Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, er komt een grote hervorming aan van het openbaar vervoer. Dat hoef ik u echter niet te vertellen, want u hebt die hervorming tijdens de vorige legislatuur als minister van Mobiliteit zelf in de steigers gezet, met het decreet Basisbereikbaarheid. Ik ga dus niet in op de details van dat decreet. Het was de bedoeling dat de vervoerregio’s, na een jaar uitstel, uiterlijk eind 2020 hun openbaarvervoersplan definitief zouden vastleggen. In de Vlaamse Rand was dit nog niet gebeurd. Zelfs op de vervoerregioraad van 2 maart was er geen meerderheid voor het openbaarvervoersplan. Zo bleef de regio als enige vervoerregio achter zonder goedgekeurd openbaarvervoersplan. Het is naar aanleiding van dat feit dat ik deze vraag om uitleg heb ingediend.
Inmiddels is er echter een nieuw feit: op dinsdag 16 maart kwam de vervoerregioraad van de Vlaamse Rand opnieuw samen. Toen werd wel de vereiste tweederdemeerderheid gevonden om het openbaarvervoersplan, en dus ook het aanvullend net en het kernnet, goed te keuren. De interne onenigheid over het ontwerp is daarmee echter niet van de baan. Van de 33 gemeenten die hun stem uitbrachten, stemden er maar liefst 9 tegen: Affligem, Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen, Roosdaal en Steenokkerzeel. Er waren ook 2 onthoudingen, van Buggenhout en Zaventem.
Dat betekent dus dat die benodigde tweederdemeerderheid slechts bijzonder nipt gehaald werd en dat er nog altijd grote tegenkanting blijft tegen het ontwerpplan, vooral vanuit het Pajottenland en de Zennevalei. Dat is zeer goed te begrijpen, want in het ontwerpplan verschuift het aanbod van De Lijn zeer sterk naar de noordelijke rand rond Brussel, waar inderdaad nog heel wat verbeteringen aan het aanbod nodig zijn. Maar in andere gebieden verschraalt het aanbod. Dat zou opgevangen moeten worden door een sterk vervoer op maat – dat is alleszins de logica van het decreet Basisbereikbaarheid. Het probleem is echter dat het voorziene budget daarvoor – niet alleen daar maar wel vooral – in de Vlaamse Rand ruim onvoldoende is.
Naast de goedkeuring van het kern- en aanvullend net heeft de vervoerregio bij de laatste beslissing ook gevraagd naar meer middelen voor vervoer op maat, naar een duidelijk groeipad daarvoor als voorwaarde voor de goedkeuring.
Minister, de Vlaamse Regering gaat uit van 50 procent duurzame vervoersmodi in de Vlaamse Rand. Daar is men dus wat ambitieuzer dan in de rest van Vlaanderen. Dat is zeer terecht. Die terechte versterking van het aanbod aan openbaar vervoer in de noordrand zal daar zeker toe bijdragen, maar mag niet ten koste gaan van het aanbod in het Pajottenland en de Zennevalei. Dat zal namelijk de inwoners van die regio's nog veel meer richting auto en richting file duwen, voor wie zich dat kan permitteren. Daarnaast dreigt er vervoersarmoede voor wie zich geen auto kan veroorloven.
De cijfers voor het budget voor vervoer op maat zijn bijzonder pijnlijk voor de Vlaamse Rand. Die regio krijgt slechts 1,4 procent van het totale Vlaamse budget voor vervoer op maat, terwijl maar liefst 10 procent van de Vlamingen in die regio woont. De vervoerregio Vlaamse Rand heeft een gedetailleerd plan uitgewerkt om de noden van de landelijke gemeenten te kunnen invullen. Daar zou ongeveer 4 miljoen euro voor nodig zijn, maar in 2022 zal de Vlaamse Rand slechts 676.000 euro ontvangen voor vervoer op maat.
Ik heb deze problematiek al aangekaart in de commissie Mobiliteit en heb daar gemerkt dat er steun is van collega’s van CD&V en de N-VA voor meer middelen voor de Vlaamse Rand, om daar een degelijk openbaar vervoer te kunnen organiseren voor iedereen. Ik stel u dan ook graag de volgende vragen, minister.
Hebt u de benadeling van de Vlaamse Rand in de budgetten van het vervoer op maat en de dreigende vervoersarmoede in delen van de Vlaamse Rand reeds besproken met uw collega van Mobiliteit en Openbare werken?
Op welke manier wilt u als minister en wil de regering als geheel gehoor geven aan die duidelijke stem van ontevredenheid van 11 van de 33 gemeenten over het openbaarvervoersplan? Hoe wilt u voorkomen dat inwoners van bepaalde regio's in de Vlaamse Rand, met name het Pajottenland en de Zennevallei, terechtkomen in vervoersarmoede? Hoe staat u tegenover de vraag voor meer middelen voor openbaar vervoer op maat via een groeipad?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst de geografische context schetsen. De vervoerregio Vlaamse Rand en de 19 gemeenten van de eigenlijke Vlaamse Rand zijn niet hetzelfde. De Vlaamse Rand telt 19 gemeenten. De vervoerregio Vlaamse Rand telt 33 gemeenten, met onder andere Galmaarden, Herne, Bever en Gooik. Dat zijn gemeenten die niet dezelfde uitdagingen kennen als de eigenlijke Rand. Van die 33 gemeenten liggen er 16 in de Rand, zoals Tervuren, Hoeilaart en Overijse. Met andere woorden: deze problematiek gaat een pak breder dan de Vlaamse Rand.
Als collegiaal minister hoef ik me niet inhoudelijk uit te spreken over hangende dossiers die onder de rechtstreekse bevoegdheid van een collega-minister vallen. Maar de problematiek ligt me uiteraard nauw aan het hart. Ik ben dus ook wel blij dat we al een stap in de goede richting hebben gezet, namelijk dat de vervoerregioraad op 16 maart een aangepast plan inzake vervoer op maat heeft goedgekeurd. De Zennevallei is een regio die ik toevallig zeer goed ken. Alle gemeenten van de Zennevallei hebben dit goedgekeurd. Het is inderdaad in hoofdzaak in het Pajottenland dat er specifiek weerstand tegen bestaat, en ik denk daarnaast ook in Steenokkerzeel. Maar alle gemeenten van de Zennevallei hebben dit plan uiteindelijk goedgekeurd.
Hiermee zijn niet alle problemen van de baan. Het is een stap in de goede richting, maar ik heb begrepen dat er nog gesprekken lopen met minister Peeters. Ook andere vervoerregio's hebben nog vragen. Als minister voor de Vlaamse Rand volg ik dit uiteraard nauwgezet op. Ik zal dit ook verder aankaarten bij minister Peeters. Ik ben altijd bereid om in woord en daad mijn steentje bij te dragen.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord, maar ik blijf eerlijk gezegd wat op mijn honger zitten.
U hebt zeker gelijk dat het in eerste instantie de minister van Mobiliteit is die op dit domein bevoegd is. Het is ook de minister van Mobiliteit die we op dit moment in eerste instantie aanspreken. Maar stilaan tekenen de contouren van de uitwerking op het terrein zich zeer duidelijk af. We zien dat er zich in bepaalde zones van die vervoerregio Vlaamse Rand effectief een probleem stelt. Bovendien is het zo dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) gevraagd heeft om de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid met minstens een half jaar uit te stellen, maar de minister van Mobiliteit geeft daar op dit moment geen gehoor aan. Ze zegt tegelijkertijd wel dat bepaalde aspecten van het vervoer op maat, dat zo belangrijk is voor die regio's die voortaan met minder aanbod aan openbaar vervoer te maken zullen hebben, gefaseerd zullen worden uitgerold. Het wordt dus alleen maar erger, want de gemeenten waar vanaf 1 januari 2022 minder aanbod zal zijn, kunnen minder dan er oorspronkelijk is voorgespiegeld, rekenen op het vervoer op maat, dat in de Vlaamse Rand – dan spreek ik inderdaad over de vervoerregio – echt minder is dan wat nodig is om te kunnen voorzien in goed openbaar vervoer.
Dat u dat niet publiek doet, dat wil ik nog aannemen, maar ik hoop dan toch ten minste dat de collega's die hier in de commissie aanwezig zijn, u ook zullen oproepen om ten minste achter de schermen uw rol als minister van de Vlaamse Rand ten volle op te nemen en met minister Peeters te bekijken in welke mate die 4 miljoen euro die nodig is voor het uitrollen van een vervoer op maat, die naam waardig, in de Vlaamse Rand, effectief te realiseren is. Het zal mij eerlijk gezegd worst wezen waar die middelen vandaan komen en ik vind persoonlijk niet dat u die zelf op tafel moet leggen als minister bevoegd voor de Vlaamse Rand, daar zijn ook andere prioriteiten. Maar er moet wel binnen de Vlaamse Regering een duidelijke sense of urgency groeien dat heel grote stukken van de Vlaamse Rand zonder degelijk openbaar vervoer dreigen te zitten. Ik reken op de collega’s om mee op die nagel te kloppen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, collega Bex, voor de vraag. Ook vanuit mijn fractie, Vooruit, delen wij het standpunt en de bezorgdheid van collega Bex, want ook ik blijf op mijn honger zitten.
Minister, u verwijst naar de minister van Mobiliteit. Wel in de vorige legislatuur was u de minister van Mobiliteit. De afgelopen vijf jaar had u dus eigenlijk al alle sleutels in handen om de significante achterstand van de vervoerregio Vlaamse Rand in te halen en op te lossen. Hoe u het ook draait of keert, vandaag is er nog steeds al te weinig openbaar vervoer in de Vlaamse Rand en dat dreigt nog erger te worden. Veel mensen hangen af van hun auto. U verwijst naar het Pajottenland. Dat is een woestijn als het op openbaar vervoer aankomt, zonder auto geraak je in die streek nergens. Dat wil zeggen dat mensen zonder eigen wagen gewoon in vervoersarmoede zitten, terwijl vervoer natuurlijk essentieel is als het gaat over verplaatsing voor jongeren, voor senioren, voor werk, voor alle activiteiten. Het kan echt niet zijn dat de verschillende regio’s in de Vlaamse Rand nu tegen elkaar worden uitgespeeld omdat er gewoon onvoldoende budget is om te voorzien in kwaliteitsvol en goed openbaar vervoer.
Minister, bent u als minister bevoegd voor de Vlaamse Rand bereid om binnen de Vlaamse Regering te zorgen voor een substantiële verhoging voor die vervoerregio Vlaamse Rand?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Dank u wel, collega Bex, voor uw vraag, en minister, voor uw antwoord. Ik wil eigenlijk maar heel kort tussenkomen. Ik denk dat dit debat thuishoort in de commissie Mobiliteit. We hebben het debat daar samen al meermaals gevoerd en ik ben ervan overtuigd dat we het er in de toekomst ook opnieuw zullen voeren. Ik vind de vraag een beetje bizar. De inhoudelijke standpunten zijn gekend. Ik denk dat we die discussie beter in de commissie Mobiliteit beslechten.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik vind het wel terecht dat de vraag hier ook in de commissie Vlaamse Rand werd gesteld. Zoals u weet volg ik ook de commissie Mobiliteit, waar wij elkaar de vorige legislatuur meermaals ontmoet hebben. We hebben samen het hele project Basisbereikbaarheid in een decreet op poten gezet. Het wordt nu stilaan uitgewerkt voor uitvoering begin volgend jaar. Dat wordt nipt, maar ik begrijp dat uw collega, minister Peeters, zich aan die datum zal proberen te houden. Maar de Vlaamse Rand is inderdaad laat met het goedkeuren van het openbaarvervoersnet van De Lijn. Het is natuurlijk een heel specifiek gebied, met zowel een groot deel verstedelijkt gebied rond Brussel, maar ook gebieden, zoals het Pajottenland, die zeer landelijk zijn. Het evenwicht in het plan was heel erg moeilijk te vinden.
Het is nu zeer nipt goedgekeurd in de vervoerregioraad, en minister Peeters heeft natuurlijk het probleem dat ze die budgetten voor heel Vlaanderen op een eerlijke manier moet verdelen. U weet ook dat bij de eerste projecties die werden gemaakt, voordat over de verdeling van de middelen werd beslist, er op een bepaald moment – zo is mij toch ter ore gekomen – eerst nul euro stond ingeschreven voor vervoer op maat in de Vlaamse Rand. Gelukkig is er dan dat bedrag gekomen, maar dat blijkt nu te weinig te zijn.
Ik vind het wel goed, minister, dat u hier de bezorgdheden hoort van de collega’s over het platteland in de Vlaamse Rand, en dat u op die manier mee extra aan de kar kunt trekken bij uw collega, om te zien of hier een oplossing uit de bus kan komen in de komende maanden, misschien bij de begrotingscontrole, of in elk geval in de komende jaren. Want het probleem gaat zich stellen, en men zal niet alleen uw collega-minister met de vinger wijzen, maar misschien toch ook u, als voormalig minister van Mobiliteit, en nu toch ook bevoegd voor de Vlaamse Rand. Ik wil er gewoon op aandringen dat u samen met uw collega-minister een oplossing zoekt. Maar u hebt ook gezegd dat u dat zult doen, dus geen probleem.
De heer Slootmans heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Misschien nog een kort reactie op wat mevrouw De Coninck aangaf. Bij de beleidsnota is aangegeven dat de Vlaamse Rand een transversale bevoegdheid is. De minister geeft ook telkens aan dat een van zijn prioritaire taken in het kader van de Vlaamse Rand is: op de tafel kloppen bij de andere ministers. Dan geldt dat in dezen natuurlijk ook. Men kan dat instrument niet alleen toepassen wanneer het goed uitkomt.
Ten gronde: de heer Bex heeft al aangegeven dat er inderdaad een tweederdemeerderheid werd gevonden. Het was nipt: er zijn negen gemeenten die toch tegen hebben gestemd. Minister, u hebt wel gelijk dat de Zennevallei daar niet toe behoort. Het gaat duidelijk over de gemeenten van het Pajottenland, aangevuld met Steenokkerzeel. En dan waren er de twee onthoudingen. Maar wat belangrijk is, is dat je daar een heel sterk signaal krijgt uit een bepaalde regio, zijnde het Pajottenland. Die nee-stem, dat signaal dat je daar krijgt, is volledig gelieerd aan het feit dat de middelen ontoereikend zijn voor het vervoer op maat. Formeel gezien heeft men een tweederdemeerderheid, en kan men zeggen dat de kous daarmee af is. Maar aangezien dat signaal uit een relatief groot gebied uit de brede Vlaamse rand komt, en het gelieerd is met het vervoer op maat, lijkt het me wel belangrijk dat de minister als behoeder van die Vlaamse Rand – ze behoren dan wel niet tot de rigide definitie van de Vlaamse Rand, maar wel tot de brede Vlaamse rand – dat funeste probleem van de basisbereikbaarheid in de buitengebieden ter harte neemt. De kerngebieden zijn gedekt, maar vooral de buitengebieden zijn verbonden met dat concept van vervoer op maat. Ik denk dat het belangrijk is, minister, dat u gaat concretiseren in welke mate u de belangen van die Pajotse gemeenten gaat verdedigen. U zegt: ‘In woord en daad.' Oké, goed, maar hoe concretiseren dat woord en die daad zich? Dat zou ik wel eens graag willen weten.
Minister Weyts heeft het woord.
De minister van Onderwijs heeft nog werk, enerzijds met betrekking tot de kennis van de aardrijkskunde, de geografie, maar ook met betrekking tot de rekenkunde. Er is hier bij herhaling gezegd dat het een nipte stemming was. Met 27 stemmen op de 38 – er waren nog 2 onthoudingen –, was er een meerderheid van 71 procent. Zo nipt zou ik dat nu toch niet bepaald noemen. De heer Slootmans sprak ook over ‘nipt’. Wel, 71 procent vind ik niet bepaald een nipte overwinning. Maar dat zal aan mij liggen.
Maar er blijven natuurlijk wel wat problemen over, waarvoor ik absoluut niet blind ben. Ik heb gezien dat er wel wat tekorten zijn, zowel op de recurrente budgetten als op de eenmalige budgetten. Daarover blijven we de dialoog aangaan. Ik ga niet vooruitlopen op de discussies in de Vlaamse Regering, maar ik zal nooit mijn verantwoordelijkheid uit de weg gaan als minister van de Vlaamse Rand, en evenmin als viceminister-president.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik heb tot slot nog een paar bedenkingen.
Ik denk wel dat we dit thema in deze commissie moeten bespreken. Het staat zeer duidelijk in uw beleidsnota, dat het uw ambitie is om naar een modal shift van 50 procent duurzame verplaatsingen te gaan. Dan moet u ook meewerken aan een beleid dat die doelstelling effectief kan realiseren.
Het is zeer duidelijk dat die doelstelling door de hervorming, zoals ze er momenteel uitziet, in het gedrang komt. Als we de som die wordt uitgetrokken voor vervoer op maat delen door het aantal dagen die er zijn per jaar – en ik denk dat die berekening wel min of meer klopt – komen we op een bedrag van plusminus 2000 euro per dag. Waarvoor? Om in een regio van 600.000 mensen te voorzien in vervoer op maat. Dat is peanuts. Daarmee doe je niets. De vraag van de Vervoerregio Vlaamse Rand om die middelen fors op te trekken is volledig terecht. Ik merk dat er daarvoor steun bestaat bij heel veel collega’s in dit parlement, zowel vanuit de meerderheid als vanuit de oppositie. Collega’s, laat ons dan ook die vraag opnieuw stellen aan minister Peeters. Ik meen gelezen te hebben, tussen de lijnen door weliswaar, dat minister Weyts naast de aanbeveling dat ik tijdens de paasvakantie een keer de Zenne affiets tot in de Zennevallei, alleszins ook in de regering die aanbeveling vanuit het parlement ter harte zal nemen. Ik ben benieuwd naar het uiteindelijke resultaat want dat is waarop de inwoners van onder andere het Pajottenland de Vlaamse Regering zullen afrekenen in 2024.
Dat zullen we dan wel zien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.