Vlaanderen, omdat men er daar in het verleden al ervaring mee had. De bedoeling is om het verder uit te rollen in heel Vlaanderen via de nieuwe centra intrafamiliaal geweld.
Voor deze nieuwe centra intrafamiliaal geweld ben ik samen met de partners op het terrein aan het kijken naar de bestaande goede praktijken, zoals de Family Justice Centers, om dit om te zetten tot één groot centrum intrafamiliaal geweld per regio, naar analogie met de Zorgcentra. Dat is een centrum waar alle diensten bij elkaar zitten: politie, dokters, justitie, parket enzovoort. We willen daar aan het slachtoffer, maar zeker ook aan de kinderen de juiste hulpverlening kunnen aanbieden.
Normaal gezien zouden we eind dit jaar met dit model klaar moeten zijn om het dan uit te rollen over de rest van Vlaanderen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik ben blij met uw antwoord. U zult op die manier werkelijk iets kunnen veranderen. Dit gaat duidelijk niet over eenmalige vorming, maar over een heel traject – online nu, later ook fysiek – waarmee de basis wordt meegegeven, waar mensen ook zelf vragen kunnen stellen, op basis van casussen die niet altijd evident zijn denk ik, en dat ze kunnen verdiepen. Inderdaad, het is een andere manier van kijken, denken en handelen. Het gaat voorbij de theorie. Ik ben heel blij dat u dat ook op die manier aanpakt.
Redelijk wat situaties van verontrusting worden nu gemeld in zijn algemeenheid, en zullen misschien in de toekomst ook vaker en sneller kunnen worden gedetecteerd door uw diensten. Maar de zorg die ik daarbij wel heb is dat deze zaken vaak achteraf geen passend gevolg kennen, omdat er soms heel weinig plaats is om die kinderen te begeleiden of op te vangen. Dat is een zorg, maar het is een zorg die ik eerder zal moeten uiten bij een collega van u. Ik heb wel een aantal vragen over hetgeen u aangegeven hebt verder te zullen doen. Als u vindt dat die vragen te ver leiden dan zal ik daar in een komende commissie wel een aparte vraag over stellen.
Ik ben zeer blij met de manier waarop u seksueel misbruik wilt aanpakken. Het klopt dat de niet-misbruikende ouder meer begeleiding nodig heeft, omdat we niet zelden zien dat die in een enorm loyauteitsconflict verzeild geraakt. Dat is natuurlijk pijnlijk voor de persoon zelf, maar vaak ook voor het kind, wanneer de niet-misbruikende ouder nog verder een relatie wil aangaan met de ouder die het kind heeft misbruikt. Dat is een aspect waar ik heel blij om ben. Het is wel geregeld zo – misschien bent u daar al mee bezig – dat zaken worden geseponeerd bij gebrek aan bewijs. Het is vaak moeilijk voor kinderen om zoiets te melden, het komt vaak na datum, soms tijdens een opname bijvoorbeeld, en het is ook helemaal niet eenvoudig om dan te bewijzen wat er is gebeurd. Het is niet omdat iets niet bewezen kan worden, en niet vervolgd wordt, dat het niet is gebeurd, en dat het kind daar niet onder lijdt. Dat weten we allemaal, denk ik.
In welke mate voorziet u ook hulp voor slachtoffers die volgens de justitiële weg op een bepaald moment niet meer aanzien worden als slachtoffer omdat de zaak wordt geseponeerd? Wij merken dat de kinderen op dat moment vaak helemaal in een donker gat vallen. Die komen dan wel bij welzijn terecht, maar ik zou toch graag de expertise die in die centra aanwezig ook meer ingezet zien voor die gevallen. Denkt u dat dit mogelijk is, of denkt u van niet?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Van den Bossche, wat uw laatste vraag betreft, ben ik het zeker met u eens dat daar veel meer aandacht naartoe moet gaan. Op het eind van mijn antwoord heb ik verwezen naar de nieuwe centra intrafamiliaal geweld die we eind dit jaar willen uitrollen en waarvoor de nodige extra 9 miljoen euro is vrijgemaakt. Ik denk dat we wel eens goed moeten kijken hoe we de nodige aandacht kunnen vestigen op zaken die geseponeerd worden, zeker bij kinderen.
Ik ben het ook eens met uw bezorgdheid dat er ook een gevolg moet komen als justitieassistenten met een kindreflex een aantal zaken detecteren. Met ons kabinet, met de collega die daarvoor bevoegd is, zijn we aan het afstemmen, zodat daar ook de nodige hulpverlening op volgt.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik ben zeer blij dat u de laatste suggestie ook meeneemt bij de verdere ontwikkeling van die centra. En ik ben het met u eens dat er een gevolg moet komen na een detectie. Zo niet, riskeren we dat de persoon die een vertrouwensrelatie is aangegaan met het gezin, dat vertrouwen niet meer krijgt en dat het kind zelf niet geholpen is. Dan zijn we nog verder weg van wat we willen bereiken.
Zeer hard bedankt voor uw inspanningen en uw helder antwoord. Ik kom er op een later moment graag nog eens op terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.