Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, collega’s, Vlaanderen heeft een aantal duidelijke en realistische klimaatambities in het vooruitzicht gesteld en in dat kader is het van groot belang dat we alle bestuursniveaus in Vlaanderen meehebben in dit verhaal.
Minister, u werkt in dit kader aan een lokaal energie- en klimaatpact waarin een aantal duidelijke engagementen worden bepaald van zowel de Vlaamse Regering als de lokale besturen. De lokale besturen zijn en blijven een belangrijke bestuurslaag in ons Vlaams administratief landschap, maar zijn tevens het niveau waarop concrete acties of beleidsinitiatieven onmiddellijk een opmerkelijke impact kunnen genereren.
Het is vanzelfsprekend van belang dat de Vlaamse Regering een actieve rol speelt, maar we mogen ook van lokale besturen verwachten dat ze niet optreden als een remmende factor op de ontwikkeling van een modern energiebeleid. Zo stelde ik naar aanleiding van mijn schriftelijke vraag vorig jaar vast dat bepaalde gemeenten in deze legislatuur een heffing hanteren voor de installatie van masten en pylonen. In sommige gemeenten worden windmolens expliciet vrijgesteld van dergelijke belasting, in andere gemeentereglementen wordt daar geen melding van gemaakt. Dat heeft tot gevolg dat het opwekken van groene energie op deze manier sterk wordt afgeraden. Dit ligt niet in lijn met het Vlaamse klimaat -en energiebeleid maar ook niet met de omzendbrief van 2019 in dat kader.
Minister, zult u in gesprek treden met de betrokken lokale besturen die een heffing zonder vrijstelling hanteren om hun beleid in dit kader bij te sturen?
Zult u desgevallend concrete maatregelen nemen in het kader van het lokaal energie- en klimaatpact om dergelijke contraproductieve heffingen niet langer mogelijk te maken?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik zal beginnen met een korte schets van het juridisch kader. Wat de Europese rechtspraak betreft, verbieden de Europese richtlijnen de lidstaten niet om hernieuwbare energiebronnen te belasten. Het komt aan de lidstaten zelf toe om te oordelen of belastingvrijstellingen of -verminderingen nodig zijn om nationale streefcijfers voor duurzame energie te halen.
Nationale rechtspraak, onder andere van de Raad van State, bepaalt dat de hoogte van de gemeentebelasting op hernieuwbare energie aanvaardbaar is zolang dit de aanmoediging van het gebruik van hernieuwbare energie op een ander niveaus niet tenietdoet. Er is ook geen wettelijk of decretaal kader dat een verbod oplegt om windmolens te belasten.
Conclusie, het is gemeenten niet verboden om ook windmolens te belasten in het kader van een algemene belasting op masten en pylonen, maar een vrijstelling kan dus wel. De meeste gemeenten die een belasting op masten en pylonen heffen, passen deze vrijstelling ook toe. Op dit moment zijn er nog maar negentien gemeenten of 6 procent die effectief een belasting heffen op windmolens.
Ik probeer een consequente lijn te volgen en die bestaat erin dat ik de lokale autonomie maximaal respecteer. Gemeenten moeten zelf inschatten wat er op basis van de lokale omstandigheden nodig is en moeten zelf bepalen welke belastingen ze wel of niet heffen binnen de bestaande wettelijke randvoorwaarden. Ik kan als toezichthoudende overheid optreden om deze belastingreglementen te toetsen aan de wet en het algemeen belang, maar er is tot op heden onvoldoende grond om op te treden tegen deze lokale belastingreglementen.
Het is ook mijn eigen visie dat we moeten opletten dat een beleidsdoelstelling op het Vlaamse en op het federale niveau, hoe eerbaar ook, niet tot gevolg heeft dat de lokale autonomie, in dit geval de fiscale autonomie, zou worden ingesnoerd om bij te dragen aan die doelstelling. Dat is een gevaarlijk pad, omdat men dan op 101 manieren de lokale autonomie kan beperken, terwijl ik net voorstander ben van méér lokale autonomie.
Om eenzelfde doelstelling te bereiken, zijn verschillende instrumenten inzetbaar. Ik denk dat we daar de ruimte moeten laten aan de lokale besturen om dat zelf te doen. Principieel ben ik dus geen voorstander van het inperken van de lokale autonomie. Maar we hebben natuurlijk dat lokaal energie- en klimaatpact, dat we met individuele gemeenten willen sluiten. We stimuleren de gemeenten om concrete engagementen op te nemen op het vlak van verduurzaming, bijvoorbeeld participatie aan hernieuwbare energie, mobiliteit, vergroening, ontharding en collectieve renovaties. We vragen ook om het draagvlak voor hernieuwbare energie te verhogen en we duiden in de tekst van het pact dat een belastingvermindering of -vrijstelling voor hernieuwbare energie aanbevolen wordt.
Ik zal in gesprek gaan met die negentien gemeenten via het lokaal energie- en klimaatpact en hen erop wijzen dat zij bij de uitvoering van dat plan ernstig moeten nadenken of dat wel verzoenbaar is met een belasting op windmolens en of ze daar die vrijstelling, wanneer ze al een belasting hebben op pylonen, ook niet voorzien voor windmolens. Dat is de houding waarmee ik naar dat pact kijk. Ik gebruik het als een hefboom om met hen in dialoog te gaan en hen ervan te overtuigen om de autonomie die ze hebben, niet te gebruiken tegen hernieuwbare energie.
Wat ik niet ga doen, is daar een absolute voorwaarde van maken ter ondertekening van het Lokale Energie- en Klimaatpact, omdat ik denk dat er ook geen een-op-eenrelatie is tussen een windmolen en een lokale belasting. Ik vind die lokale belastingen niet verstandig. Ik ben daar niet enthousiast over. Ik begrijp dat dat vanuit een ecologisch oogpunt een zeer betwistbare belasting is. Het is wel de vrijheid van de gemeenten om dat te doen, maar ik ga hen daarop aanspreken, om te trachten ervoor te zorgen dat zij inzien dat in het kader van een duurzaam beleid en in het kader van het ondertekenen van een lokaal energie- en klimaatplan, de consequentie voor henzelf erin zou moeten bestaan dat ze die belasting loslaten.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord, maar u zult het mij niet helemaal kwalijk nemen dat ik eigenlijk niet tevreden ben met uw antwoord. Ik zal u zeggen waarom. Er zijn een kleine 300 gemeenten die een burgemeestersconvenant ondertekend hebben, met een doelstelling tegen 2025 en zelfs tegen 2030. We staan daarmee als regio op de eerste plaats in Europa. Na ons komt Italië. Maar als je kijkt naar de inhoud van die burgemeestersconvenanten, is er nog heel weinig verwezenlijkt.
Ik zit zelf in het Comité van de Regio's (CvdR), waar u vroeger ook in zat. Ik ben ervan overtuigd dat het bottom-up moet zijn. We weten dat de grootste oorzaak, maar ook de grootste oplossingsgerichtheid, juist bij de gemeenten zit. Zij staan met hun botten in het veld. Zij weten wat er kan rond wegen, mobiliteit, renovatie enzovoort.
U kunt dan wel zeggen dat Europa het u niet toestaat en dat u voor fiscale autonomie bent enzovoort, maar die gemeenten die de burgemeestersconvenanten ondertekend hebben en die nu zien dat het een show was van vroeger, die ze niet kunnen waarmaken, en die straks bij u om meer centen komen vragen, zijn dezelfde gemeenten die ook zorgen voor bepaalde drempels die ingevoerd worden en die dus taksen heffen op de pylonen. En dat is een contradictio in terminis.
U zegt dat u voorstander bent van fiscale autonomie. Mag een gemeente dan bijvoorbeeld morgen beslissen om op alle verkeerslichten een taks te heffen, omdat ze die niet mooi vindt? Wat gaat u dan doen? Zeggen dat het niet mag, omdat het openbaar nut is? Maar misschien is een windmolen dan ook van openbaar nut, om de doelstelling te halen. Dat is een open vraag.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik vraag heel graag het woord, want het zal niet vaak voorvallen, maar ik moet mij hier toch veeleer aan de kant van onze minister scharen en voluit de kaart trekken van de autonomie van de gemeenten en mij met mijn partij verzetten – u weet dat – tegen de groene golf, die ooit opgestart is door Agalev en nadien Groen, en die echt alle andere partijen, behalve de mijne uiteraard, blijkt te hebben aangetast. Ik weet niet wat de heer Vaneeckhout dadelijk nog zal zeggen, want het gras lijkt hem volledig voor de voeten te zijn weggemaaid door de heer Gryffroy.
Ik benadruk nogmaals dat gemeenten in dezen inderdaad de autonomie hebben om te doen wat ze doen en dat dit absoluut prioriteit moet blijven hebben op de klimaatreligie, waar ik mij altijd tegen zal blijven verzetten.
De heer Warnez heeft het woord.
Deze vraag behelst eigenlijk twee belangrijke principiële discussies, enerzijds de discussie rond lokale groene energie en anderzijds die over fiscale autonomie. Dat vind ik ook wel een heel belangrijk punt dat we in acht moeten nemen, collega Gryffroy. De vraag is: hoe sterk vertrouwen we de lokale besturen? Of gaan we er vandaag van uit dat het louter gesubsidieerde ondergeschikte besturen moeten zijn? Ik stel het wat zwart-wit. Voor ons, voor alle duidelijkheid, gaat het richting dat vertrouwen.
De doelstelling die u aanhaalt, collega, is absoluut volledig terecht, namelijk lokale energieproductie stimuleren. Maar ook wij zitten op de lijn van de minister. We moeten in gesprek gaan met de lokale besturen richting het lokale energie- en klimaatpact en de burgemeestersconvenanten. Maar het juridisch gaan uitsluiten, dat is eigenlijk tegen de gemeentebesturen zeggen dat we hen niet vertrouwen. En dat is eigenlijk ook een beetje zeggen dat we niet geloven dat er ook redenen achter die belastingen kunnen zitten.
Ik kan die redenen hier niet allemaal opsommen. Ik kan niet namens al die lokale besturen met zo'n belasting spreken. U bent meer specialist dan ik, maar het kan bijvoorbeeld zijn dat een gemeente hinder bij buren of hinder op de omgeving ziet, en dat men die belasting dan gebruikt als een manier om de omgeving of de buren te gaan compenseren. Ik weet dat er andere manieren zijn, via coöperatieven enzovoort. En straks komt er nog een andere manier aan, collega Gryffroy, waaraan u heel hard aan het werken bent in het parlement. Ik weet dus dat die er zijn, maar ik weet ook dat er redenen zijn bij de lokale besturen, dus ik zou er toch voor pleiten om in gesprek te gaan en die redenen te gaan beluisteren, veeleer dan richting gesubsidieerde ondergeschikte besturen te gaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
U bent persoonlijk aangesproken door de heer Van Rooy.
Ik voel mij altijd gecharmeerd als ik persoonlijk aangesproken word, dus geen enkel probleem. Ik zal ook dag na dag de groene boodschap blijven vertolken, want als ik zie wat de resultaten op het terrein zijn, is die groene golf alleszins nog niet overal doorgedrongen. Ik maak me daar weinig zorgen over. En het gras zal misschien altijd groener zijn aan de overkant, maar ik voel alvast nog geen gras weggemaaid worden voor mijn voeten.
Minister, ik wil nog eventjes inhoudelijk ingaan op wat volgens mij het fundament van deze vraagstelling is, namelijk de financiële nood van lokale besturen. Ik wil het niet op flessen trekken, maar u weet dat wij altijd nog meer willen. Dat is ook niet nieuw. Lokale autonomie is, zoals collega Warnez schetst, wel een continuüm. Wij geven aan lokale besturen niet de absolute vrijheid om op eender welk domein alles te mogen doen. Collega Gryffroy gaf al een voorbeeld van wat er bijvoorbeeld niet kan. En we kiezen er op dit moment ook niet voor om alles te reguleren wat lokale besturen mogen doen. Ik vind het dus wel interessant dat we toch met enige zin voor nuance met het argument van lokale autonomie blijven omgaan, want er zijn toch altijd wel redenen om een aantal dingen, ook vanuit een verantwoordelijke Vlaamse overheid, in handen te durven houden.
Ik spreek me zelfs niet uit over deze casus op zich, want ik denk, zoals collega Warnez schetst, dat de eerste stap altijd moet zijn om in overleg te gaan en naar de grondoorzaken te kijken. En dat is dan die financiële nood van lokale besturen. Laat ons eerlijk zijn: los van visuele hinder, zijn veel van dat type belastingen ingevoerd omdat lokale besturen extra inkomsten zoeken. Ze gaan op zoek naar creatieve manieren om op een andere manier andere groepen en andere problemen in de samenleving eventueel een deel van de koek te laten meebetalen.
In dat opzicht, minister, moeten we het toch ook nog een keer hebben – ik verwacht daar nu geen concreet antwoord op – over de structurele financieringsnood van lokale besturen, en bijvoorbeeld de herziening van het Gemeentefonds. U hebt zich bereid verklaard om in de komende jaren een onderzoek te doen naar wat daar eventueel in de komende legislatuur zou kunnen worden gewijzigd. Wat is de stand van zaken daarvan?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Het is een interessant principieel spanningsveld dat door collega Gryffroy naar voren wordt gebracht. Ik ga zo dadelijk ook een beetje nuanceren.
Eerst en vooral moet u weten dat een van de grote principes uit onze grondwet op het gebied van fiscaliteit is dat gemeenten op alles belastingen kunnen heffen, behalve daar waar het algemeen belang of de wet dat inperkt. Er is dus eigenlijk principieel een zeer grote autonomie voor lokale fiscaliteit. Wie daaraan wil sleutelen en werken, moet dus weten dat hij naar de kern gaat van wat de fiscale autonomie van onze gemeenten is. Ik ben een communalist en ik sta voor de verdediging van de autonomie van onze lokale besturen.
Ten tweede is er de financiële nood die collega Vaneeckhout aanhaalt. Dat is absoluut zo. Een gemeentebestuur met goede plannen en sterke inzichten kan middelen goed gebruiken. Dat is evident. Dat is niet alleen in barre tijden, maar zelfs ook in goede tijden. We hebben daar ook grote inspanningen voor gedaan.
Maar hier, in dit dossier, wil ik enige nuance inbrengen. Wij spreken over negentien gemeenten. De gemiddelde belastingopbrengst van zo'n windmolen is 2000 à 2500 euro per jaar. Daarmee red je je begroting niet, zelfs al heb je er vijf. Ik relativeer dus heel sterk dat dat nu de begroting van een lokaal bestuur overeind houdt. Dat kan een bijdrage daartoe leveren. Dat kan voor een stuk helpen. Als je over pylonen en palen spreekt, is het snel wat meer. Dan halen gemeenten daar soms 25.000 tot 50.000 euro per jaar uit. Maar de windmolens zelf, dat is relatief beperkt. Dat zijn kleine bedragen.
Ik gebruik dat argument dus als wapen tegen uw stelling, mijnheer Vaneeckhout, die zegt dat je binnen het bredere geheel van de fiscaliteit moet kijken. Maar ik gebruik dat ook tegen collega Gryffroy, in de andere richting. 2000 euro per jaar voor een grote pyloon zal weinigen tegenhouden om die te zetten. Die bedragen gaan ook niet doorslaggevend zijn in het ecologische beleid. We moeten dat dus nuanceren. Daarom vind ik het belangrijk dat we met die gemeentebesturen spreken. We moeten daar met hen over praten vanuit het perspectief van de convenanten die ze ondertekend hebben en de engagementen die ze zelf aangaan ten aanzien van duurzaamheid.
U zegt dat ze allemaal de burgemeestersconvenanten hebben ondertekend en dat ze nu ontdekken dat dat engagementen met zich meebrengt die toch wel inspanningen veroorzaken. Dan zeg ik u: dat op zich is al de winst van die eerste burgemeestersconvenant, die zeer vrijblijvend was. Daarna is er een tweede, waarbij ze gemonitord worden en ze in hun gemeenteraad meer geconfronteerd worden met de inspanningen waartoe ze zichzelf hebben geëngageerd. En er moet nog veel meer gebeuren. Er moet trouwens op alle beleidsniveaus veel meer gebeuren. Dus ook lokaal moet er veel meer gebeuren. Maar zeggen dat er in onze lokale besturen niets gebeurt, dat daar geen engagement is, dat men daar geen inspanningen aan het doen is, daar ben ik het niet mee eens. Dat zal misschien van gemeente tot gemeente verschillen, maar daar gebeurt wel degelijk iets.
Ten derde zijn we samen met collega Demir bezig aan het Lokale Energie- en Klimaatpact (LEKP), ter aanvulling van het Vlaamse. Daarin proberen we met veel betere, helderdere en objectieve maatstaven en doelstellingen die veel minder vrijblijvend zijn, te werken, om op het terrein vooruitgang te boeken, boven op al wat Vlaanderen doet. In dat kader gaan we daar met hen zeker over praten.
Waartoe ik mij wel toe wil engageren, mijnheer Gryffroy, is het volgende. Naar aanleiding van het afkloppen van het Lokale Energie- en Klimaatpact, dat een van de komende weken afgerond zal zijn, wil ik mij ertoe engageren om zelf rechtstreeks in contact te treden met die negentien gemeenten. Ik zal hen daarover aanschrijven. Ik zal hen wijzen op het problematische karakter van die belasting en op het feit dat dat niet congruent is met onze ambities rond duurzaamheid. Ik zal hen met aandrang vragen om er ernstig over na te denken om die belasting op windmolens en hernieuwbare-energie-installaties af te schaffen of te vervangen door een belasting op iets anders dat niet-duurzame politiek in de weg staat. Dat engagement wil ik zeker nemen.
Ik ben ervan overtuigd dat als wij elkaar hier volgend jaar opnieuw over bevragen, mijnheer Gryffroy, die negentien gemeenten met minder gaan zijn. Dat geloof ik echt, omdat ik denk dat dialoog en overtuiging binnen een goed kader beter kunnen werken dan het gewoon verbieden. Want dan slaan we een weg in waarbij we wel weten waar we beginnen, maar niet waar we eindigen. Er zijn heel veel beleidsdomeinen waarin je vanuit een Vlaamse filosofie kunt zeggen dat een belasting niet helemaal klopt met wat wij willen doen. Ik weet dan niet waar we gaan eindigen. Ik vind dat een gevaarlijk pad om te bewandelen op het vlak van fiscale autonomie.
Het is dus een luisterbereide minister, een minister die wil ageren, maar die niet onmiddellijk wil verbieden. Het is geen verbodsminister. Het is een autonomieminister, maar die wel staat voor het beleid dat u ook wenst te verdedigen in dezen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik heb nog een paar puntjes. Ik heb aan uw voormalige collega Tommelein in de vorige regering verschillende keren schriftelijke vragen gesteld naar de stand van zaken van de burgemeestersconvenanten. Er zijn ook studies rond gebeurd, samen met de Universiteit Hasselt. De conclusie was, toch in elk geval tot voor achttien maanden, dat de burgemeestersconvenanten heel snel ondertekend zijn, omwille van een zeker imago voor de gemeenten zelf, maar dat men heel veel problemen heeft met de invulling. Dat kunt u echt niet ontkennen, minister Somers. Er zijn heel veel problemen daaromtrent.
Ten tweede vind ik het nogal bizar hoe bepaalde mensen hier redeneren. De ondersteuning via de berekening onrendabele toppen, die bepaalt wat de waarde is van een groenestroomcertificaat, wordt betaald dankzij onze elektriciteitsfactuur. Als er straks niet negentien gemeenten een pyloonbelasting heffen, maar nog veel meer gemeenten – want als de ene gemeente dat kan, waarom kan de ander gemeenten dat ook niet, want het gaat toch zeer gemakkelijk? – moeten diezelfde berekeningen opnieuw gedaan worden, inclusief de berekening van die belasting.
Dus het heffen van de belasting op lokaal niveau maakt dat de ondersteuning straks hoger moet zijn voor dezelfde ontwikkelaars van die windprojecten, die windmolens. Maar die wordt dan eigenlijk niet betaald door de lokale gemeenschap, maar door alle Vlaamse elektriciteitsverbruikers. En dat vind ik een contradictio in terminis. Er is een bepaald systeem van ondersteuning, dat wordt berekend door de Vlaamse overheid, maar dat straks wordt belast door een lokale taks. Wat mij betreft, kan dat niet.
En inderdaad, er zijn misschien gemeenten die bepaalde projecten weigeren, hoewel ik in de schriftelijke vraag die ik toen heb gesteld, geen enkel zo’n antwoord heb gezien. Het was eerder van: ‘Ja, we doen dat inderdaad. Net zoals voor pylonen doen we dat ook voor windmolens.’ Ja, er zijn andere methodes, zoals bij coöperatieven en energiedelen.
Maar, nogmaals, als conclusie: ik zou heel graag hebben dat de minister expliciet het engagement opneemt om er inderdaad voor te zorgen dat er geen lokale heffingen komen op hernieuwbare energie. We hebben het indertijd ook zo gedaan bij de provincies, minister Somers. De provincie Oost-Vlaanderen heeft toen taksen geheven op zonnepanelen op daken. Toen hebben we ook vanuit Vlaanderen gezegd: ‘Nee, dit kan niet meer.’ Minister Tommelein heeft daarvoor gezorgd. Hij was toen boos dat de provincie dat deed. En nu doet u dat niet ten overstaan van de gemeente. Voor mij is dat een probleem. Zullen we straks ook een taks op de laadpalen toelaten?
Collega, kunt u afronden alstublieft?
Ik ben klaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.