Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Ik had al lang een vraag over de Europese culturele New Deal. Ze heeft een tijdje op het schap gelegen. Je zou dan denken dat daar haar op komt, maar dat is meer dan ooit niet waar, want COVID-19 is in heel Europa aanwezig en de druk op de cultuursector in Europa is meer dan ooit actueel. Ik ga dus ineens van start met een naar mijn aanvoelen boeiende vraag.
"Een breed continentaal publiek-privaat partnerschap tot stand brengen tussen overheden, universiteiten en scholen, stichtingen, openbare media en in de eerste plaats de European Broadcasting Union, artiesten, grote mecenassen en het maatschappelijke middenveld.” Dat is een hele mond vol. Het is een project, met een mooie naam uit een Griekse sage, namelijk Odysseus, dat zich in een open brief liet omschrijven door een tiental Europese academici, filosofen, schrijvers, politici, cultuur- en mediaprofessionals enzovoort.
Zij stellen in die brief dat de transnationale cultuur een van de grote krachten zou moeten worden van Europa maar dat er, zoals we al vrij lang vaststellen, tegelijkertijd altijd de neiging is om die gedeelde cultuur toch maar te negeren, dikwijls uit heel nationalistische reflexen. Dat verhindert Europa blijkbaar om samen vooruit te kijken, terwijl we meer dan ooit behoefte hebben aan Europese eenheid, niet het minst in die fantastisch boeiende sector van de cultuur en de media.
De groep pleit voor een Europese culturele New Deal, in de beste traditie van de renaissance, waarbij de brug geslagen wordt tussen kunst, techniek en technologie. Dan worden ze heel concreet en daar houd ik wel van: dat vereist een echt Europees cultuurbudget dat volgens hen het best federaal wordt beheerd. Als een van de gevaren ziet de groep de identiteitsneutraliteit, die er al dikwijls toe geleid heeft dat de Europese instellingen de vraag naar een meer Europese cultuur en Europees cultuurbeleid telkens verwaarlozen en systematisch hebben onderworpen aan een zielloos en gevoelloos pragmatisme.
Met de coronacrisis pleiten ze voor een omslag waarbij men zegt dat we massaal Europees moeten investeren in creativiteit want de wereld is zich op dit moment aan het heruitvinden. Deze sector kan daarvoor van zeer groot belang zijn. Ten slotte moeten de lidstaten cultuur zelf een prominente plaats geven in hun herstelplannen. Ze beschouwen die investeringsprioriteit voor de lange termijn als primordiaal.
Minister-president, ik neem aan dat u die boodschap gelezen hebt. Hoe evalueert u die analyse en het pleidooi van de groep voor een Europese culturele New Deal? Wat is uw appreciatie daarvan? Hoe evalueert u de vraag dat minstens 2 percent van het totale budget aan cultuur besteed moet worden, zoals gepland is in een resolutie die het Europees Parlement onlangs heeft goedgekeurd? Ziet u net zoals de groep cultuur als een essentieel deel van de herstelplannen en als investeringsprioriteit op korte en middellange termijn? Eigenlijk verwijs ik daarmee naar de veerkrachtplannen van de Vlaamse Regering.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik heb de open brief in De Standaard van 27 februari 2021 ook gelezen. De opinie sluit aan bij een voorafgaand ‘joint statement’ van drie grote Europese koepelorganisaties uit de culturele sector, Culture Action Europe, European Cultural Foundation en Europa Nostra, die op 25 november 2020 al pleitten voor ‘A Cultural Deal for Europe – a central place for culture in the EU’s post-pandemic future’.
Ik kan de analyse en het pleidooi van deze open brief op bepaalde punten volledig bijtreden en op andere punten heb ik een wat verschillende visie. Ik probeer me nader te verklaren. Het uitgangspunt van de brief is inderdaad, zoals u aanhaalt, dat wij als Europeanen de neiging zouden hebben om onze gedeelde cultuur te negeren en te veel de focus zouden leggen op onze eigen nationale of regionale culturen. Dat is niet mijn ervaring en dat is niet hoe ik identiteit zie. Ik zie een Europese Unie die gevestigd is op en werkt vanuit gedeelde Europese waarden die fundamenteel en ook cultureel zijn. We hebben een gemeenschappelijke geschiedenis en cultuur die ons duidelijk verbindt. Er is bijvoorbeeld de traditie van de Hanzesteden die nog steeds doorwerkt, niet enkel economisch maar ook cultureel. En ik moet u ook niet vertellen dat de sporen van onze eigen Vlaamse meesters nog doorheen de hele EU terug te vinden zijn, net zoals we ook hier in Vlaanderen sporen terugvinden van bijvoorbeeld Italiaanse meesters.
Ik zie ook niets fout in aandacht voor de eigen nationale of regionale culturen. Integendeel, het gaat om een samenspel van alle lagen van identiteit die als het ware als concentrische cirkels elkaar aanvullen en versterken. Ik noem dat het matroesjkamodel. Elke laag is daarin van belang om de laag erboven en eronder hun volle betekenis te geven. Daarom is ook het concept van culturele en taalkundige diversiteit bijzonder belangrijk in de constructie van de EU. Daarom is wat betreft de culturele bevoegdheden beslist dat de EU hierin aanvullend en ondersteunend werkt voor de nationale overheden Dat is verdragsmatig vastgelegd in art. 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De subsidiariteit speelt hierin een belangrijke rol en ik zie geen reden om daaraan te tornen.
Waar ik de brief wel helemaal kan volgen, is in het idee dat, eerst en vooral, cultuur een belangrijke rol te spelen heeft in de toekomst van onze maatschappij, ten tweede dat de culturele dimensie zeker niet mag worden vergeten in alle plannen voor herstel, en ten derde dat we cultuur op nieuwe manieren moeten inzetten, bijvoorbeeld door het versterken van bruggen met andere sectoren zoals wetenschap en technologie. Ik durf zelfs te stellen dat we in Vlaanderen deze weg al ingeslagen zijn en dat we pionierswerk doen.
Over de culturele dimensie van onze herstelplannen zal ik in antwoord op uw derde vraag enkele zaken zeggen. Wat het versterken van kruisbestuiving tussen cultuur en andere sectoren betreft, verwijs ik graag naar het beleid dat we reeds ontwikkelden, bijvoorbeeld met betrekking tot innovatieve partnerprojecten. Dit jaar vindt de vijfde oproep plaats. Hierbij wordt de samenwerking tussen culturele en niet-culturele actoren gestimuleerd waarbij van de niet-culturele partner een inbreng verwacht wordt van 25 procent van de totale kosten. Ik kijk ook met veel interesse naar de ideeën over het nieuwe Europese Bauhaus, waarin gestreefd wordt naar nieuwe manieren om architectuur, kunst en design in te zetten richting een innovatieve, duurzamere en kwalitatievere leefomgeving voor alle Europese burgers. Vergroening en inclusie zijn hierbij centrale begrippen en de mindset van kunstenaars en creatieven kan werken als een belangrijke katalysator.
De brief pleit ook voor een Europees cultuurbudget, maar dat is er natuurlijk al in de vorm van het programma Creatief Europa. We zijn erin geslaagd om de onderhandelingen over de nieuwe meerjarenbegroting van de EU en ook het nieuwe programma Creatief Europa voor de periode 2021-2027 eind vorig jaar politiek af te kloppen, en ik ben erg blij dat Creatief Europa met een gevoelig versterkt budget en breder toepassingsgebied uit die onderhandelingen gekomen is. Dat is een duidelijk signaal voor het belang dat we vanuit Europees perspectief aan cultuur hechten. Het gaat niet enkel om de retoriek, het gaat ook om de centen.
De brief pleit voor transnationale projecten, en dat is net waar Creatief Europa werk van maakt, met geoormerkte budgetten gericht op projecten voor grensoverschrijdende culturele samenwerking of het uitbouwen van Europese netwerken. En het mag gezegd worden: Vlaanderen scoort traditioneel erg goed in oproepen van Creatief Europa.
We boksen boven ons gewicht dankzij de hoge kwaliteit van onze actoren in het veld en de sterke internationale netwerken waarin ze al dagenlang samenwerken en gewaardeerde partners zijn. Ik denk dat we daar heel trots op mogen zijn, en mijn beleid is er in elk geval op gericht om deze goede scores te behouden en verder te versterken waar mogelijk.
In uw vraag over minstens twee procent van het totale budget verwijst u naar de resolutie van het Europees Parlement van 17 september 2020 over het culturele herstel van Europa. In punt 5 van die resolutie komt inderdaad het idee naar voren om ten minste 2 procent van de faciliteit voor herstel en veerkracht te reserveren voor het herstel van de culturele en creatieve sector, afhankelijk van zijn specifieke behoeften. Het gaat hier, voor alle duidelijkheid, dus niet om het totale budget van de EU, maar wel om het budget dat gelinkt is aan de relancemiddelen op Europees niveau, de zogenaamde faciliteit voor herstel en veerkracht. De methode van deze middelen bestaat erin dat er een Europees kader wordt vastgelegd waarbinnen elk van de lidstaten een eigen plan voor herstel en veerkracht indient.
De deadline voor het indienen van deze plannen ligt op eind april 2021, dus volgende maand. Alle lidstaten zijn hier op dit moment dus intensief mee aan de slag en van Vlaamse kant zal een heel aantal projecten van ons plan voor Vlaamse Veerkracht onder dit instrument worden geschoven. Het Europese kader legt de nadruk op projecten voor vergroening en digitalisering en in een eerste selectie van projecten hadden we voor Cultuur vooral onze digitaliseringsprojecten hierin een plaats gegeven, voor ongeveer 10 miljoen euro.
Vorige week hebben we beslist om deze culturele projecten toch niet in het plan voor herstel en veerkracht te schuiven, en ze zullen dus buiten deze Europese middelen worden gehouden. Hiervoor zijn er vooral technisch-budgettaire redenen. Niet alle projecten passen immers even gemakkelijk in de Europese kaders met specifieke sjablonen en rapporteringen. We hebben hier dus stap voor stap zo efficiënt mogelijk onze projecten geselecteerd met het oog op een minimale administratieve last. Maar uiteraard – en dat is het belangrijkste – blijven de engagementen en projecten van ons plan Vlaamse Veerkracht onverminderd overeind, niet het minst de culturele plannen daarin.
Kortom, ik begrijp de vraag van de sector om een bepaald percentage van de relancemiddelen aan cultuur te besteden, zeker omdat de culturele en creatieve sectoren enorm veel schade ondervinden van deze crisis, maar of onze Vlaamse projecten met Europees geld of met Vlaams geld worden gefinancierd, maakt op het terrein geen verschil, dat is louter een begrotingskwestie.
U vraagt of ik cultuur als een essentieel deel van de herstelplannen zie. Deze vraag is sterk gelinkt met de vorige vraag en ik denk dat ons relanceplan Vlaamse Veerkracht hier een duidelijk antwoord op geeft. Culturele investeringen, onder andere in infrastructuur en in digitalisering, krijgen hierin een belangrijke rol. We zorgen er bijvoorbeeld voor, wat culturele infrastructuur betreft, dat het bouwproject Musea Brugge, Groeningeabdij en Schouwburg Kortrijk, Kursaal Oostende, het renovatieproject van deSingel enzovoort worden gesubsidieerd.
De steun aan culturele infrastructuur bedraagt dan ook een kleine 100 miljoen euro. Wat digitalisering betreft, denk ik onder andere aan het opzetten van het verenigingsloket, het digitaliseren van collecties en het integratietraject voor erfgoeddatabanken. Deze culturele investeringen doen we niet zonder de overtuiging dat ze essentieel zijn voor herstel, niet alleen op korte, maar ook op lange termijn.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister, dank voor deze zeer uitgebreide toelichting. Ik was eigenlijk wel benieuwd hoe u zich daar als uitgesproken Vlaams-nationalist tegenover verhoudt. U spreekt er genuanceerd over. Maar als het concreet wordt, gaat het op een bepaald moment altijd weer over de middelen. We weten met ons allen dat van de 5,9 miljard euro uit het Europees herstelfonds dat naar België gaat, er 2,225 miljard euro door Vlaanderen kan worden besteed.
Ter voorbereiding van deze vraag om uitleg heb ik de veerkrachtplannen even doorgenomen. Ik ben nog niet helemaal overtuigd. Als ik daar snel door ga, zie ik dat de woorden ‘kunst’ en ‘cultuur’ er nauwelijks twee keer in staan, en ‘film’ één keer, onder de noemer van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). U hebt inderdaad gelijk, de infrastructuurprojecten worden vermeld alsook het ticketingplatform.
Maar als je de oproep ook goed leest, merk je dat het ook effectief gaat over inhoudelijke artistieke projecten waarbij echt ingezet wordt op de inhoudelijke kwaliteit.
Ik hoor dat jullie die middelen niet uit het Europese fonds zullen halen maar zelf op tafel zullen leggen. Ik heb hierover twee vragen.
Blijft die beoogde 2 procent behouden, zoals de Odysseus van de landen vraagt? Blijft die 2 procent uw ambitie?
Mogen we nog wat meer uitgewerkte plannen verwachten? Hiermee sluit ik mijn vraag af. U weet dat wij koele minnaars zijn van een cultuurbeleid dat enkel draait om digitalisering en gebouwen. We weten dat dat heel belangrijk is, maar onze artiesten, de mensen die dit elke dag moeten waarmaken in soms erg precaire situaties, hebben wel hoop en recht op een financiële tegemoetkoming.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, collega Pelckmans, voor deze vraag. Het is fijn om zo’n vraag eens te bekijken vanuit helikopterperspectief. Vanmorgen hadden we het vooral over de details van onze eigen decreten. Het gaat hier echter ook over de vraag hoe ons Vlaamse cultuurbeleid zich verhoudt tot dat in de rest van Europa.
Minister-president, ik ben eigenlijk ongelooflijk jaloers op u. Ik kijk er ook naar uit om dat bezoekerscentrum te bezoeken. Corona heeft ervoor gezorgd dat we dit bezoek niet samen konden afleggen, maar ik kijk ernaar uit om dat heel snel te kunnen doen, post corona of nog liever daarvoor. Ik was er alleszins graag bij geweest.
Ik bedank collega Pelckmans nogmaals voor deze vraag. Ik denk dat de vraag heel terecht is. Halen we die 2 procent voor Cultuur uit het herstelfonds? Die vraag geldt ook voor de Vlaams begroting. We komen uit een periode waarin die 2 procent, die Europees als norm vooropgesteld werd, nooit gehaald werd. Ik denk dat we op een gegeven kwamen aan 1,78 procent van onze begroting, voorbehouden voor Cultuur. Nu zitten we net boven 1 procent. Ik denk dat we die ambitie, die Europees gekoesterd wordt, ook in Vlaanderen zeker moeten koesteren. Ik vind ook dat we vanuit Vlaanderen absoluut moeten blijven meewerken aan dat Europese project. We kennen allemaal de bevlogen woorden die –verkeerdelijk, blijkt nu – toegeschreven werden aan Jean Monnet: “Si c'était à refaire, je commencerais par la culture.” Dat Europese project is dus ook wel geschraagd door een gedeelde Europese cultuur. Zelfs al deel ik uw visie niet, we mogen toch de cultuur in ons landsdeel niet veronachtzamen en moeten die versterken. U maakt de vergelijking met de matroesjka’s. Identiteit is inderdaad veellagig.
Ik ondersteun dus de vraag van collega Pelckmans. Zullen we, op Europees en Vlaams vlak, die 2 procent ooit bereiken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Pelckmans, wat het herstelbeleid betreft: België krijgt, afgerond, 6 miljard euro. 2 procent daarvan is 120 miljoen euro. Het zal me benieuwen wat de federale overheid en de andere gewesten zullen kunnen besteden aan cultuur van de middelen die daarnaartoe gaan.
Ik kan u zeggen dat Vlaanderen 2,3 miljard euro, komende uit Europa, besteedt. We leggen daar nog eens 2 miljard euro eigen middelen bovenop. Dat komt dus neer op 4,3 miljard euro. Alleen al voor de culturele-infrastructuurprojecten wordt 100 miljoen uitgetrokken, meer dus dan 2 procent van die 4,3 miljard euro. Daarbij komen dan nog de budgetten voor digitalisering. Ik denk dus dat we zeker ons steentje daartoe bijdragen. Het zal me benieuwen wat de andere geledingen doen op het vlak van cultuur.
Mevrouw Segers, ik begrijp dat u die vraag stelt. Ik kan vandaag geen perspectief bieden als we voor het cultuurbudget op 2 procent van het totaalbudget komen. Ik weet dat ik naar het einde van het jaar een vraagstuk heb op te lossen in onze begroting van 2,5 miljard euro structureel deficit ten gevolge van corona. Ik zal als een kloek waken over het cultureel budget, dat mag u van mij aannemen. Zeggen dat er op heel korte termijn perspectief van 2 procent inzit, dat kan ik niet, ik hou er niet van om rond de pot te draaien of valse verwachtingen te scheppen. Vandaag kan ik geen perspectief van 2 procent van het totaal bieden. We moeten eerst ons tweejarenplan uitzetten. Hoe we dat budget weer in evenwicht krijgen op budgettair vlak is onze eerste uitdaging.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik heb toch wat gemengde gevoelens bij uw antwoord. Ik begrijp natuurlijk uw budgettaire bezorgdheden, maar ik wil die toch blijven afzetten tegen alles wat we meegemaakt hebben in deze sector door covid en hoe erg de sector eraan toe is en nog zal zijn. Ik hoop echt dat u dat blijft meenemen.
Ik begrijp dat u niet naar die 2 procent terug kunt stappen, maar dat er een richting moet zijn, verwacht ik echt wel van u, dat zou de sterkte moeten zijn van de minister-president die bevoegd is voor Cultuur. Ik geloof dat u er oprecht geloof aan hecht om daarvoor te gaan.
Ik eindig met een korte beschouwing. Ik was op de Dag van de Cultuureducatie ‘Erfgoed is’. In de workshop diversiteit, cultuureducatie en onderwijs kwam er een studie aan bod van de Universiteit Antwerpen (UAntwerpen). Daar bleek uit een bevraging bij jongeren met een migratieachtergrond dat de Europese identiteit bijzonder belangrijk was. Wij hebben een gevoel bij een Belgische en Vlaamse identiteit. Voor hen was een Europese identiteit van groot belang. Men kan daar natuurlijk negatief naar kijken en zeggen dat ze met Vlaanderen niets te maken willen hebben. Ik denk dat dit absoluut een uitdaging is om de generatie van de toekomst die Europees wil denken en daarover wil waken, te ondersteunen.
Het past toch wel bij die vraag naar een toekomstperspectief en naar hoop om dit mee te geven, zodat u nog meer overtuigd bent om voor die middelen te vechten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.