Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, ik stel in deze commissie opnieuw een vraag over mishandeling in kinderopvanglocaties. Helaas is er recent alweer een geval naar boven gekomen.
Vorig jaar hebben we hier in december ook het debat gevoerd, naar aanleiding van verschillende getuigenissen van ouders. We hebben toen uitvoerig gedebatteerd, minister, collega’s. En toch blijkt dat er nog steeds problemen zijn op de werkvloer, zo blijkt uit een nieuw voorval van mishandeling of hardhandige aanpak van een onthaalouder. Minister, ik weet dat u niet zelf persoonlijk op elke locatie aanwezig kunt zijn om een oogje in het zeil te houden. Het zou op dit moment ook niet goed zijn dat u dat zou doen. Maar het baart mij wel zorgen dat we keer op keer dergelijke signalen krijgen van plaatsen waarvan we eigenlijk verwachten dat ze veilig zijn. Want het is zo voor alle ouders, jonge ouders hier aanwezig, en grootouders: op het moment dat je je kind afgeeft in een kinderopvang, geef je je meest kostbare geschenk af. En dan hoop je dat je het ’s avonds, wanneer je je kind gaat ophalen, in dezelfde staat kunt ophalen en niet gaandeweg moet ontdekken dat er iets aan de hand is.
Blijkbaar heeft er opnieuw een voorval plaatsgevonden. Het baby’tje in kwestie heeft ondertussen een hersenoperatie moeten ondergaan en de blijvende gevolgen kunnen nog niet worden ingeschat, collega’s. En dat is toch ernstig. Uit het interview met Kind en Gezin over het voorval bleek dat de onthaalouder nu geschorst is. Men gaf echter geen duidelijkheid over een effectieve opheffing van de vergunning. Het is dus mogelijk dat de onthaalouder in kwestie na verloop van tijd opnieuw een aanvraag kan doen om de opvang van kinderen te organiseren.
Collega’s, het is niet mijn bedoeling om die discussie helemaal over te doen. Mijn vragen zijn vooral gericht op de opvolging van de toen gevoerde discussie en op een aantal voorstellen die ik toen namens mijn fractie heb gedaan. Ik opperde toen immers het bekendmaken van inspectieverslagen en het strenger aanpakken van overtredingen. Ook een betere en vooral snellere opvolging was deel van mijn betoog: snel ter plaatse gaan, zonder eerst een papieren procedure te moeten doorworstelen, ook als ouder.
U beantwoordde deze vragen door te stellen dat u verdere stappen wilt zetten op het vlak van kwaliteit en goed bestuur, met een correct transparant handhavingsbeleid als sluitstuk. Bijkomend stelde u, minister, dat er een specifiek expertenteam werd aangeduid. Daarbij werd vanaf 1 januari 2021 een projectleider ‘toekomst kinderopvang’ aangesteld die werkt aan het versterken van de opleiding tot kinderbegeleider, aan het voorzien van continue professionele ontwikkeling, het versterken van de instroom en de verdere ondersteuning van de kinderopvang.
Minister, dat is heel goed. Maar als het fout gaat of als er toch mensen zijn die kinderen hardhandig aanpakken, is dat op het moment dat ze al opvang geven en niet zozeer tijdens het traject daarnaartoe.
Minister, welke stappen zijn er ondertussen formeel genomen om het hardhandig behandelen van en ongepast omgaan met kinderen in de opvang tegen te gaan?
In het nieuwe voorval werd de onthaalouder geschorst. Wat zijn de gevolgen van deze schorsing? Is het mogelijk om tijdens een schorsing een nieuw opvanginitiatief op te starten of om zelf in het statuut van kinderbegeleider te gaan werken in een andere opvang? Welke criteria liggen voor om te bepalen of een vergunning al dan niet definitief wordt ingetrokken?
Dient Kind en Gezin stelselmatig een juridische klacht in en/of stelt het zich ook burgerlijke partij in alle gevallen van meldingen van mishandeling in een opvanginitiatief, om zo als tussenkomende partij duidelijk te weten wat er is gebeurd en hoe men kan optreden?
U toonde zich voorstander van een actieve openbaarheid van inspectieverslagen. Welke stappen zijn al ondernomen om dit in werkelijkheid te brengen?
Heeft de projectleider ‘toekomst kinderopvang’ al enkele besluiten kunnen maken over de huidige aanpak in de kinderopvang? Wat is het stappenplan? Wanneer zal er een uitgewerkte visie klaar zijn?
Hoever staat u ondertussen met het ontwikkelen van een aangepast handhavingsbeleid?
Ik dank u alvast voor uw antwoorden.
Minister Beke heeft het woord.
Collega, we zetten in de kinderopvang verder in op de integrale kwaliteitsontwikkeling en de versterking van het beleidsvoerend vermogen, met daarbij blijvende aandacht voor voldoende competente medewerkers en voldoende coaching en ondersteuning op de werkvloer.
Ik verwijs daarbij naar de uitbouw van het ondersteuningsnetwerk kinderopvang Mentes en van de ‘pools’ gezinsopvang. Ook in het kader van VIA6 (Vlaams intersectoraal akkoord) liggen concrete pistes en extra middelen op tafel voor de kwaliteitsversterking van de kinderopvang.
Het decreet van 20 april 2012 bepaalt dat een schorsing tot gevolg heeft dat de organisator geen kinderopvang mag organiseren zolang de schorsing loopt.
Een schorsing wordt opgelegd aan een welbepaalde organisator. Diezelfde organisator zal tijdens een periode van schorsing geen vergunning kunnen krijgen, tenzij uitzonderlijk om bijvoorbeeld infrastructurele problemen te verhelpen op een bepaalde locatie.
Op niveau van een individuele medewerker is het niet uitgesloten dat, als in het kader van het strafonderzoek geen beroepsverbod wordt opgelegd, een persoon elders als kinderbegeleider aan de slag gaat. De screening van nieuwe medewerkers is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de organisatoren. Opgroeien heeft geen gegevens over welke medewerkers in welke locatie aan de slag zijn.
Het Handhavingsbesluit van 11 december 2015 bepaalt dat Opgroeien regie een vergunning kan opheffen als een inbreuk op de vergunningsvoorwaarden niet op korte termijn kan worden weggewerkt, als een inbreuk die aan de basis lag van een schorsing niet is weggewerkt binnen de termijn die bepaald is in de beslissing tot schorsing of als de organisator de vergunning kreeg op basis van onjuiste gegevens.
Ernstige feiten die de integriteit van een kind schaden en die onbetwistbaar zijn vastgesteld lastens de organisator, worden beschouwd als inbreuken die niet kunnen worden weggewerkt.
Opgroeien regie doet steeds een verklaring als benadeelde partij wanneer het weet heeft van een strafonderzoek naar aanleiding van een voorval in een kinderopvanglocatie. Op die manier kan op wettelijk vastgelegde momenten ook inzage worden gevraagd in het strafdossier.
In antwoord op uw eerdere vraag heb ik al laten weten dat er overleg zou plaatsvinden tussen Opgroeien en Zorginspectie. Dat overleg heeft plaatsgevonden op 26 februari van dit jaar. Daarbij werden de mogelijkheden en obstakels, wettelijke en praktische, overlopen met betrekking tot de publicatie van inspectieverslagen en/of handhavingstrajecten.
Ik blijf benadrukken dat de invoering van actieve openbaarheid op een zorgzame wijze moet gebeuren, en dat is ook de benadering die we zullen volgen in de verdere voorbereiding. Verslagen actief bekendmaken heeft alleen zin als ze begrijpbaar zijn voor het brede publiek. In elk geval moet ook de privacytoets worden doorstaan. Informatie mag rechtstreeks noch onrechtstreeks te herleiden zijn tot individuele personen.
Op dat vlak verschilt de sector kinderopvang sterk van andere sectoren in welzijn en zorg. Zo telt een gemiddeld Vlaams ziekenhuis 484 bedden en 1512 medewerkers. Dat maakt de kans klein dat vaststellingen van Zorginspectie kunnen worden herleid tot één persoon. Kinderopvang daarentegen telt veel kleinschalige initiatieven, wat de zaken complexer maakt. Twee derde van de zevenduizend opvanglocaties is vergund als gezinsopvang. In dit opvangtype worden maximaal acht kinderen opgevangen, meestal in de gezinswoning van een onthaalouder. In de helft van alle vergunde locaties, gezins- en groepsopvang samen, wordt de kinderopvang gerealiseerd door één à twee begeleiders.
Ook op technisch vlak moet nog verder worden bekeken hoe actieve openbaarheid kan worden gerealiseerd. Het traject om vanuit het IT-platform ‘Modular’ van Zorginspectie automatisch zaken te publiceren staat voorlopig on hold, omdat mensen en middelen prioriteit moeten geven aan de beheersing van de pandemie.
De projectleider ‘toekomst kinderopvang’ zal in de eerste plaats inzetten op het verder professionaliseren en versterken van de sector kinderopvang. Zijn belangrijkste uitdagingen zijn: het realiseren van een traject naar voldoende, professionele en duurzame ‘workforce’ in de kinderopvang, en het versterken van competenties van de mensen die werken of instromen in een job in de kinderopvang.
Het gaat hierbij om een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij ook de beleidsdomeinen Werk en Sociale Economie en Onderwijs en Vorming een belangrijke rol spelen. De verkenning en voorbereiding van acties op dit vlak is volop bezig.
Verder zal, in het kader van sociaal ondernemerschap en arbeidsinnovatie, ook verder worden ingezet op het versterken van het beleidsvoerend vermogen van organisatoren.
Ook handhaving is een belangrijke schakel in die kwaliteitsketen, maar is dus niet de unieke focus van de projectleider ‘toekomst kinderopvang’. Wel maakt Opgroeien, vanuit multidisciplinair perspectief, parallel werk van de handhaving.
Opgroeien is volop bezig met het doorontwikkelen van het handhavingsbeleid. Op korte termijn zal het multidisciplinair team operationeel zijn met extra juridische en pedagogische expertise om handhaving bij ernstige incidenten aan te pakken. Daarnaast zijn er ook bijsturingen in gehanteerd beleid zodat dossiers met herhaaldelijke lichtere klachten ook beter kunnen worden opgevolgd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb eigenlijk een oproep voor u: zorg ervoor dat ik hier in de toekomst niet meer te veel vragen over dit thema kan stellen. Dat zou goed zijn voor u, voor uw kabinet, maar ook voor Opgroeien. Ik zou u eigenlijk willen vragen om er bij dit thema echt bovenop te gaan zitten.
Als er overleg is tussen ambtenaren en diensten die een hele lijst van problemen opstellen waarom iets niet kan, dan denk ik dat we moeten zeggen: los het op. Heel concreet, wanneer ik u hoor zeggen: ‘Ja, maar, privacy ... Een negatief verslag kan in een gezinsopvang worden herleid naar één iemand.’ Inderdaad. ‘So be it’. Dan mag het geweten zijn dat dat opvanginitiatief, die één iemand, die ene persoon niet kan omgaan met kinderen. Sorry, maar dat is de realiteit. Dan gaan we toch niet zeggen: ‘Ja, maar privacy. Lastig, lastig, lastig.’ Tja, dan is dat maar zo, minister. Dan moeten mensen die beginnen met gezinsopvang, weten: ‘Ja, dat hangt aan mij. Dat hangt aan mij.’ Dat is één.
Twee, ik vind het heel goed dat er een verklaring van benadeelde partij is, bij elk geval. Dat is belangrijk, want dan kan de vinger aan de pols worden gehouden. Ik lees in de inspectieverslagen dat men de organisator aanmoedigt om open te communiceren en, als die een eigen website heeft, daarop zijn verslagen te publiceren. Minister, laat ons gewoon zeggen: als je erkend wilt zijn, dan publiceren wij het inspectieverslag. Punt. Stop. Ik denk dat we het zo eenvoudig moeten maken, minister. Dat is ook de oproep die ik bij dezen wil doen.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik dank u en ook collega Daniëls, om zich te blijven vastbijten in dit dossier. Collega Daniëls, het gebeurt de laatste tijd vaker, maar ik ben het eigenlijk heel erg eens met wat u zegt. Het siert u dat u vanuit de meerderheid probeert om het nog een beetje omfloerst en vriendelijk te formuleren. Maar ik vrees, collega, dat u hier over een half jaar exact dezelfde vraag zult kunnen stellen, als ik het antwoord van de minister hoor. Want ik hoorde een heel wollig antwoord, met heel veel moeilijke termen, dat eigenlijk moest verhullen dat er in de praktijk, op het terrein, heel weinig echt gerealiseerd is. Ik voelde geen verbetenheid en ook geen vaste wil om ervoor te zorgen dat we te allen tijde proberen te vermijden dat er opnieuw zulke gevallen gebeuren.
Het gaat over iemands kind, iemands kleinkind. Achter die cijfers zitten er verhalen. We hebben als beleidsmakers de verpletterende verantwoordelijkheid om er alles aan te doen om dat niet meer te laten gebeuren. Ik voel die ‘sense of urgency’ momenteel niet. Ik wil er echt toe oproepen om het concreter te maken. Er was een overleg met Zorginspectie op 26 februari. Meer dan een jaar geleden hebben we die hele discussie al gevoerd. Nu wordt dat dan opgestart en dan is het met veel ‘alsen’ en ‘maren’. Ik moet collega Daniëls volledig bijtreden: dat moet sneller kunnen. Er worden non-argumenten gebruikt om iets niet te doen dat eigenlijk een ‘no-brainer’ zou moeten zijn.
Minister, probeer daar toch meer bovenop te zitten. Ik snap dat er momenteel heel veel andere zaken zijn in uw beleidsdomein. Dit gaat over een heel gevoelig dossier. Pak dat alstublieft mee op en laat het niet alleen aan Kind en Gezin over.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, we hebben het hier inderdaad al over gehad. Het is inderdaad heel terecht dat er opvolging is in de commissie. Die opvolging is eigenlijk sowieso nodig, ook zonder dit vreselijke voorval.
Ik geloof heel oprecht dat de Vlaamse Regering beter kan werken dan vandaag aan de preventie van dit soort vreselijke gevallen. Eigenlijk is de brede preventie heel duidelijk in dit geval. Daar ligt een heel breed pad van mogelijkheden. U weet dat de kinderopvang zich binnen Zorg en Welzijn stiefmoederlijk behandeld voelt. Dit is echt de manier om dat ook aan te pakken. Ten eerste, we weten dat er door de experts wordt gezegd dat kindermishandeling een heel groot probleem is bij stress. Op dit moment zit bij de Vlaamse Regering stress ingebakken in het systeem, met een heel hoge kindnorm. Negen kindjes per persoon, soms veel meer op momenten van de ‘breaks’. Mijn eerste vraag is dan ook: zult u die kindnorm heroverwegen?
Ten tweede, mensen in de kinderopvang vragen zelf om meer omkadering, meer pedagogische begeleiding. Ze zeggen ook zelf dat dat heel erg nodig is. Dat zijn niet alleen de experts. Als je het hebt over integrale kwaliteitsontwikkeling, dan is mijn vraag: hoe zult u ervoor zorgen dat er effectief meer ontwikkeling is van die kwaliteit? Met name, hoe zult u meer bachelors Pedagogie van het Jonge Kind aantrekken en aanwerven? Dat zijn de specialisten. Die opleiding is speciaal opgericht omdat de Vlaamse Regering inzag dat er kwaliteit nodig was in de kinderopvang. Maar die mensen komen veel te weinig in de kinderopvang terecht.
Ten derde, u kunt die kwaliteit ook optrekken door de normen van de vorming op te trekken. Als mensen begrijpen wat er nodig is in de zorg voor een kindje – want helaas is verwaarlozing en mishandeling niet alleen fysiek, en zelfs als ze fysiek is, niet altijd zichtbaar bij zo'n jong kindje – dan gaat de kwaliteit erop vooruit. De kwaliteit wordt opgetrokken door de kwaliteit van de vorming op te trekken.
Minister, ik heb nog twee heel concrete vragen voor u. Ik hoop dat u die beantwoordt. Ten eerste, met welke regelmaat komt de inspectie gemiddeld langs bij de kinderopvang?
Ten tweede, ik heb het u daarnet al gevraagd als bijkomende vraag bij de vraag om uitleg van collega Schryvers. U hebt toen geen antwoord gegeven, ik wil er nu op aandringen dat u wel antwoord geeft. U krijgt dezelfde vragen twee keer in een commissie. Hoeveel inspecteurs, uitgedrukt in voltijdsequivalent (vte), werken er in de inspectie van kinderopvang? Dat is een heel simpele vraag. Ik dank u.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Groothedde, dat is een belangrijke vraag, maar ik stel voor dat u die schriftelijk stelt. Dan zal ik u de juiste cijfers bezorgen. Ik heb die immers hier niet zomaar bij mij. Ik ben bereid om u die cijfers te bezorgen. Stel mij een schriftelijke vraag en u zult ze krijgen.
We hebben daarstraks al gesproken over handhaving en bijkomende investeringen. Ik denk dan ook dat we daar deels al een antwoord op hebben gegeven.
De heroverweging van de kindnorm is een element dat we kunnen meenemen in de toekomst, om na te gaan hoe we daar verder mee kunnen omgaan.
Collega's, ik wil niet vervelend doen, maar ik moet echt naar een overleg. Ik weet niet of u de voorbije dagen en uren iets hebt gemerkt. Ik zit hier in deze commissie, ik probeer te antwoorden op vragen. Maar ik moet echt naar een ander overleg, naar aanleiding van wat er morgenvroeg te gebeuren staat. Mijn excuses.
Minister, alle begrip daarvoor. Indien u dat wenste, kon u dat ook vroeger hebben gezegd. Dat zou voor niemand een probleem zijn geweest. Alle begrip daarvoor. We danken u voor uw komst. Hoogstwaarschijnlijk zien we u morgen terug in de plenaire vergadering.
Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.