Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mijnheer Janssens, ik zie dat u een zeer lange vraag om uitleg ingediend hebt. Denk aan uw vijf minuten spreektijd.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, in der Beschränkung …
Minister, uw antwoord op een schriftelijke vraag van collega D’haeseleer heeft me toch wel wat verontrust. U zei daarin dat er vorig jaar 879 boetes werden opgelegd voor overtreding van de inburgeringsverplichtingen door nieuwkomers, door migranten in Vlaanderen die onder die decretale inburgeringsverplichting vallen. Het goede nieuws – misschien – is dat velen die onder de verplichte inburgering vallen, zich wel correct aan de regels houden. Het slechte nieuws is dat er dus toch behoorlijk wat immigranten zijn die van oordeel zijn dat zij zich niet aan hun verplichtingen moeten houden, zich bijvoorbeeld niet aanmelden voor de verplichte inburgering, onrechtmatig een vormingsprogramma beëindigen of helemaal niet regelmatig deelnemen aan dat vormingsprogramma.
Ik leid verder uit uw antwoord af dat het blijkbaar met de invordering van die boetes ook niet zo vlot loopt. Van de 879 boetes werden er maar liefst 520 na 1 maand niet betaald en van de 520 gevallen waarin een aanmaning werd verstuurd, werd in 315 gevallen de boete zelfs na de aanmaning niet betaald. 10 boetes werden door de gerechtsdeurwaarder oninvorderbaar verklaard wegens insolvabiliteit of ambtshalve schrapping. De vaststelling is dus dat een deel van de nieuwkomers niet alleen zijn voeten veegt aan de verplichte inburgering, maar ook nog eens aan de sanctie die daarop volgt. Zeer opvallend is vooral dat het aantal boetes voor het niet nakomen van de inburgeringsverplichtingen jaar na jaar stijgt: van 152 in 2017 over 353 in 2018 tot uiteindelijk 879 vorig jaar, in 2020.
Iemand die zijn voeten veegt aan de inburgeringsplicht, zou wat ons betreft geen recht mogen hebben op bijvoorbeeld de nationaliteitsverwerving, een verblijfsvergunning maar ook niet op een uitkering of vervangingsinkomen. Wie manifest weigert om bij te leren over onze samenleving of onze taal niet wil leren spreken, zorgt ervoor dat hij of zij niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt.
Ook hier blijkt de aanpak van de Vlaamse Regering weinig kordaat. Artikel 36 van het uitvoeringsbesluit betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid bepaalt dat als een persoon zijn inburgeringsplichten niet nakomt en een wacht- of werkloosheidsuitkering ontvangt, het Agentschap Integratie en Inburgering dit meldt aan VDAB. Idem wanneer de persoon inkomsten verwerft via maatschappelijke dienstverlening of een leefloon. Dan moet dit gemeld worden aan het OCMW, maar zonder enige garantie op effectieve schrapping.
U weet wat in het Vlaams regeerakkoord staat: “Nieuwkomers die succesvol inburgeren, krijgen alle kansen in onze samenleving. Iedereen heeft gelijke rechten, maar ook gelijke plichten.” Toch zien we dat degenen die de regels overtreden, ongestraft of bijna ongestraft blijven. Dat is een heel verkeerd signaal natuurlijk.
Minister, hoe beoordeelt u de forse stijging in het aantal overtredingen van de inburgeringswetgeving en het aantal opgelegde boetes? Wat is daarvan de oorzaak?
Acht u het huidige boetesysteem en het bedrag van de boetes een voldoende sanctie voor het niet naleven van de inburgeringsverplichtingen?
Sommige boetes blijken oninvorderbaar te zijn. Op welke manier wilt u de straffeloosheid voor deze overtreders vermijden?
U zei in het verleden al dat de gevolgen die de federale overheid koppelt aan de overtredingen van de inburgeringswetgeving ‘haar exclusieve bevoegdheid’ zijn. Acht u het in functie van de door u nagestreefde federale loyauteit geen evidentie dat er geen verblijftitels of geen verlengingen daarvan worden afgeleverd aan immigranten die hun voeten vegen aan hun inburgeringsplicht?
Hoe wilt u garanderen dat zogenaamde inburgeringweigeraars die genieten van een uitkering of vervangingsinkomen, daar effectief op gesanctioneerd worden? Hoe volgt u de resultaten van de meldingen aan VDAB en de OCMW’s op?
Hoe garandeert u het engagement van het regeerakkoord dat dan toch de ambitie had om de rechten en plichten van nieuwe immigranten meer in overeenstemming te brengen, wat ook impliceert dat kordater moet worden toegezien op de naleving van de inburgeringsplicht?
Tot slot, een nieuw element. Hoe wordt het toezicht op de naleving van de inburgeringsplicht georganiseerd bij digitale lessen in de coronaperiode?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, de cijfers dienen genuanceerd te worden. Sinds ik in het najaar van 2019 minister werd, hebben we binnen het agentschap heel veel werk gehad om de boel te verbeteren en te versterken. Dat is nog volop aan de gang, ik heb daarover al regelmatig gerapporteerd.
We hebben heel snel een kentering kunnen realiseren in de kwaliteit en effectiviteit van de werking van het agentschap. Ik ben daar al die ambtenaren dankbaar voor, want ze hebben dat in moeilijke omstandigheden moeten doen. Dat betekent dat we in 2020 een hoger cijfer gerealiseerd hebben omdat we veel meer dossiers hebben verwerkt. Ter verduidelijking: van de inbreuken in 2019 werd er slechts 28 procent ook daadwerkelijk in dat jaar verwerkt, 70 procent van de inbreuken in 2019 werd pas in 2020 verwerkt. Van de inbreuken in 2020 werd er daarentegen al 70 procent verwerkt. Men heeft in 2020 niet alleen de inhaalbeweging voor 2019 gemaakt, maar ook al 70 procent van de inbreuken verwerkt. Dat is mogelijk geworden door een betere organisatie binnen het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB). Daardoor hebben we een heel pak van de achterstand ingehaald. Dat is een opmerkelijke prestatie op een jaar tijd en het was blijkbaar ook nodig.
Het is ook belangrijk een onderscheid te maken tussen verplichte en rechthebbende inburgeraars. Zo waren in 2020 ongeveer 65 procent van alle boetes voor rechthebbende inburgeraars, en dus maar een derde voor verplichte inburgeraars. Ook al ben je niet verplicht een inburgeringscursus te volgen, als je je inschrijft in een inburgeringscursus, dan geldt voor jou ook het sanctioneringsmechanisme. Twee derde van de mensen die aan de inburgeringscursus hebben deelgenomen, hebben dat gedaan op basis van vrijwilligheid, wat toch wel een indrukwekkend aantal is. Mensen schrijven zich vrijwillig in, maar ze nemen dan ook het risico van een boete indien ze niet opdagen. Twee derde van de boetes in 2020 had betrekking op de rechthebbende inburgeraars.
Wanneer we kijken naar de verhouding tussen het aantal inbreuken en boetes per verplichte inburgeraar per jaar, dan zien we geen stijging. Gemiddeld krijgt 2 procent van de inburgeraars een boete opgelegd. In 2020 was dat 1,9 procent, in 2019 was het 1,7 procent, in 2018 2,6 procent, in 2017 1,8 procent. Tegenover vorig jaar was er dus een lichte stijging, maar als je dat op een iets langere lijn bekijkt, is het een redelijk stabiel aantal. Iets minder dan 2 procent van de mensen kreeg een boete.
Sinds 2009 vestigden zich 93.487 verplichte inburgeraars in Vlaanderen. Dat is op 11 jaar tijd. Daarvan kreeg 2,4 procent 1 boete. 0,8 procent kreeg meer dan 1 boete, en 0,1 procent kreeg er meer dan 3. U weet dat de boetes oplopen. De eerste boete bedraagt 250 tot 500 euro. De tweede boete is 500 tot 1000 euro en de derde boete 1000 tot 2000 euro.
Acht ik het systeem een voldoende sanctie? Volgens mij is het een objectief systeem, dat goed wordt opgevolgd door deskundig opgeleide handhavingsambtenaren binnen ABB. Zoals u weet, werken we momenteel aan een hertekening van het inburgeringstraject via een aanpassing van het decreet en het uitvoeringsbesluit. De sanctionering zal in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe Inburgeringsdecreet. Bijvoorbeeld inburgeraars die weigeren zich in te schrijven bij de VDAB, zullen hiervoor gesanctioneerd kunnen worden.
Wat de straffeloosheid betreft: verplichte inburgeraars worden opgevolgd tot ze aan hun inburgeringsplicht voldoen. Bij een volgende inbreuk wordt het dossier opnieuw doorgestuurd voor sanctionering. Indien een vorig dossier werd afgesloten wegens insolvabiliteit van de inburgeraar, kan er bij een nieuwe inbreuk toch opnieuw een boete worden opgelegd.
De cijfers die u daarstraks aanhaalde in uw vraagstelling naar openstaande rekeningen of nog niet betaalde boetes, een belangrijk deel daarvan zijn procedures die nu nog lopen. Ze zijn nog niet afgesloten, er zijn dus nog termijnen lopende. Dat volgen wij heel accuraat op omdat het iets is dat we heel ernstig moeten nemen en op een strenge en kordate manier moeten blijven opvolgen.
Wat betreft de verhouding tot verblijfstitels: bij de beoordeling van de naleving van de inburgeringsplicht en de daaruitvolgende inbreuken en sanctionering bestaat mijn bevoegdheid erin dat personen die pertinent weigeren om inburgeringsverplichtingen te volbrengen, geen inburgeringsattest zullen behalen. Zoals reeds een aantal keren toegelicht, maakt het wijzigingsdecreet dat we gegevens over het inburgeringstraject delen met de federale Dienst Vreemdelingenzaken. De operationalisering wordt verder uitgewerkt. Welke beslissing hier al dan niet aan gekoppeld wordt, is een bevoegdheid van de federale overheid. Ik heb daarover al gesproken met de staatssecretaris en ik heb u daarover al geïnformeerd naar aanleiding van een vorige vraag om uitleg. De bedoeling is dat we de informatie delen met de federale Dienst Vreemdelingenzaken.
Dan was er de vraag over sanctionering vanuit VDAB en het OCMW. Indien een nieuwkomer door VDAB of OCMW wordt verplicht tot het volgen van een inburgeringstraject in het kader van zijn of haar wacht- of werkloosheidsuitkering of inkomsten, is het aan VDAB of het OCMW om de verplichting op te volgen en de sanctionering toe te passen. Ik heb daar momenteel geen volledig zicht op vanuit mijn bevoegdheid, maar in het regeerakkoord hebben we effectief afgesproken om naar een betere registratie en uitwisseling te gaan, zodat we dat ook kunnen inkijken. Ik zal er ook werk van maken, zodat we een volledigere foto hebben van de situatie.
U vraagt of er kordaat wordt toegezien op de naleving van die inburgeringsplicht. Ik denk dat de agentschappen de inbreuken consequent vaststellen en dat de handhavingsambtenaren ook onderzoek doen naar de door hen doorgestuurde inbreuken. En zij doen dat ook op een consequente manier.
In verband met het toezicht op de naleving in geval van digitale lessen met betrekking tot maatschappelijke oriëntatie: de organisatie van deze lessen verloopt op dit moment inderdaad digitaal. De inburgeringsplicht en de modaliteiten van de sanctionering blijven ongewijzigd. Deelname aan de les op afstand en maken van taken om regelmatige deelname te beoordelen, is het instrument dat we daarbij hanteren.
Wat Nederlands als tweede taal (NT2) betreft: zoals u weet gebeurt dat in samenwerking met de minister van Onderwijs. Gegevens over regelmatige deelname worden verstrekt aan het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII), zodat ook daar beoordeling en eventuele sanctionering mogelijk is.
Ik hoop dat ik daarmee voldoende elementen van antwoord heb gegeven op uw concrete vraag.
De heer Janssens heeft het woord.
Dank u, minister. In opvolging van het antwoord dat u gegeven hebt aan collega D’haeseleer, zie ik nu eigenlijk twee nuances. Eén, er is een snellere en efficiëntere verwerking van de inbreuken. Dat is uiteraard een goede zaak. Zeker ten aanzien van nieuwkomers die nog niet vertrouwd zijn met de regels en wetten die in onze samenleving gelden, mogen we immers absoluut niet het signaal geven dat er straffeloosheid is wanneer men bepaalde verplichtingen niet nakomt.
Twee – een misschien nog belangrijker en opvallender nuance –, twee derde van de boetes van vorig jaar werden uitgeschreven aan inburgeraars die niet onder de verplichte inburgering vallen, maar die eigenlijk een beroep doen op hetgeen we hun aanbieden. Ze krijgen dus een gratis cursus van de overheid aangeboden, en blijkbaar vindt twee derde van die rechthebbende inburgeraars dat ze zich in de loop van het vormingsprogramma niet langer aan allerlei afspraken moeten houden. Ik vind dat een belangrijke en pertinente vaststelling, en ik zou daaraan twee vragen willen koppelen.
Stelt u het systeem van de rechthebbende inburgeringsprogramma’s in vraag? Het lijkt me evident dat u de verplichte inburgering wilt behouden, maar wat de rechthebbende inburgering betreft: stelt u dat systeem in vraag? Of, als u het niet in vraag stelt, vindt u het dan opportuun om de kosten die gemaakt worden voor zo’n inburgeringscursus, volledig door te rekenen aan de rechthebbende inburgeraar? Er gaat binnenkort wel een wijziging komen waarbij een klein deeltje van de inburgeringskost betaald moet worden door alle inburgeraars. Wilt u dan een onderscheid maken tussen de verplichte en de rechthebbende inburgeraars, om daar die scheeftrekking toch wat meer recht te trekken? Ik denk dat we als samenleving niet mogen aanvaarden dat nieuwkomers in ons land van meet af aan hun voeten vegen aan hun wettelijke verplichtingen, en zelfs weigeren de boete te betalen die hun daarvoor wordt opgelegd. Ik denk dat dat ook zou leiden tot een gebrek aan respect voor onze samenleving en voor onze wetten, en dat kunnen we in geen geval tolereren.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, collega’s, het Vlaams inburgeringsbeleid en zeker ook de hervorming daarvan heeft als doel een kwaliteitsvol traject aan te bieden aan elke nieuwkomer, net om er voor te zorgen dat die mensen op … (onverstaanbaar). En er zijn heel wat maatregelen voorzien bij de hervormingen: snel inschrijven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), extra inzetten op de vierde pijler, op het Nederlands. Ik denk dat dit een heel belangrijke stap is die we gezet hebben.
Nu, dat sanctiemechanisme voor de inburgeraars die werkelijk halsstarrig weigeren, dat is een noodzakelijke stok achter de deur die we voorhanden hebben. Een deel daarvan is het boetesysteem, maar we hebben het inderdaad ook gehad over het doorgeven en delen van informatie met de Dienst Vreemdelingenzaken, omdat dat een impact kan hebben op het verblijfsstatuut. Ik denk dat dit, behalve het boetesysteem, voor sommige mensen nog een grotere stok achter de deur kan zijn, doordat ze beseffen dat als ze niet inburgeren, ze hun verblijfsrecht kunnen verliezen. U hebt inderdaad daarnet aangegeven dat u daarover ook met uw federale collega overleg hebt gehad. Ik vraag me af of u er wel inzage in gekregen hebt op welke manier men de bijkomende informatie concreet zal aanwenden in de beoordeling van de verblijfstitel. Want zoals ik daarnet al zei, denk ik dat dat ook wel een impact kan hebben op halsstarrige inburgeraars om toch gemotiveerd te zijn.
We zagen ook dat twee derde van de boetes naar mensen gaat die zich eigenlijk vrijwillig inburgeren. Hebt u zicht op de reden waarom die mensen afhaken?
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, ook voor ons is inburgering een essentieel onderdeel van integreren in de Vlaamse maatschappij. Het was dan ook onze goede collega, vriend en partijgenoot Marino Keulen die als minister van Inburgering deze verplichtingen heeft vastgelegd. En toen benadrukte hij al dat het niet de bedoeling was om de inburgeraars het leven zuur te maken. Het is de bedoeling hen zo snel mogelijk te activeren.
Het betreft ook een klein deel van de cursisten die een boete krijgen, wat een goede zaak is. Want die boetes worden toch veeleer opgevat als een stok achter de deur. De loutere dreiging met een boete zet de meeste cursisten aan om hun cursus succesvol af te ronden, en dat is belangrijk.
Wij zijn vanop het terrein en vanuit de steden absoluut vragende partij dat mensen die hier door omstandigheden komen, zo snel mogelijk de taal leren, en dat ze ook een inburgeringstraject volgen. Dat laat toe dat ze zich snel integreren in onze samenleving.
Minister, uiteraard hebben wij in dit coronajaar gemerkt dat het niet gemakkelijk was om eerst en vooral aan alle verplichtingen te voldoen, maar het was ook zeker niet gemakkelijk om financieel aan alle verplichtingen te voldoen. Ik denk dat we daar ook rekening mee moeten houden. Hebt u indicaties dat het coronajaar ook geleid heeft tot meer financiële en praktische moeilijkheden in verband met inburgering?
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de vraagstellingen en de interessante beschouwingen.
Ik zou eerst en vooral nog eens willen opmerken dat er ook twee heel positieve cijfers zijn. Het eerste positieve cijfer is dat 98 procent van de mensen die een inburgeringscursus volgen, dat op een correcte manier doen, waardoor zij niet hoeven te worden gesanctioneerd. Dat is niet de meerderheid, niet de grote meerderheid maar de overdonderende meerderheid. En dat is positief. Dat betekent dat het overgrote deel van de mensen die in dat inburgeringstraject stappen, bijna iedereen, het goed volhoudt.
Dat is ook belangrijk omdat wij binnenkort met een nieuw decretaal kader zitten. Die mensen zullen niet alleen moeten volhouden, ze zullen daarna ook moeten slagen in een examen. Zij zullen ook moeten aantonen dat ze niet alleen fysiek maar ook mentaal aanwezig waren, en ook inspanningen hebben gedaan om zich eigen te maken wat hen aangeleerd werd. Dat is toch wel een belangrijke, positieve vaststelling.
Een tweede belangrijke en positieve vaststelling is dat wij een aantal mensen verplicht opleggen om zich in te burgeren. Wij hadden die scope graag wat groter gehad, denk ik. We hadden bijvoorbeeld ook graag mensen uit EU-landen aan zo’n cursus onderworpen, maar dat kunnen wij internationaalrechtelijk niet. Wij stellen vast dat de helft van de mensen die een inburgeringscursus volgt, mensen zijn die dat op vrijwillige basis doen. Ook al kun je hen internationaalrechtelijk niet dwingen om een cursus te volgen, toch willen ze dat graag doen. Want ze willen graag inzicht krijgen in onze samenleving, onze taal leren, en dergelijke meer. Ook dat is principieel een heel positief signaal. Dat zijn mensen die zich spontaan en zonder dwang willen inburgeren. Ik vind dat een burgerplicht, ik vind dat de evidentie, maar toch: mensen doen het ook. Dat is dus een positieve zaak.
Ik zei daarstraks dat twee derde van die boetes naar mensen gaan die niet verplicht inburgeraar zijn, mensen die dat vrijwillig doen. Dat wil niet zeggen dat twee derde van de vrijwillige inburgeraars een boete krijgt. Maar ik denk niet dat u het zo begrepen had, mijnheer Janssens. U hebt begrepen dat twee derde van de boetes terechtkomen bij mensen die niet verplicht zijn om die cursus te volgen, die rechthebbend zijn. Dat komt neer op ongeveer 2,3 procent van die groep. Dus ook daar volgt toch meer dan 96 procent, ongeveer 97 procent van de mensen, getrouw de cursus.
Wat ik denk dat daar gaat gebeuren – maar dat is natuurlijk een van de grote zaken die we moeilijk kunnen inschatten –, is dat we die cursussen betalend zullen maken, zoals de andere. Met andere woorden: mensen zullen ook twee keer 90 euro moeten betalen als ze attesten willen behalen en nog eens twee keer 90 euro als ze een examen willen afleggen. Als ze niet slagen, zullen ze opnieuw 90 euro moeten betalen om die cursus te kunnen volgen. De vraag is of die mensen zullen afhaken dan wel of ze dat zullen blijven doen. Ik hoop dat die vrijwilligen, die rechthebbende inburgeraars, dat zullen blijven doen. Ik ga er ook van uit dat ze gemotiveerd zijn om dat te blijven doen. Ik denk dat dat een van de onbekende factoren is na de hervorming van ons Inburgeringsdecreet en dat we dat goed moeten opvolgen.
Dan wil ik nog ingaan op het doorspelen van informatie aan de Dienst Vreemdelingenzaken. Mevrouw De Vreese, ik geloof inderdaad dat dat een belangrijke hefboom is om diegenen die nog twijfelen, nog meer te motiveren om op een ernstige manier dat inburgeringstraject te volgen. Wij gaan ook decretaal inschrijven dat die informatie gedeeld moet worden met de Dienst Vreemdelingenzaken. We hebben daar nu contacten mee, om dat zo goed mogelijk te doen. Ik herhaal dat ik daar geen uitspraken over doe. Ik denk dat daarover de staatssecretaris in het federale parlement bevraagd moet worden. Dat is nu eenmaal de consequentie van onze federale staatsordening: hij draagt op dat vlak de volledige bevoegdheid. Ik zou ook niet graag hebben dat men in het federale parlement zou discussiëren over de voorwaarden waaronder Vlaanderen die informatie zou doorgeven aan DVZ. Mijn reactie daarop zou zijn: dat is mijn kernbevoegdheid, dat is de bevoegdheid van Vlaanderen, daar heeft de federale overheid niets mee te maken. Maar wij zullen die informatie overmaken.
Natuurlijk heb ik de staatssecretaris gewezen op het belang daarvan. Ik heb de context daarvan goed uitgelegd. En ik heb daarbij een man ontmoet die mij het signaal gaf dat hij daar ernstig mee zou omspringen. Maar ik denk dat alle intenties die we hem al dan niet toedichten, eigenlijk beantwoord kunnen worden door hemzelf in de Kamer van volksvertegenwoordigers, waar hij als staatssecretaris ondervraagd kan worden over zijn houding ten opzichte van de informatie die wij hem gaan doorspelen.
Maar we gaan dat alleszins op een heel consequente manier doen, omdat dit niet alleen een onderdeel uitmaakt van ons regeerakkoord en van het Vlaamse beleid, maar ook omdat ik geloof dat dit de evidentie zelve is. Als iemand moedwillig weigert om Nederlands te leren, weigert om zo’n cursus te volgen, weigert om zich die kennis eigen te maken, weigert om zich in te schrijven bij VDAB, dan moet dat zijn consequenties hebben. Als men daar hardnekkig in is, dan lijkt me dat de logica zelve. Dat is een beleid waarin ik me volledig kan inschrijven.
De heer Janssens heeft het woord.
Dank u, minister en collega’s, voor de bijkomende vragen en bemerkingen. Ik ben daarstraks ook begonnen met het goede nieuws: als de meesten zich houden aan hun verplichtingen, is dat uiteraard een goede zaak. We moeten dan vooral focussen op diegenen die dat niet doen. Wat dat betreft, mogen we absoluut niet het signaal geven dat het overtreden van de inburgeringsplicht ongestraft blijft, of nagenoeg ongestraft. Want dan hoeft men niet verbaasd te zijn dat het aantal overtredingen de komende jaren nog zal toenemen.
Uiteraard, ook voor mij lijkt het evident dat Vlaanderen, naar het voorbeeld van andere Europese landen, werk maakt van een koppeling tussen het naleven van de inburgeringsplicht en de verblijfsvergunning. Het voldoen aan de inburgeringsplicht zou eigenlijk een conditio sine qua non moeten zijn voor het verkrijgen of het verlengen van een verblijfsvergunning.
Minister, ik weet dat u daarover zegt dat dit een bevoegdheid is van de federale overheid. Maar ik hoop toch ook dat de Vlaamse Regering dan initiatieven neemt om contact op te nemen met die federale overheid, om op dat vlak stappen te zetten. Want als, zoals nu eigenlijk, de Vlaamse Regering toelaat dat verblijfsvergunningen worden afgeleverd aan mensen die manifest hun voeten vegen aan hun inburgeringsplicht of uitkeringen of vervangingsinkomens worden toegekend aan die mensen, dan is dat niet alleen manifest onrechtvaardig tegenover onze samenleving, die daarvoor vooralsnog voor 100 procent het kostenplaatje draagt, maar ook tegenover die nieuwkomers die wel de regels respecteren. Dus inzake de koppeling tussen inburgeringsplicht en verblijfswetgeving, en ook tegen de straffeloosheid die er is bij bepaalde inburgeraars die niet voldoen aan de plichten en de sancties die daaruit volgen, moet volgens mij hard opgetreden worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.