Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
U weet dat ik al een tijd bezig ben met dit thema en er ook in de luwte mee bezig ben geweest. Ik heb het in een ontwerp van voorstel van resolutie gegoten. Dat heeft het daglicht nog niet gezien omdat ik het eerst aan de collega’s wilde voorleggen. Ondertussen is er natuurlijk wel een en ander bewogen.
U hebt namelijk een visienota op tafel gelegd. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en het Overlegplatform Handicap en Arbeid hebben de nota bekeken. Ze geven aan dat het luik over preventie te eng wordt geïnterpreteerd. In die zin moet preventie ervoor zorgen dat mensen met gezondheidsproblemen hun job kunnen blijven uitoefenen. Daarnaast moet VDAB voldoende middelen krijgen om sneller de rol te kunnen opnemen voor de re-integratie. Men stelt vragen over de invulling van de innovatieve, dynamische werkvormen om ziekte en werk zinvol te combineren en over het wegwerken van financiële onzekerheid. Daar hebben we het al over gehad.
Tot slot roepen ze op om de behandelende artsen meer te sensibiliseren over het nut van re-integratie. Als je dat leest, dan denk ik dat je grosso modo eigenlijk wel blij kunt zijn, want de sociale partners staan min of meer ook allemaal achter onze ambitie om te gaan naar meer re-integratie van mensen die langdurig ziek zijn. Ze staan ook achter de ambitie om te gaan experimenteren met betrekking tot de manier waarop we die re-integratie kunnen versterken.
Minister, vandaar een aantal vragen. Heel concreet: hoe kunnen we de dokters nog meer sensibiliseren over het nut van re-integratie? Hoe verloopt het overleg nu met de federale collega’s in het kader van die activering van langdurig zieken? Is er daar een bereidheid om bijvoorbeeld, zoals wij in ons Vlaams regeerakkoord hebben geschreven, te gaan naar een verplicht re-integratietraject voor diegenen voor wie dat mogelijk is? Of zegt men ‘non, non, non’? Hoe bereidt VDAB zich voor om sneller een rol op zich te nemen voor de re-integratie van langdurig zieken? VDAB zal daar immers toch een vrij cruciale rol in moeten spelen. Welke mogelijkheden ziet u om innovatieve, dynamische werkvormen te integreren om ziekte en werk beter te kunnen combineren, lees: wat meer out of the box denken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, bedankt voor de interessante vraag. Dit is een problematiek die ook mij zeer ter harte gaat. Dat weten jullie. Ik heb echter begrepen dat ook iedereen in dit parlement zeer betrokken is ter zake. Het is dan ook met enthousiasme dat ik inga op de noodzaak van sensibilisering bij de re-integratie van langdurig zieken. Ik heb mijn visienota natuurlijk al toegelicht, zoals jullie weten, op 25 februari. In de visienota worden er heel wat acties naar voren geschoven. We hebben een mentaliteitswijziging nodig, namelijk de focus op wat mensen kunnen in plaats van op wat ze niet meer kunnen. Ik richt me daarvoor op een aantal doelgroepen, zowel op de behandelende medische sector als op de brede samenleving en het individu, maar ook op ondernemingen en werkgevers. Sensibiliseren is in Vlaanderen een belangrijke hefboom. We hebben dus eigenlijk ook nieuwe samenwerkingen en partners nodig, zoals de huisartsen of de sociale secretariaten. Daarnaast zal er ook een brede communicatiecampagne worden opgezet vanuit VDAB en partners.
Collega’s, we hebben nog een hele weg af te leggen, daarvan ben ik overtuigd, zeker wat het preventieve luik betreft, en alles wat bijvoorbeeld werkbaar werk aanbelangt. De werkbaarheidscheques en de verhoging van de kmo-portefeuille bieden ondernemers financiële steun om een versnelling hoger te schakelen. Op het vlak van sensibilisering, ten slotte, is er zeker ook nog werk te maken van een stevige informatiedoorstroming. Er bestaan al heel wat instrumenten, maar die zijn vaak nog onvoldoende bekend bij de ondernemingen. We zullen dus een traject opstarten met onder andere de preventiediensten, de sociale secretariaten en de hr-dienstverleners.
Ik kom tot het overleg met de federale collega’s. Er is overlegd met collega Vandenbroucke, daags na de goedkeuring van de visietekst door de regering. Dat overleg vindt momenteel plaats op kabinetsniveau en verloopt goed. Het is duidelijk dat we zowel federaal als Vlaams werk willen maken van de re-integratie van mensen met een gezondheidsprobleem. Aan de hand van de gesprekken merk ik dat we veel raakvlakken hebben. Men is ook positief over de visienota, maar op dit ogenblik moet er duidelijk worden gewerkt aan besluitvorming die het voor ons wat beter zou kunnen maken.
VDAB staat ook klaar om een passend aanbod te doen aan mensen met gezondheidsproblemen. Collega Ronse, VDAB is zelf vragende partij om sneller te worden betrokken in het re-integratietraject, maar ik heb de federale overheid absoluut nodig om de meer preventieve aanpak gewoon mogelijk te maken. VDAB bereidt zich ondertussen voor. De raad van bestuur van VDAB heeft het actieplan ook besproken, op 3 maart.
Ik kom tot de mogelijkheden. Een innovatieve piste, waar sommigen een beetje bezorgd naar kijken, en anderen minder, is het gebruik van uitzendarbeid. Personen die terugkeren uit een lange ziekteperiode zijn immers vaak op zoek naar een flexibele vorm van werk.
Dit laat hun toe om te werken wanneer ze zich goed voelen, maar ook om tijd te nemen voor herstel wanneer de gezondheidssituatie tijdelijk achteruitgaat. Daarnaast kunnen werkgevers op een flexibele manier de doelgroep leren kennen via uitzendwerk. Ik zie daar dus wel iets in.
Ik verwijs ook naar de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP). De tijdelijke VOP of VOP van bepaalde duur kan ook ingezet worden wanneer een werknemer bijvoorbeeld een tijdelijke arbeidshandicap heeft, bijvoorbeeld ten gevolge van die tijdelijke langdurige ziekte. De VOP dient net om dat rendementsverlies dat er is ten gevolge van die tijdelijke ziekte, te compenseren. De VOP is multi-inzetbaar.
Zoals u ziet, collega Ronse, zijn we volop bezig met het uitwerken van het actieplan. Het advies van de SERV zal daarbij ter harte worden genomen en daarin worden verwerkt. We zullen dat plan vervolgens aan de regering voorleggen.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik ben onder de indruk. Ik vind het sterk. Ook de suggestie om met uitzendarbeid te werken, vind ik goed gezien van u. Ik hoop dat het verder kan worden uitgewerkt. Dat zou een goede mogelijkheid zijn voor langdurig zieken om opnieuw de vinger in het water te steken en, ingeval het zou mislukken, terug te keren naar hun uitkeringsstatuut. Ik denk dat daardoor de drempelvrees bij veel mensen zal worden weggehaald. En iedereen die opnieuw probeert, is sowieso een win.
Ik vernam ook dat u effectief de dag na de lancering van de visienota overleg hebt gehad met minister Frank Vandenbroucke. Op federaal niveau is er de mogelijkheid tot asymmetrisch arbeidsmarktbeleid. We hebben er maandag nog een heel interessante discussie over gehad in de Werkgroep Institutionele Zaken. Ik denk dat dit het schoolvoorbeeld zou kunnen zijn van asymmetrisch arbeidsmarktbeleid.
Volgens VDAB-topman Wim Adriaens zijn er in Wallonië andere prioriteiten dan te kijken in de richting van de langdurig zieken. Daar heeft men minder ambitie in die materie, terwijl dat bij ons wel een heel uitdrukkelijke ambitie is. Ziet u de mogelijkheid van een akkoord met de federale overheid over het doorvoeren van een verplicht re-integratietraject na drie maanden, bij wie dat mogelijk wordt geacht? Denkt u dat we het federale niveau daarin kunnen meekrijgen?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik vind het zeer belangrijk dat we mensen die willen werken en kunnen werken, naar werk proberen te begeleiden, zeker wanneer ze de pech hebben gehad om ziek te zijn. Maar er zijn natuurlijk een aantal factoren die daarvoor essentieel zijn. Zo moet het gaan om werkbaar werk. Dat hebben de minister en de SERV ook aangegeven. Heel wat werkgevers zijn misschien wel van goede wil, maar ontberen de expertise om aan ‘jobcarving’, zoals dat met een heel mooi woord heet, te doen, om ook mensen aan te nemen die misschien een licht terugvallende productiviteit hebben of mentaal nog wat moeite hebben om meteen aan hetzelfde tempo aan de slag te gaan.
In die zin pikte ik een interessant element op in Nederland. Daar bestaat zoiets als een banenafspraak, waarbij de overheid en de sociale partners die afspraak hebben gemaakt en waarbij ondernemingen kunnen rekenen op een reeks ondersteuningsmaatregelen met naast loonkostsubsidies ook ondersteuning voor het uittekenen van aangepaste werkplekken en jobcoaching. Wij hebben uiteraard de tijdelijke VOP en de VOP binnen het individueel maatwerk, maar dat zijn allemaal instrumenten die we inderdaad nog moeten finetunen om mensen die terugkeren uit langdurige ziekte, aan de slag te helpen.
Een ander belangrijk element is dat mensen die aan het werk gaan, geen inkomen derven. Dat is vaak ontzettend ingewikkeld omdat de gezinsparameters een andere impact hebben op de combinatie van een ziekte-uitkering en een vorm van loon.
Ik denk dus dat het belangrijk is dat er werk gemaakt wordt van zo’n transparante loonsimulator, zodat mensen die werken netto nooit minder overhouden dan mensen die ziek thuis blijven.
Ten slotte vind ik dat we ook de ziekenfondsen maximaal moeten mobiliseren. Zij kunnen een positieve rol spelen. Daar zijn al goede voorbeelden van. Ik denk aan de Christelijke Mutualiteit (CM) Limburg, waar gewerkt wordt met een inwerkcoach, en aan De Voorzorg in Antwerpen, waar gewerkt wordt met ‘terug naar werk’-coördinatoren, die inpraten op de mensen zelf, in overleg met de arbeidsgeneesheer, de adviserend geneesheer en de huisarts. Zij brengen daarbij de mogelijkheden van mensen in kaart en tekenen een individueel traject naar werk uit. Ik denk dus dat het belangrijk is om in te pikken op de ‘goesting’ en de mogelijkheden van mensen die ziek geweest zijn om opnieuw aan het werk te gaan. Ik denk ook dat we zeker de nieuwe mensen die instromen in het systeem heel snel moeten opvolgen, zodat we heel wat mensen opnieuw die zingevende vooruitzichten op een geleidelijke integratie in de arbeidsmarkt kunnen geven na ziekte.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik vond het een heel interessant antwoord. Het stemt me gelukkig dat u erover nadenkt om te werken via interimarbeid. Het is inderdaad van heel groot belang dat we mensen die na een ziekte opnieuw de draad willen opnemen, de kans geven om weer aan het werk te gaan. Het is natuurlijk maar al te gemakkelijk om als overheid werkgevers bepaalde zaken op te dringen, zonder het zelf te doen. Voor ons is het wel belangrijk dat de overheid, als werkgever, het goede voorbeeld geeft. Vorige week nog werd aangetoond dat de quota inzake tewerkstelling van personen met een handicap niet gehaald worden door de Vlaamse overheid.
Minister, hoe gaan we dit aanpakken in de eigen overheid? Welke inspanningen hebt u of heeft minister Somers hiertoe al geleverd voor de lokale overheid?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, collega Ronse, voor deze vraag. Ik sluit me aan bij uw bekommernissen en vind ook dat we deze mensen meer kansen moeten geven op onze arbeidsmarkt. Het zal belangrijk zijn om deze mensen aan het werk te krijgen en te houden, om de doelstelling van 80 procent werkzaamheidsgraad te bereiken. Nog veel meer dan die fetisj van 80 procent denk ik dat dit vooral belangrijk is voor die mensen zelf. Ik denk dat we al te vaak in een scenario zitten waarin uitgegaan wordt van 0 of 1, waarbij 0 betekent dat iemand niet kan werken en 1 dat iemand wel kan werken. Ik denk dat er heel wat mogelijkheden zijn tussen 0 en 1. Daarom, minister – u verwees ernaar in uw antwoord – is de Vlaamse ondersteuningspremie voor het dekken van de extra kosten van werkgevers die mensen met een arbeidshandicap tewerkstellen, een heel belangrijk instrument. Uit uw antwoord op een schriftelijke vraag bleek echter dat het aantal aanvragen met 20 procent gedaald is. Ongetwijfeld heeft corona daarbij een rol gespeeld. Maar het is ook wel een alarmbel die afgaat. Als corona betekent dat mensen met een arbeidshandicap minder kansen krijgen, dan moeten we daar zeker aandacht voor hebben.
Mijn bijkomende vraag richt zich dan ook specifiek op die VOP-premie, minister. Plant u maatregelen om de bekendheid van die premie te verhogen, om werkgevers te overtuigen om mensen met een arbeidshandicap een kans te geven?
Ik wil me ook nog kort aansluiten bij de vraag over deze belangrijke problematiek, waarmee we al jaren bezig zijn. We komen nu op het punt van een mature beleidsontwikkeling. De visienota van de Vlaamse Regering is daarin een belangrijke stap. In het verleden werden er ook al stappen gezet, maar dan asymmetrisch. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) sloot namelijk een samenwerkingsakkoord met VDAB en stelde meer middelen ter beschikking van VDAB. Dat is heel positief.
Ik hoorde maandag in de Werkgroep Institutionele Zaken ook zowel de mensen van VDAB als van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) zich positief uitspreken over die samenwerking. Dat is een heel belangrijke basis om op te bouwen, bij de herintegratie van langdurig zieken.
Als je dan naar de cijfers kijkt, dan zie je dat het allemaal nog wat te weinig is, zowel qua instroom als qua uitstroom. Wat me ook opviel, minister, zijn de heel grote regionale verschillen. De ene provincie lijkt veel meer langdurig zieken richting VDAB te sturen dan de andere. Dat duidt op een aantal malfuncties op het terrein, bij die samenwerking. Er is alleszins een potentieel dat groter is dan wat we vandaag benutten. Wordt er ook op regionaal niveau gekeken hoe die samenwerkingsverbanden versterkt kunnen worden?
Tweede vraag: we hebben hier de ontmoeting van twee grote werelden. Er is de medische en zorgsector, en dan de hele economie en de arbeidsmarkt. Je ziet dat heel veel behandelende artsen – dat komt ook terug in het SERV-advies – niet altijd de instrumenten kennen die in de wereld van de arbeidsmarkt bestaan en in het arbeidsmarktbeleid zijn ontwikkeld. Worden er op dat vlak ook heel concreet stappen gezet om artsen te informeren over en te sensibiliseren voor wat er allemaal aan instrumenten voorhanden is in ons arbeidsmarktbeleid?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik zie een heel grote interesse voor dit thema. Dat is op zich een supergoede zaak. We zijn ook een grote evolutie aan het doormaken, zoals ik al zei, van ‘wat kunnen mensen niet meer’ naar ‘wat kunnen mensen nog’. Dat is op zich zeer positief.
Collega Ronse, er is een studie in afronding rond de uitzendarbeid. Het is de bedoeling dat we daarna samen met VDAB en Federgon kijken wat mogelijk is, met uiteraard heel veel aandacht voor de betrokken werkzoekenden. Eigenlijk is de samenwerking met het RIZIV gegroeid uit de de facto asymmetrische samenwerking tussen het RIZIV en VDAB. Het is zeker een piste om voor deze doelgroep verder te gaan, bijvoorbeeld in de vorm van een pilootproject. Ik heb dat ook gesuggereerd aan het kabinet van minister Frank Vandenbroucke.
‘Jobcarving’ is zeker interessant, collega Gennez. We hebben daarvoor een jobcoach beschikbaar bij de GOB’s (gespecialiseerde opleiding/begeleiding). Zij helpen de werknemer of werkzoekende aan een werkplek. Dat is zeker een piste die bewandeld kan worden.
De loonsimulator zal door het federale niveau uitgewerkt moeten worden, en gelinkt worden aan VDAB, om het ook bekend te maken. De rol van de ziekenfondsen wordt nu op punt gezet door het kabinet van collega Vandenbroucke. Het is inderdaad cruciaal bij de screening en inschatting, maar ook voor de samenwerking met VDAB. In het algemeen zijn de instrumenten te weinig bekend: jobcoaching, VOP en de afspraken moeten echt meer gestructureerd worden. Dat is eigenlijk de essentie. Er is nog laaghangend fruit. Vandaar dat we de SERV er ook bij betrokken hebben: omdat we natuurlijk ook de werkgevers nodig hebben die ook die sprong willen maken. Het heeft geen zin dat je alleen mensen hebt die willen, je moet ook werknemers hebben die kansen willen aanbieden.
Collega Malfroot, ik heb op dit moment niet echt zicht op de situatie bij de overheid. Het is natuurlijk een belangrijk gegeven. Bij VDAB is ziekteverzuim een grote doelstelling, gelet op het hoge aandeel. We zien daar nu wel een verbetering.
Collega Ongena, ik heb al gezegd dat VOP te weinig bekend is, maar ik zou eigenlijk de maatregelen ‘as such’ in een box willen promoten als ‘dit is de toolbox die je hebt om mee aan de slag te gaan’.
De regionale verschillen zijn een terecht aandachtspunt, en niet alleen bij deze trajecten. Dat wordt ook opgenomen door VDAB, omdat dit eigenlijk niet kan. Het hangt ook af van de interesse die er is bij bepaalde mensen. Die bemiddeling is ook mensenwerk. Dat wordt op dit ogenblik ook opgenomen met mensen van VDAB.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik hoop echt dat ook het federale niveau zal meegaan in dat verplichte re-integratietraject voor bij wie het mogelijk is. Ik denk dat dit een heel mooie stap zou zijn, en dat dit ons ook tanden zou geven om er volledig voor te gaan. Daarnaast moeten we, zoals de SERV zei, ook aandacht hebben voor het preventieve. Het is een en-enverhaal dat mooi in evenwicht moet zijn. Ik heb er vertrouwen in en ik ben aangenaam verrast door de dynamiek die u vandaag op tafel legt, minister.
Dat is heel positief. Ik hoop dat het laatste woord er nog niet over gezegd is. We gaan naar budgettair heel erg moeilijke en uitdagende tijden. Iedereen die we aan het werk kunnen zetten, betekent dubbele winst: eerst voor de persoon in kwestie zelf, zoals de heer Ongena zegt, en verder voor de samenleving, omdat we zo de middelen op een rechtvaardige manier herverdelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.