Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, op vrijdag 12 maart 2021 keurde de Vlaamse Regering een kadernota betreffende regiovorming goed die voorziet in de definitieve indeling van Vlaanderen in zeventien referentieregio's en daarbij het vervolgtraject vaststelt.
Om tot een grotere coherentie te komen in de intermediaire structuren en de regionale samenwerking te stimuleren, bakent de Vlaamse Regering referentieregio’s af waarbinnen alle vormen van intergemeentelijke en bovenlokale samenwerking plaatsvinden. Hiermee wil de Vlaamse Regering inzetten op regiovorming die van onderuit wordt opgebouwd en wordt gedragen door de lokale besturen. Deze hervorming heeft als belangrijkste doelstelling om de huidige verrommeling tegen te gaan en op termijn tot minder mandaten te leiden.
De regiovorming heeft ook een impact op die andere belangrijke oefening, namelijk de eenmaking van de sociale woonactoren. Zo is het uw intentie om tegen 1 januari 2023 de verschillende sociale woonactoren samen te brengen tot één woonactor per gemeente. Daarbij is het de bedoeling dat elke woonmaatschappij slechts in één uniek, niet-overlappend werkingsgebied opereert. Om deze werkingsgebieden te bepalen, krijgen de lokale besturen een trekkersrol. Aan hen wordt gevraagd om ten laatste op 31 oktober 2021 een voorstel van werkingsgebied in te dienen dat ze in onderling overleg bereikten.
Hoewel de referentieregio’s – toch bijna allemaal – nu in hun plooi zijn gevallen, leren signalen op het terrein ons dat er toch nog heel wat ongerustheid leeft bij de bestaande woonactoren over de verenigbaarheid van het één-actorproces en de referentieregio's.
Minister, kunt u een laatste stand van zaken geven over de eengemaakte woonactoren? Heeft het vastleggen van de zeventien referentieregio's een impact op het lopende eenactorproces?
Hoe reageert u op de bezorgdheden van de sociale woonactoren? Ving u gelijkaardige signalen op en zijn die gegrond?
Hebt u sinds mijn laatste vraag om uitleg over dit onderwerp nog contact gehad met de lokale besturen? Zo ja, welke boodschap werd hun meegegeven?
Minister Matthias Diependaele heeft het woord.
Sinds de vorige bespreking in de commissie zijn er inderdaad een aantal belangrijke stappen gezet in het dossier van de vorming van de woonmaatschappijen. Het is goed dat ik nu de gelegenheid krijg om dit voor jullie toe te lichten.
Vooreerst werd het ontwerp van decreet voor een tweede keer principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 5 maart. Het dossier ligt nu voor ter advies bij de Raad van State. Daarnaast nam de Vlaamse Regering op 12 maart ook een beslissing inzake het dossier van de regiovorming. Hierbij werd bepaald dat de samenwerkingsverbanden tussen lokale besturen zullen worden geheroriënteerd richting de afgebakende referentieregio’s.
Het tweede element, de regiovorming, heeft natuurlijk inderdaad een impact op het eerste element, de woonmaatschappijen. Bij de afbakening van de werkingsgebieden van de woonmaatschappijen zullen de lokale besturen er rekening mee moeten houden dat ze binnen de referentieregio’s moeten blijven.
Het leek mij belangrijk om snel op de bal te spelen en duidelijkheid te bieden aan de lokale besturen. Daarom heb ik kort daarna, op 18 maart, een brief gestuurd naar alle Vlaamse burgemeesters met een aantal heldere krachtlijnen. Ik geef er drie mee.
De woonmaatschappijen moeten vallen binnen een referentieregio, maar ze kunnen er uiteraard ook mee samenvallen. Die regels staan allemaal in de tekst van minister Somers. Daarnaast heb ik onderstreept dat een eventuele afwijking voor een specifiek samenwerkingsverband enkel kan, indien een gemotiveerd voorstel wordt ingediend dat wordt goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Maar vooral heb ik beklemtoond dat ik dergelijke afwijkingen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zou toestaan.
Ik wil hier even op ingaan. Ik begrijp zeer goed dat we structurele hervormingen proberen door te voeren, maar ik geloof in de beide, zowel de vorming van de woonmaatschappijen als de vorming van de regio's. Die hervormingen gaan allebei in op zaken waar we al jaren en decennia problemen mee hebben. Ze raken aan de bestuurskracht van de lokale besturen, aan de democratische vertegenwoordiging in die lokale besturen. Het zijn belangrijke stappen die we nu zetten om daar wat duidelijkheid in te brengen en die verrommeling tegen te gaan. Ik begrijp dat dat zeer lastig is op het terrein, maar ik geloof in beide hervormingen. Het zou het nut en de meerwaarde van die hervormingen alleen maar tegenwerken of minimaliseren als we daar allerlei uitzonderingen op beginnen toe te staan. Het is mijn overtuiging dat als de Vlaamse Regering het ernstig meent met die hervormingen, we die zo maximaal mogelijk in de praktijk moeten doorvoeren. Dat is mijn mening.
Ik wens de algemene regel van afbakening van werkingsgebieden voor woonmaatschappijen binnen een referentieregio dus maximaal na te leven. In die brief heb ik ook nog eens de timing in herinnering gebracht. Uiterlijk op 31 oktober 2021 moet een voorstel van werkingsgebied voor de woonmaatschappijen ingediend zijn.
De Vlaamse Regering zal vervolgens op basis van de voorstellen en de adviezen de werkingsgebieden vaststellen. Zoals ook al eerder meegedeeld, blijft het de ambitie van de Vlaamse Regering om dit proces af te ronden tegen de zomer van 2022.
In tussentijd blijven mijn kabinet en administratie structureel contact houden met de lokale besturen via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de huisvestingsmaatschappijen via de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) en de sociale verhuurkantoren via HUURpunt. Zo houden we de vinger aan de pols bij de relevante actoren en zetten we dit proces in goed overleg verder.
Dit is altijd een beetje moeilijk, maar we houden het van heel dichtbij in de gaten. We willen dat dit van onderuit groeit. Het zijn dus de lokale besturen die de eerste en belangrijkste actoren zijn om dit tot een goed einde te brengen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, u bent zeer duidelijk. Als ik iets heb geleerd het afgelopen jaar, is dat duidelijkheid en rechtlijnigheid heel belangrijk zijn. Dat heb ik zelf ook ondervonden.
Ik wil hier niet het debat voeren over de regiovorming. Voor een groot deel van Vlaanderen is de regiovorming nu duidelijk. Voor Limburg helaas nog niet. Ik hoop dat daarover heel snel duidelijkheid komt, vooral omdat ik de kaart van de woonmaatschappijen, de sociale huisvestingsmaatschappijen, de sociale verhuurkantoren wil trekken, zeker wat Limburg betreft.
We gaan daar niet flauw over doen, in Limburg lag eerst een ander voorstel klaar wat de regiovorming betreft. Nu moet er dus worden geschakeld bij de woonmaatschappijen, die misschien al gesprekken voerden of andere ideeën hadden. Die kijken nu een beetje de kat uit de boom. Wat gaat er gebeuren met Limburg? Ik hoop dat dat heel snel duidelijk wordt, zeker voor de woonmaatschappijen.
U zei dat dit moet samenvallen met de referentieregio's of erbinnen. Ik ga er wel van uit dat verschillende regio's mogen samenwerken, dat verschillende regio's binnen een grote woonmaatschappij mogen vallen. Kunt u dit bevestigen, minister?
Ik heb een groot vertrouwen in lokale besturen en ook in de sociale huisvestingsmaatschappijen. Ik denk dat dat wel in orde zal komen voor oktober, dat ze met een voorstel van werkingsgebied zullen komen. Hebt u een soort van noodscenario voorhanden als het misschien niet zal lukken voor oktober 2021 om met een voorstel van werkingsgebied te komen?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik heb twee bijkomende vragen, maar ook een aantal bezorgdheden. U hebt in het verleden altijd gesteld dat zo'n oefening van onderuit moet groeien. Ik hoop dat dat zo blijft. Het is een beetje verwarrend wanneer u zegt dat wat niet lukt, van bovenaf zal gebeuren. Ik zou graag hebben dat u dat bevestigt.
Ik heb u ook horen zeggen dat de lokale besturen degene zijn die in de ‘driver’s seat’ zitten. Dat hoor ik niet zo graag, in die zin dat het altijd heel rechtlijnig en duidelijk was dat de lokale besturen samen met de sociale huisvestingsmaatschappijen de sociale verhuurkantoren zijn die op het veld moeten proberen om tot een eengemaakte woonmaatschappij te komen. Daar heb ik ook graag duidelijkheid over.
De volgende vragen leven heel sterk op het terrein. Het is niet goed dat er onzekerheid blijft bestaan. Wat is de rol van de facilitators? Die zijn in heel wat gemeenten al aan de slag. Ik heb altijd begrepen dat het hun taak was om naar dat eengemaakte werkingsgebied te gaan en dat af te bakenen. Klopt het dat dat hun taak is?
Wat ook heel wat verwarring geeft op het terrein, is de juridische structuur van de woonmaatschappijen die eraan komen. De teksten die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd en nu bij de Raad van State zitten, zijn niet heel duidelijk. Het kan zowel een nieuwe juridische structuur als een fusie zijn. Maar blijkbaar worden daarover verwarrende signalen gegeven vanuit de verschillende diensten. Ik wilde graag van u horen of het klopt dat er voor die juridische structuur verschillende mogelijkheden zijn en dat het niet wordt beperkt tot een nieuwe verplichte juridische entiteit, maar dat het ook perfect om een fusie of een opslorping kan gaan. Ik had daar graag duidelijkheid over gekregen om de onzekerheid en de verwarring op het terrein weg te nemen, want we willen allemaal dat dit lukt en dat dit goed loopt. Dan mogen we niet te veel verwarring en ongerustheid op het terrein laten bestaan.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik heb nog enkele pertinente vragen. Het is geen evident dossier. Het gaat over heel Vlaanderen. Ik denk dus dat het normaal is dat er heel veel vragen zijn en onduidelijkheid is. Er is ook gedeeltelijk een afstemming met het dossier van de regiovorming. Over het dossier van de regiovorming ga ik mij niet te veel uitspreken, maar dat heeft wel een impact op dit dossier.
Collega Schauvliege haalde het al aan, er is inderdaad wat onzekerheid en ongerustheid binnen de sector. Met name over die mogelijke uitzonderingen zou ik u graag nog een vraag stellen. Ik had deze week contact met een directeur die gehoord had van een collega dat er al uitzonderingen, weliswaar informeel, zouden zijn toegezegd. Kunt u dat bevestigen? U vermeldde daarnet dat dat door de regering moet worden beslist. Kunt u er duidelijkheid over verschaffen dat er absoluut geen uitzonderingen kunnen zijn tot de regering dat beslist?
Ik wilde gewoon even de puntjes op de i zetten betreffende het werkingsgebied. Moet dat nog steeds aaneengrenzend zijn? U zei daarnet dat samenwerkingen binnen de referentieregio's moeten blijven. Minister Somers gaf wat ruimte voor supraregionale samenwerking binnen dit dossier. Hoe zit het nu concreet?
Wat is de timing van het advies van de Raad van State? Is het mogelijk om de brief aan de lokale besturen ter beschikking te stellen aan de commissie? Ik denk dat het belangrijk is dat er duidelijkheid en rechtlijnigheid is, zoals collega Verheyen zei, maar ook gelijkheid en gelijke behandeling. Ik denk dat er een vrees is bij vele directeurs dat over heel Vlaanderen in alle werkingsgebieden en in alle onderhandelingen men niet op een gelijke manier zou worden behandeld. Dat is essentieel om het vertrouwen van de sector te behouden.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik volg mevrouw Schauvliege. Het is bijzonder verwarrend. Vorige keer zei u – ik heb het verslag van de commissie bij me – dat minister Somers er is komen tussenfietsen en dat u eerst was. U leek heel flexibel om tegemoet te komen aan de lokale besturen die toen en nu al gesprekken aan het voeren waren. U hebt altijd gezegd dat de oefening van onderuit moet groeien. Zoals mevrouw Schauvliege terecht zei, zijn dat de lokale besturen samen met de sociale huisvestingsmaatschappijen. Vandaag lijkt u gas terug te nemen. Nu zegt u ronduit dat de woonmaatschappijen binnen de referentieregio’s moeten blijven en dat uitzonderingen zeer uitzonderlijke moeten blijven en zeer goed moeten worden beargumenteerd. Dan hoor ik mevrouw Verheyen in haar antwoord zeggen dat de regio's dan toch wel onderling kunnen samenwerken, wat mij een achterpoortje lijkt om toch niet binnen de referentieregio's te blijven. Er is inderdaad heel veel verwarring op het veld. De opdracht zit al binnen een belachelijk krappe timing. Het minste dat nodig is om hier deftig aan te kunnen werken, is duidelijkheid. Minister, ik zou heel graag duidelijkheid hebben en ook dat u bij die lijn blijft. Ik volg de collega's dat het vandaag heel verwarrend is. Het is niet leuk voor de lokale besturen en voor de sociale huisvestingsmaatschappijen.
Ik stel vast dat voor wat betreft onroerend erfgoed, de samenwerkingsverbanden die al gerealiseerd zijn, nagenoeg perfect kunnen vallen binnen de subregionale samenwerking, dus binnen het matroesjkamodel zoals het wordt voorgelegd.
Voor heel de regiovorming zijn er natuurlijk veel uitzonderingen. Collega Moerenhout noemt ze achterpoortjes, want voor Wonen zal het natuurlijk een ander verhaal zijn. Ik denk niet dat er een groot probleem is voor de projecten van intergemeentelijke samenwerking. U kunt daar een beroep doen op de uitzondering voor grensgemeenten. U hebt in uw sectoradvies aan minister Somers over de regiovorming aangegeven dat de referentieregio’s een belangrijk richtinggevend streefdoel zijn. Dat is dus geen 100 percent garantie dat ze daarbinnen zullen vallen, maar een belangrijk richtinggevend streefdoel.
U wijst er ook op dat het geen harde grens mag zijn. U hebt daarnet gezegd dat men maximaal gaat afstemmen op die referentieregio’s, maar er zijn natuurlijk ondertussen veel uitzonderingen toegestaan en het verhaal van de regiovorming staat of valt met het gebruik van die uitzonderingen. U zegt dat de Vlaamse Regering mits motivering een uitzondering daarop kan toestaan. Aan welke criteria voor uitzonderingen denkt u dan voor wat betreft die woonactoren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik heb een vraag van collega Veys gemist. Excuseer me als die opnieuw moet worden gesteld.
Mevrouw Moerenhout, met alle respect en met alle begrip, maar er is alleen verwarring bij die mensen die er niet in slagen om eerst en vooral in het verslag dat u citeert, ook de volgende zin te lezen. In die zin staat dat ik de oefening van minister Somers ten volle steun. Lees dat maar voor. Ik daag u uit om dat te lezen in het verslag van de commissievergadering waar u naar verwijst. Ik weet het nog van buiten. Ik heb gezegd dat ik dat steun, voor alle duidelijkheid.
Ten tweede moet u het dossier zelf ook eens lezen. In de tekst van minister Somers staat heel duidelijk opgesomd welke manieren er zijn om te voldoen. Inderdaad, twee regio's kunnen samenwerken als het de volledige regio's omvat. Een regio kan niet samengaan met een halve regio. Maar als de twee regio's volledig zijn, wanneer dus alle lokale besturen in de beide regio’s deelnemen, dan kunnen die samenwerken. Binnen een regio kan men dan het matroesjkasysteem hebben, waar de heer De Loor naar verwees. Het is echt niet zo moeilijk, als je die boel maar eens bekijkt.
Mijnheer De Loor, het sectoradvies hebben wij gegeven in december, voor de beslissing van 12 maart. Ondertussen is die beslissing van 12 maart genomen en zijn er inderdaad andere beslissingen genomen waarbij het advies niet volledig gevolgd is. Ik kan daar ook in meegaan. Ik zeg het nog eens: die oefening van minister Somers heeft het ons wel degelijk moeilijk gemaakt, maar ik steun ze volledig. Als wij de verrommeling in Vlaanderen willen tegengaan, dan is het belangrijk dat die oefening van minister Somers een succes wordt en dat de huisvestingsmaatschappijen of de nieuwe woonactoren zich daaraan aanpassen. Ik denk dat ik daar zeer duidelijk in ben.
Op de vraag over de criteria voor uitzonderingen kan ik nog geen antwoord geven. Ik begrijp die vraag. Het is een heel terechte vraag. We zijn aan het luisteren hoe dat beweegt op het terrein om te zien wat daar eventueel zou moeten gebeuren. Ik blijf er wel zeker aan vasthouden dat we zo weinig mogelijk uitzonderingen toestaan. We moeten daar strikt in zijn wegens de redenen die ik daarnet heb genoemd.
Er zijn nog geen uitzonderingen toegezegd. De Vlaamse Regering moet daarover beslissen. U kunt dat zien in de beslissingen van de Vlaamse Regering.
Ik weet niet wanneer de Raad van State dat advies zal geven, maar het is onze bedoeling om voor de zomer het ontwerp van decreet naar het parlement te sturen. Op dat moment moet het advies binnen zijn.
Mijnheer Veys, het is geen enkel probleem om de brief aan de lokale besturen te bezorgen aan de commissiesecretaris om door te sturen naar de commissieleden.
Mevrouw Schauvliege, ik heb geantwoord over de volledige regio. Dus als een totale regio meewerkt, dan kan die een samenwerkingsverband aangaan met een andere totale regio. Dan krijgt men de facto een werking over beide regio's.
U zegt dat ik zou hebben gezegd dat als het van onderuit niet lukt, we het van bovenaf zullen doen. Dat heb ik niet gezegd. Dat is niet waar. Ik wil daar heel duidelijk in zijn. Ik heb gezegd dat we dit opvolgen van bovenaf. We houden dat in de gaten. Als we vragen krijgen over informatie of wat dan ook, helpen we. Het moet wel degelijk van onderuit groeien. Ik heb niet gezegd dat we dan zouden gaan ingrijpen of wat dan ook. Dat is niet het geval.
Het zijn de lokale besturen die in de driver’s seat zitten. Ik mag toch hopen dat de lokale besturen zelf volwassen genoeg zijn om dat te doen. Ik hoor trouwens overal dat dat wel degelijk het geval is en dat in de praktijk de bestaande sociale woonactoren op dit moment erbij worden betrokken en dat er met hen wordt gepraat. Dat lijkt mij maar evident.
Wat die facilitator betreft: dat zou ik moeten nakijken. Ik ken het draaiboek en wat er allemaal op het schema staat om de sociale huisvestingsmaatschappijen te gaan ondersteunen, maar ik ken niet van elk onderdeel de precieze timing. Dat zou ik dus eens moeten nakijken.
Wat de juridische structuur betreft: die staat ook aangegeven in het decreet dat nu bij de Raad van State ligt. Het gaat wel degelijk om een besloten vennootschap.
Voor alle duidelijkheid, we laten de oefening nu aan de lokale besturen, maar in het ontwerp van decreet staat wel dat, als die voorstellen niet gebiedsdekkend zijn, als niet elke gemeente in Vlaanderen eronder valt, wij natuurlijk vanuit de Vlaamse Regering een beslissing zullen moeten nemen om daar wel voor te zorgen. Dat is de enige uitzondering. Voor de rest groeit dat wel degelijk van onderuit. Dat is althans de bedoeling.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voor mij is het nu wel duidelijk: binnen de referentieregio vallen of ermee samenvallen, en verschillende regio’s kunnen ook samenwerken.
Op mijn vraag naar een eventueel noodscenario heb ik geen antwoord gekregen, als ik goed opgelet heb, maar ik ga ervan uit dat dat voor iedereen in Vlaanderen in orde komt tegen eind oktober.
De vraag om uitleg is afgehandeld.