Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Maertens heeft het woord.
Wat de realisatie van fietssnelwegen betreft, is West-Vlaanderen niet bij de koplopers maar staat de provincie op de voorlaatste plaats. Dat zou te maken hebben met een bewuste keuze van het provinciebestuur. Het zou als enige ervoor hebben gekozen om die fietssnelwegen zoveel als mogelijk langs gewestwegen aan te leggen en veel minder langs jaagpaden, oude spoorwegen of op nieuw aan te leggen tracés. Het zorgt ervoor dat de realisatie of optimalisatie van een fietssnelweg dikwijls wordt gekoppeld aan een dossier van volledige heraanleg van de gewestweg. De fietssnelwegen moeten bijgevolg vaak wachten op grote wegenisdossiers, waardoor veel dossiers blijven aanslepen.
Dat brengt hier en daar wat frustratie. De West-Vlaamse gedeputeerde, bevoegd voor mobiliteit, stelde in de provocerende stijl die ik van hem gewoon ben: "Maar om sneller vooruit te gaan, moeten we het systeem herdenken. Volgens mij zouden de fietssnelwegen, net zoals de autosnelwegen, Vlaamse materie moeten zijn tout court." Zijn boodschap is dus een oproep tot Vlaanderen om het op te lossen, met Vlaamse budgetten. Dat is uiteraard een vreemde uitspraak, als je blij mag zijn dat veel aspecten van het mobiliteitsbeleid gedecentraliseerd zijn zodat het beleid meer kan rekening houden met de regionale en lokale noden en op meer draagvlak kan rekenen.
Wat is uw mening, minister, over de suggestie van de gedeputeerde, dat de Vlaamse overheid de realisatie van fietssnelwegen beter in eigen handen neemt? Bent u van oordeel dat de keuze van de provincie West-Vlaanderen voor de aanleg van fietssnelwegen naast de gewone gewestwegen de foute keuze was? Bent u van plan om extra initiatieven te nemen om de achterstand in de realisatie van fietssnelwegen in West-Vlaanderen versneld weg te werken? Zo ja, welke?
Minister Peeters heeft het woord.
Ik denk dat wij allen hetzelfde willen: een zo snel mogelijke realisatie van meer veilige en comfortabele fietspaden. Voor de fietssnelwegen is de coördinerende rol gegeven aan de provinciebesturen in het kader van een mobiliteitscharter dat begin 2019 is afgesloten door mijn voorganger met de provincies. Het zou geen goede zaak zijn om dat mobiliteitscharter nu on hold te zetten. Ik hoop dat de gedeputeerden die bevoegd zijn voor mobiliteit in de provincies ook de ingesteldheid hebben om zoveel mogelijk fietssnelwegen en fietspaden van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF) te realiseren. Ik zal ze daartoe blijven aansporen.
Nu, u weet ook dat, inzake fietssnelwegen, tenminste 50 procent van de middelen komt van de Vlaamse overheid, en dat wij een heel aantal middelen storten in het Fietsfonds. Aan dat Fietsfonds hebben we recentelijk nog verhoogde middelen toegekend, om de provinciebesturen die coördinerende rol te kunnen geven, zodat zij ook verder kunnen zorgen voor de uitrol van de fietswegen.
Uw tweede vraag is of er voor de aanleg van het fietssnelwegennetwerk in de provincie West-Vlaanderen een foute keuze is gemaakt. Ik neem aan dat het een heel weloverwogen keuze is hoe men in West-Vlaanderen het fietssnelwegennetwerk heeft uitgerold. Ik denk ook dat het een misvatting is dat de inrichting van een fietssnelweg langs een alternatief tracé altijd evidenter is dan langs een gewestweg. Ik denk dat de F33 Torhout-Oostende daarvan een gekend voorbeeld is, waarbij – zeer bewust, en in overleg met verschillende partners – niét gekozen is voor de oude spoorwegbedding, maar wel voor het huidige tracé. Kortom, ik neem aan dat daar voldoende overlegd en over nagedacht is, en dat het een weloverwogen keuze is.
Uw derde vraag is of ik van plan ben om extra initiatieven te nemen om de achterstand inzake de realisatie van de fietssnelwegen weg te werken. Hierover wil ik meegeven dat het zeer belangrijk is om de lopende initiatieven blijvend te ondersteunen. Dat blijven wij doen. Ook hier denk ik dat we moeten focussen op de doorlooptijden in heel de procesmethodologie die we hebben, en op waar we het zonet ook al over gehad hebben: dat we die doorlooptijden echt tot een absoluut minimum moeten beperken. Dat is sowieso belangrijk. Uiteraard blijft ook de samenwerking heel belangrijk, daar blijven we ook op focussen. En zoals ik al zei, gaan we de middelen van het Fietsfonds nog verhogen. Dat was een bedrag van 10 miljoen euro. In december hebben we dat, na een overlegvergadering met de gedeputeerden, opgetrokken naar 15 miljoen euro, zodat de provincies meer marge krijgen om uit te rollen. Maar, zoals ik al zei: 50 procent – en in sommige gevallen meer dan 50 procent – wordt betaald vanuit Vlaanderen, en bepaalde fietssnelwegen worden ook getrokken door de Vlaamse Waterweg, of eventueel door het Agentschap Wegen en Verkeer.
Kortom, we blijven ten volle de ambitie uitdragen dat we zoveel mogelijk fietspaden, fietssnelwegen, de uitrol van het BFF, willen realiseren. Ik hoop uiteraard ook dat ik daarin – op basis van de mobiliteitsconvenanten van 2019 – een bondgenoot zal blijven hebben in de gedeputeerde, ondanks datgene wat ik al gelezen heb in de kranten. Maar een formeel overleg heb ik daaromtrent nog niet gehad met de heer Vanlerberghe.
De heer Maertens heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik moet zeggen dat ik ook heel hard schrok van de uitspraak dat de provincie blijkbaar die bevoegdheid liever niet zelf in handen nam. We kennen de strijd van de provincies, die per se hun bevoegdheden willen behouden en hun relevantie willen aantonen. Ik denk ook wel dat zij vandaag relevante dingen doen, als het gaat over mobiliteit, en zeker fietswegen. Dus ik vond dat een heel bizarre uitspraak. Maar ik ken de gedeputeerde een beetje, en ik denk dat het vooral te maken had met een frustratie, een frustratie die eigenlijk bij ieder van ons zit: dat het niet snel genoeg gaat. Het gaat niet vlug genoeg vooruit. We hebben recordbedragen die we willen investeren in fietsinfrastructuur. Dat is zeer lovenswaardig, daar zijn grote inspanningen voor geleverd, nu en ook in de toekomst. Maar we willen eigenlijk allemaal – ik denk dat dat ook geldt voor alle collega’s hier – dat die middelen zeer snel uitwerking krijgen in een concreet infrastructuurplan, in concrete infrastructuurwerken voor betere fietsverbindingen. Ik begrijp dus wel een beetje de frustratie. Maar ik denk dat ten gronde iedereen aan hetzelfde zeel trekt, en dat ook moet doen.
U vermeldt de recordbedragen voor fietsinfrastructuur. Dat is belangrijk. Wij hebben een meerjarenplan voor investeringen in mobiliteit en openbare werken, het zogenaamde geïntegreerd investeringsprogramma (GIP). Het is natuurlijk altijd goed dat lokale partners, provincies, steden en gemeenten goed weten wanneer welke projecten aan de beurt kunnen komen. En dan, minister, blijft het wel een beetje wachten op uw GIP met meerjarige doorkijk. U had dat eigenlijk al een tijdje geleden beloofd. Ik begrijp dat dat geen eenvoudige oefening is en dat er keuzes moeten worden gemaakt. Hebt u zicht op een timing? Wanneer zou dat GIP afgeleverd kunnen worden en dan ook aan ons bezorgd worden?
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik denk dat we met alle West-Vlamingen het artikel in De Krant van West-Vlaanderen gelezen hebben. Collega Maertens heeft al aangegeven dat er in West-Vlaanderen nog zeer veel moet gebeuren opdat het fietssnelwegnetwerk, waar we enorme fan van zijn, in orde zou zijn. Ik wil benadrukken dat een groot deel van het netwerk, namelijk 280 kilometer, er nog niet ligt. Veel stukken zijn ook niet conform de regels. Daarin staat West-Vlaanderen heel erg achter op andere provincies.
Ik hoor dat iedereen het erover eens dat er snel werk moet worden gemaakt van de fietssnelwegen, al was het maar om al die elektrische fietsen baan te geven naar het werk, maar ook om de CO2-uitstoot te verminderen. Iedereen wil het snel, maar de feiten zijn de feiten: 1 kilometer fietssnelweg kost 1 miljoen euro, en er ontbreekt 280 kilometer in West-Vlaanderen. Een deel van de kosten wordt inderdaad gedekt door het Fietsfonds, maar er blijft een enorme kost voor de provincies. Ik hoor collega Maertens zeggen dat de gedeputeerde zijn eigen stijl heeft. Dat is waar, maar ik denk dat de gedeputeerde hier echt een noodkreet slaakt over de fietssnelwegen en het feit dat hij bij de provincies niet het geld vindt dat nodig is om die 280 kilometer te kunnen volbrengen. Een deel komt van het gewest, een deel van het Fietsfonds. Minister, u zei dat er 15 miljoen euro voor het Fietsfonds komt. Wij hebben er 280 nodig. En die 15 miljoen euro is te delen door alle provincies. Ik zet het maar een beetje in perspectief.
De provincies kunnen de lead nemen voor de uitvoering van de werken, maar meer financiële steun vanuit het gewest zou het veel realistischer maken dat die 280 kilometer fietssnelweg die nu ontbreekt, er uiteindelijk toch zal komen binnen een redelijke termijn. Het boeit de burger niet vanwaar het geld komt. De burger wil gewoon veilig kunnen fietsen op die fietssnelwegen. Wij draaien hier een beetje rondjes over wie wat betaalt.
Minister, mijn vraag ging zijn welke stappen u zou zetten om de fietssnelwegen in West-Vlaanderen dan toch sneller te realiseren. Ik verneem uit uw antwoord dat er geen stappen komen en dat alles bij het oude blijft. Dan heb ik een nieuwe vraag. Accepteren wij dat die 280 kilometer fietssnelweg in West-Vlaanderen er dus niet zal komen binnen afzienbare tijd, als er niet meer samen wordt gezeten om daarvoor meer financiële hulp naar West-Vlaanderen te krijgen?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Er is al redelijk veel gezegd, dus ik ga zeker niet alles herhalen, maar wil wel nog enkele puntjes toevoegen. Onze fractie is, misschien in tegenstelling tot andere fracties, zeker wel van oordeel dat de provincies een heel belangrijke rol kunnen spelen in de aanleg van fietssnelwegen en fietswegen. We kunnen vanuit Vlaanderen misschien wel de provincies extra ondersteunen, maar de taak van de provincies overnemen vanuit Vlaanderen, is niet onze bedoeling, denk ik.
Minister, ik heb in de commissie ook al verschillende keren de vraag gesteld om een provinciaal fietsteam op te richten, dat ook een apart budget heeft per provincie. Misschien kan daar nog eens over nagedacht worden. Als iedere provincie een apart budget heeft, is dat misschien ook wel goed, vooral als we kijken naar West-Vlaanderen, om die inhaalbeweging te kunnen doen op het vlak van fietssnelwegen en fietswegen.
Een laatste puntje betreft het GIP. Dat dient een beetje als kapstok voor alle infrastructuurwerken, maar zeker ook voor de fietswegen. We zijn nu al drie maanden ver in 2021. We hebben in december vorig jaar een voorlopig GIP gehad. Maar een definitief GIP hebben we nog altijd niet. Nochtans is het GIP heel belangrijk, ook voor de lokale besturen en de provincies, om te zien welke werken er eventueel in aantocht zijn. Voor de meeste werken is er immers ook ander budget nodig en is er cofinanciering nodig met de andere overheden. Minister, wanneer zal het GIP 2021 definitief zijn? En wanneer gaan we een zicht krijgen op het GIP 2022-2023, zodat er ook voldoende cofinanciering kan zijn met de andere overheden om de toekomstige projecten ook te kunnen finaliseren?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Minister, u bent van Limburg en daar fietsen ze graag, zelfs tot in de bomen, maar ook in West-Vlaanderen fietsen wij uiteraard graag. Het is daar een ideale provincie voor, met de kustroute, het polderlandschap en de kanten van Ieper en het ‘achterland’, zoals wij in Brugge zeggen. Het is daar overal aangenaam fietsen. En tijdens de coronaperiode willen de mensen echt wel mooie fietspaden, ze willen vooruit. En de fietssnelwegen zijn allemaal goed om naar het werk te gaan en minder in de file te staan. Ik ben er eigenlijk ook wel voorstander van, net zoals mijn collega’s, om de provincie uit te rollen als een fietswaardige provincie.
Ik weet het meer dan wie ook, als schepen van Openbare Werken: het ziet er allemaal simpel uit, maar onder de grond gaan, een boom kappen, de posities van de grond verwerven, het is niet altijd een ‘walk in the park’. Velen die daar niet mee bezig zijn, denken dat het niet meer is dan twee lijntjes te tekenen en beton of asfalt te gieten, maar zo is het eigenlijk niet.
Maar wat ik niet kan begrijpen, is dat 280 kilometer vast zou zitten. Dat is eigenlijk een fiets … (Het geluid van Mercedes Van Volcem valt weg)
Collega Van Volcem, u bent weggevallen. We verstaan u niet meer.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de bijkomende vragen. Ook hier denk ik dat we allemaal dezelfde bekommernissen hebben: zo snel mogelijk zoveel mogelijk fietspaden, ongeacht de naam die die fietspaden krijgen, of het nu fietssnelwegen, recreatieve fietspaden of functionele fietspaden zijn. We moeten zo snel mogelijk kunnen overgaan tot realisatie. Ik hoor hier inderdaad dat de provincie West-Vlaanderen zegt dat er nog nood is aan 280 kilometer fietspaden. Mevrouw Van Volcem heeft eens het volledig overzicht gevraagd van de fietssnelwegen en ik denk dat we nog om en bij 1000 kilometer fietssnelwegen moeten realiseren in Vlaanderen, als het niet meer was – die cijfers heb ik nu niet bij de hand – om ze volledig conform te hebben met de richtlijnen. Dat geldt niet alleen voor West-Vlaanderen, maar ook voor mijn eigen provincie. We moeten dus nog serieus bijbenen.
Ook hier zitten we echter opnieuw met de procedures enerzijds en de middelen anderzijds. Ik heb nu aan de administratie gevraagd om een globaal overzicht te maken van alle mogelijke fietspaden en fietsinfrastructuur. Specifiek rond – en dat hebben we hier ook al besproken – het beheer van de fietspaden, zeker wanneer het slecht weer is, er ijzel of bladvorming is, kijkt iedereen naar mekaar met de vraag wie nu verantwoordelijk is voor welk fietspad. Dat is iets wat voor mij niet kan. Opnieuw, de fietser heeft er nood aan en belang bij dat het fietspad ordelijk, veilig en comfortabel is. Het pingpongspelletje, daar is die niet bij gebaat.
Wat het Fietsfonds betreft: dat heeft middelen ter beschikking voor de cofinanciering inzake het BFF, maar ook voor de coördinerende functie inzake de fietssnelwegen die in het verleden is toebedeeld aan de provincies en waarbij Vlaanderen altijd minstens 50 procent financiert. Wel, ik zou van de provincies graag een globaal overzicht krijgen van hun finale planning, zodat wij de middelen kunnen opnemen in het Fietsfonds.
Ik heb u al gezegd dat wij voor het Fietsfonds sowieso al een verhoging hebben voorzien voor dit jaar, van 10 naar 15 miljoen euro. Er worden dus extra middelen toebedeeld aan de provincies. Ik neem dan ook aan dat zij een globaal overzicht kunnen geven van wat zij concreet plannen, om te bekijken wie daar wat moet plannen. Is het de Vlaamse Waterweg die daar een trekkersrol moet nemen of het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) of de provincie? Ik denk alleszins dat het allemaal duidelijk in kaart zou moeten kunnen worden gebracht. Het liefst van al zou ik een website hebben waarop het onmiddellijk voor iedereen duidelijk en transparant is wie de beheerder is, wie de trekker is en wie wat doet met betrekking tot welk fietspad, zodat ook de burger onmiddellijk weet wie hij moet aanspreken voor onderhoud of voor andere problemen in verband met onze fietspaden.
Collega’s, misschien is het vandaag wel de dag van de primeurs! Ik ben heel blij u te kunnen meedelen dat ik vandaag het GIP ondertekende. Ik had het veel liever al een maand geleden ondertekend. Jullie hebben het initiële GIP gehad in december 2020. Er zijn dan bijsturingen gekomen op basis van de verrekeningen van het voorbije jaar. Het heeft inderdaad heel wat voeten in de aarde gehad om ervoor te zorgen dat alles op de juiste nummers werd ingeschreven. Maar finaal: het GIP 2021 is nu afgeklopt. Met 2022 en 2023, de doorkijk, is men nog volop bezig. Opnieuw zijn er zeven entiteiten, plus de massa’s aan vragen die we hebben. Ik heb meermaals gezegd dat we zeer blij zijn met de extra middelen die we ter beschikking hebben gekregen, maar kiezen is altijd verliezen. Als je ergens aan een project geld toezegt, staan er onmiddellijk tien andere projecten die zeggen even belangrijk te zijn. Het is altijd een zeer moeilijke puzzel. Wat dat betreft gaat al mijn appreciatie naar iedereen die daar heel hard aan heeft gewerkt. Ik ben blij dat ik het vandaag kan ondertekenen en dat het asap, waarschijnlijk vandaag nog, wordt overgemaakt aan het parlement. Over de doorkijk hoop ik u zo snel mogelijk meer te kunnen zeggen. Daarover heb ik vandaag nog geen primeur.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden dat het GIP 2021 er is. We kijken ook vol verwachting naar de doorkijk. Dat is toch niet onbelangrijk. De cofinancierders, de lokale besturen, moeten echt wel een planning kunnen maken. Ze moeten weten wanneer ze kunnen inspelen op welke werken, enzovoort. Dat komt wel goed.
Tot slot nog over de suggestie die u zelf deed over een website waarop elke burger, elk bestuur, iedere belanghebbende, elk bedrijf kan weten welke fietsweg door wie wordt beheerd en waar zij aan de alarmbel moeten trekken en hoe zij in contact kunnen komen: dat vind ik een uitstekend idee. Ik hoop dat het op korte termijn kan worden uitgevoerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.