Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik wil met deze vraag polsen naar de stand van zaken bij de omvorming van het dienstenchequesysteem naar een facturatiemodel. Vandaag moet men op voorhand cheques bestellen. De ambitie was om het systeem maximaal te digitaliseren zodat men elektronische dienstencheques zou kunnen bestellen. Alleen blijkt uit de praktijk dat de idee om naar bijna 95 procent te gaan aan digitale dienstencheques niet lukt. Dat blijft echt wel haperen op ongeveer drie op tien. Uit recente cijfers van de gebruikers blijkt dat zij nog altijd de voorkeur geven aan papieren cheques.
Het systeem van papieren cheques heeft voor- en nadelen maar in het regeerakkoord staat dat we moeten nagaan of we niet naar een facturatiemodel kunnen gaan waarbij gebruikers via een factuur hun prestaties betalen op het einde van de maand, nadat de prestaties zijn geleverd.
De idee is niet nieuw. Ook uw voorganger, Philippe Muyters, had aan het eind van de vorige legislatuur al gezegd dat hij dit zou onderzoeken. Hij had aan het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) de opdracht gegeven om die oefening te maken.
Tijdens ons bezoek aan het departement WSE, heel lang geleden, toen we nog fysiek buiten mochten komen, werd ons bevestigd dat die studie lopende was. Intussen zijn we twee jaar verder en is mijn vraag wat de stand van zaken is van het onderzoek naar de invoering van een mogelijk facturatiemodel.
Zijn er al resultaten? Zo niet, tegen wanneer worden die verwacht? Zijn er eventueel tussentijdse resultaten of bevindingen? Wanneer denkt u hierin een beslissing te nemen?
Minister Crevits heeft het woord.
Het Departement WSE onderzoekt momenteel inderdaad verschillende pistes voor een nieuw model en een meer digitale oplossing voor de dienstencheques.
Deze oefening is opgestart in 2020. In het najaar van 2019 lag de focus op de uitrol van de nieuwe overheidsopdracht voor de aanstelling van het uitgiftebedrijf. Deze procedure is goed gelopen en Sodexo is op 1 januari 2020 aangesteld in het kader van de nieuwe overheidsopdracht. Met de coronacrisis heeft de oefening over het toekomstmodel sinds maart 2020 wat vertraging opgelopen. Ik moet daar open over zijn en ik moet ook zeggen dat mijn leidinggevend ambtenaar en zijn team zich momenteel te pletter werken om corona te kunnen opvangen. De focus lag vorig jaar dus op het nemen van de nodige coronamaatregelen en het ondersteunen van de dienstenchequesector. U hebt de moeilijkheden ook meebeleefd over het openhouden en ondersteunen daarvan.
Een externe consultant heeft eerst een analyse gemaakt van de dienstenchequemaatregel en de noden van de betrokken actoren. Dit gebeurde binnen een PIO-project (Programma Innovatieve Overheidsopdrachten) ondersteund vanuit het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). Voor de analyse werd eerst een brainstormoefening georganiseerd waarin ook een aantal vertegenwoordigers van de dienstenchequesector aanwezig waren. Op deze manier werden hun belangen in kaart gebracht.
Vervolgens werden er alternatieve modellen onderzocht, naast het facturatiemodel dat vooraf al door de administratie werd uitgewerkt. Uit de verschillende modellen werd dan een model gekozen door de administratie dat verder werd uitgewerkt in samenspraak met de externe consultant. Deze oefening werd eind 2020 afgerond.
Het Departement WSE maakt nu een vergelijking tussen het bestaande model, het facturatiemodel dat door het departement werd ontwikkeld en het model ontwikkeld met de externe consultant. Voor elk model worden de voor- en nadelen duidelijk opgelijst. Op basis van deze vergelijking kunnen we dan kiezen of we veranderen en zo ja, welke model we kiezen.
Voor mij is het van belang dat we kiezen voor een model dat zoveel mogelijk rekening houdt met alle actoren in het stelsel, namelijk de gebruikers, de bedrijven en de huishoudhulpen zelf. We moeten ook oog hebben voor de continuïteit, de digitalisering en de kostprijs. Die vergelijking wordt op dit ogenblik afgerond. Ik hoop die binnenkort te kunnen bekijken. Wijzigingen aan het operationele model vereisen sowieso een aanpassing van de regelgeving. Bovendien kunnen grote wijzigingen binnen de huidige overheidsopdracht niet efficiënt uitgerold worden.
Ik heb wel de ambitie om, na de uitvoering van de huidige opdracht, nog tijdens deze legislatuur het nieuwe model te kunnen heropstarten.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb er alle begrip voor dat dit wat meer tijd vergt. Het is evident dat deze mensen andere katten te geselen hadden, andere prioriteiten hadden. Ik heb er geen enkel probleem mee dat het allemaal wat langer duurt. Bovendien moeten we niet te snel willen gaan en niet over één nacht ijs gaan. Zoals u zelf zegt, zijn er verschillende betrokkenen, zoals de gebruikers, waarvoor zo’n facturatiemodel wel een enorme verbetering zou kunnen inhouden. Ik ben natuurlijk ook niet blind voor het feit dat dit wel wat nadelige effecten kan hebben op het vlak van liquiditeit voor ondernemingen die het al niet gemakkelijk hebben, gelet op de discussie over de winstmarges. Ik vind het dus goed dat we alles goed in kaart brengen.
Minister, u hebt me wel wat nieuwsgierig gemaakt. Ik heb begrepen dat er een derde model is. Naast het huidige model en het facturatiemodel ligt er nu blijkbaar een derde model op tafel. Ik wil natuurlijk graag weten hoe dat model eruitziet. Kunt u daar al iets over zeggen? Ik steun in ieder geval uw ambitie om nog deze legislatuur knopen door te hakken. Ik vraag me af of het facturatiemodel of het derde model – dat me nog altijd intrigeert – een beter model zal zijn dan het model dat we vandaag hebben. We botsen namelijk nog op heel veel problemen, zoals de vervallen cheques van mensen die overleden zijn. Ik weet dat er goede stappen vooruit gezet werden, maar het model botst altijd wel op zijn limieten. Mochten we vandaag een systeem van dienstencheques invoeren, weet ik niet of we nog zouden kiezen voor zo’n model met papieren cheques. Waarschijnlijk zouden we dan meer kiezen voor de digitale weg en eventueel zelfs voor het facturatiemodel. Ik denk dat het wel belangrijk is dat we daarin een verbetering aanbrengen.
Minister, in welke mate kunt u al de contouren schetsen van dat derde model?
Ik zie dat de derde weg tot de verbeelding spreekt.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Eerst en vooral vind ik het belangrijk dat de gebruiksvriendelijkheid van het systeem gegarandeerd blijft. Uiteraard moeten we maximaal inzetten op de digitale weg. Maar ook de mensen die minder ‘wendbaar’ zijn en nog niet mee zijn op de digitale snelweg – zoals heel wat senioren – moeten natuurlijk ook mee blijven kunnen. Ik steun dus de vraag naar meer gebruiksgemak.
Verder moeten we ervoor opletten dat we geen opwaartse druk krijgen op de prijzen van de cheques. Enkele weken geleden voerden we hier de discussie over het doorrekenen van extra kosten door bepaalde dienstenchequebedrijven aan de gebruikers van die cheques. Ik vind het belangrijk dat dit niet nog veel gemakkelijker wordt via een nieuw model. Het is natuurlijk een systeem dat verschillende doelstellingen dient, zoals het mogelijk maken van betaalbare huishoudhulp voor veel mensen en ervoor zorgen dat mensen aan de slag kunnen. Die doelstellingen moeten gegarandeerd blijven in eender welk betalingsmodel. Dat is ons pleidooi. Het valt misschien een beetje buiten het bestek van de vraag van collega Ongena, minister, maar u had beloofd om in kaart te brengen welke organisaties of ondernemingen welke kosten doorrekenen aan hun klanten. Hoever staat het daarmee?
De heer Buysse heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Het is al gezegd: het huidige systeem waar we mee werken is een efficiënt systeem, heel transparant, controleerbaar. Maar ik ben er niet van overtuigd dat wat hier voorgesteld wordt – of de richting die het uitgaat – wel het antwoord is op de vragen die aanvankelijk aan de grondslag lagen. Collega Ongena heeft al verwezen naar de kwestie van de cheques bij het overlijden van de gebruiker. Dat is al volledig geregeld door de minister, dat is opgelost. Dan zijn er de vervallen cheques. Dat kan inderdaad een probleem zijn. De geldigheidsduur kan eventueel een oplossing bieden. En er is de promotie van de elektronische dienstencheques: dat is natuurlijk ideaal, maar ook daarin kun je nooit naar 100 procent gaan, daarvan ben ik me bewust.
Maar we moeten opletten dat we door het oplossen van een aantal problemen misschien geen nieuwe problemen creëren. Er zijn bijvoorbeeld nu al bedrijven die extra kosten factureren. Dat is al gezegd door collega Gennez. We weten dat: de gebruikers betalen al een factuur, en dan komt er daarnaast nog een andere factuur. Wordt dat één groot systeem, hoe zit dat precies? De transparantie voor de gebruikers is op dit ogenblik wel heel goed, vind ik. Men kan perfect weten waar men staat. Zeker met het digitale systeem kan men perfect zien wat men betaald heeft, op enkele dagen tijd. Dat vind ik een heel goed systeem. Ik vraag me af hoe men dat kan verbeteren met een facturatiesysteem waarbij pas een maand later een factuur in de brievenbus komt. Men gaat toch niet elke week factureren, dat zal ook niet gaan. Dus ik vraag me af of dat wel zo’n goede zaak is. Daar kun je ook een technische vraag bij stellen, want als je ‘dienstverlening’ op de factuur zet, dan is daar ook BTW aan gekoppeld. Hoe gaat men dat in de praktijk brengen?
En het belangrijkste – dat ook al licht aangeraakt wordt door de vraagsteller, en iets waar ik zeer gevoelig voor ben –, dat is de mogelijke vertraging in de cashflow die men zal creëren. De bedrijven hebben 90 procent van de inkomsten in feite onmiddellijk nodig om de lonen uit te betalen, dat weet u. Dus elke vertraging die er zou kunnen komen, doordat de inkomsten wat later komen, of omdat het betaalgedrag van sommige mensen misschien niet 100 procent oké is, kan voor serieuze cashflowproblemen zorgen. Vooral in een sector waarvan we weten dat de bedrijven het al heel moeilijk hebben om het hoofd boven water te houden. Het nieuwe systeem mag dus zeker niet tot gevolg hebben dat men daardoor in de problemen komt.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil uit pure curiositeit weten, minister, of er eigenlijk nog andere landen zijn – bij mijn weten is het niet zo – waar de overheid zo fors tussenkomt in de financiering van poetshulp? Als u daar niet op kunt antwoorden, alle begrip uiteraard, maar ik wou het gewoon graag weten, omdat het wel belangrijk is om te weten naar welk systeem we overgaan.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de heel erg grote interesse voor het nieuwe model. Dat was eigenlijk niet verwacht, collega Ongena. Ik zal sowieso proberen te antwoorden, uiteraard zonder uw nieuwsgierigheid al volledig te kunnen bevredigen.
Het derde model, collega Ongena, is in het kader van het PIO-project ontwikkeld. Het werd mij ook nog niet in detail toegelicht. Het is technisch gezien nieuw. Het is gebaseerd op een centraal ‘business process management’. Dat is software die het stappenplan van een dienstencheque bevat en controleert, in combinatie met een bankplatform. Dat model is vooruitstrevend in de manier waarop het dienstencheques beschikbaar stelt. Het maakt eigenlijk gebruik van innovaties in de markt, maar aan het concept wordt niet zoveel veranderd. Het is gewoon de verwerking, en de structuur daarachter, die gebruiksvriendelijker zou moeten worden.
Dan zijn er de administratiekosten, collega Gennez. We hebben hierover een gezamenlijk overleg gehad met de sector. We hebben nu een bilateraal overleg met de vakbonden en de werkgeversorganisaties. De sector staat redelijk unaniem zeer weigerachtig tegenover een ingrijpen hierop. Ze hebben de middelen nodig om de kosten te kunnen dragen. Ik heb aan de sector zelf gezegd dat ik transparantie wens. Ik wil dat elke burger kan zien wat de extra kosten zijn die worden aangerekend. Als men vindt dat men daar de vrijheid in heeft, is het maar normaal voor zo’n zwaar gesubsidieerde sector dat men transparant is en dat wij de mensen transparante informatie kunnen geven. Wordt vervolgd.
De bezorgdheden van de spelers worden zeker meegenomen, mijnheer Buysse, bijvoorbeeld de cashflow bij de bedrijven. We doen dat door een actieve betrokkenheid te garanderen.
Mijnheer Ronse, ons systeem van dienstencheques is relatief uniek in de wereld. Voor sommige zaken zijn we vrij uniek. Het wordt soms wel als voorbeeld aangehaald. Het is niet omdat men in dezen uniek is, dat het per definitie slecht is.
De oefening rond de facturatie en het nieuwe model, collega Ongena, wordt afgerond. Dan ben ik zeker bereid om de resultaten eerst met jullie te delen, vooraleer we daar beslissingen over nemen. Dat is sowieso een heel groot manoeuvre dat we daar moeten doen.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de toelichting.
Voor alle duidelijkheid, ik heb er zelf naar verwezen, zo’n hervorming naar een facturatie- of ander model moet natuurlijk samenhangen met de discussie over de rentabiliteit. Het is daarom ook goed, minister, dat de dienstenchequeondernemingen zelf daar van bij het begin bij worden betrokken. We kunnen het ene echt niet los zien van het andere. Dat betekent niet dat we blind moeten zijn voor de beperkingen van het huidige systeem dat in 2004 is ingevoerd. Zeventien jaar geleden! Er zijn vandaag veel mogelijkheden om dat systeem gebruiksvriendelijker te maken. We moeten die oefening maken.
Minister, het model bracht voor mij onduidelijkheid. Ik ben ook maar een simpele jurist. Business proces management, dat zegt me niets. Ik kijk uit naar de zaken die uiteindelijk allemaal uit de bus gaan komen. Ik juich toe dat u met de definitieve beslissingen naar het parlement gaat komen om dat eens voor te stellen. Misschien krijg ik dan een beter zicht op het nieuwe model.
De vraag om uitleg is afgehandeld.