Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, we hebben het nog al gehad over de hoogstamboomgaarden. Ik zou daar een hele exposé over kunnen geven, maar dat ga ik natuurlijk niet doen. U weet dat mij dat heel na aan het hart ligt, en als we niet snel ingrijpen zullen we niet veel hoogstambomen overhouden, ondanks de gedeelde bevoegdheden met minister van Landbouw Crevits en minister van Onroerend Erfgoed Diependaele. Het is echt nodig dat daar integraal inspanningen voor gebeuren.
Ik heb in mijn vraag een paar voorbeelden aangehaald waarbij men op alle mogelijke manieren probeert om hoogstamboomgaarden te kappen, ook al mag het niet. Dat gebeurt bijvoorbeeld als er een storm is geweest, of bij een uitbraak van het Little Cherry Virus.
Maar ik heb ook een aantal voorbeelden gegeven die onder uw bevoegdheid vallen. Op het ogenblik dat mensen bijvoorbeeld bomen kappen en hoogstambomen in de plaats willen zetten, zijn daar vaak decretale of wettelijke hinderpalen. Er was het voorbeeld van oude dennen die sneuvelen door de letterzetter. Een kapvergunning is geen probleem, maar het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) verplicht op dat ogenblik om een nieuw bos te planten. Het perceel bevindt zich tussen een appelplantage en een weide met oude kersenbomen en de bewoners wilden graag een hoogstamboomgaard planten. Dat mag dan niet.
Het tweede voorbeeld heeft betrekking op populieren; het gaat over oude hoogstamboomgaarden waar ooit populieren zijn geplant om economisch redenen. Als die populieren kaprijp zijn en ze worden gekapt, dan wordt hier en daar een oude fruitboom weer zichtbaar. Maar als dan gevraagd wordt om dat perceel opnieuw in te richten als natuurboomgaard, kan dit jammer genoeg niet, hoewel de ecologische meerwaarde veel hoger is dan de productieplantage van de populier.
Dit zijn slechts een paar voorbeelden om aan te geven dat er inderdaad een aantal regels zitten in de wetgeving, zowel langs de kant van milieu en natuur als langs de kant van landbouw. Die maken dat hoogstamboomgaarden gerooid worden, en dat het ook heel moeilijk is om hoogstamboomgaarden in de plaats te krijgen.
Ik heb daarom een aantal vragen voor u. Misschien zijn het vragen waarvan u denkt dat het eerder dromen zijn, maar soms moet je blijven dromen.
Kan er niet nagedacht worden over een decreetsaanpassing, en in afwachting eventueel een richtlijnenkader voor de betrokken gemeenten en steden, waarbij hoogstamfruitbomen als volwaardige bomen beschouwd worden en kunnen meetellen als bosboom? Zo voorkomen we dat we almaar proberen om bossen uit te breiden met het oog op de CO2-problematiek. Ik denk dat hoogstambomen daar zeker kunnen toe bijdragen, vooral als het over biodiversiteit gaat. Zo’n hoogstamboom bevat immers heel wat elementen qua biodiversiteit.
De uitbreiding van het bosareaal is een van uw speerpunten voor deze legislatuur. Waarom zouden we via een aanpassing van de bestaande boswetgeving nieuwe hoogstamboomgaarden in bepaalde omstandigheden niet kunnen laten meetellen als bos, en het beschouwen als een oplossing voor de CO2-problematiek? Ik heb dat trouwens ook in de vorige legislatuur al gevraagd.
Kan dit alles niet passen binnen een multifunctioneel geïntegreerd beleid van de Vlaamse natuur, vergelijkbaar met het decreet van 2014 tot wijziging van de regelgeving inzake natuur en bos? Kan mijn voorstel niet opgenomen worden in een verdere integratie van de bestaande bos- en natuurwetgeving?
In Haspengouw is er om diverse redenen beperkte ruimte voor meer bossen. Zouden we daar ook niet kunnen denken dat hoogstamboomgaarden, met heel wat ecosysteemdiensten, een gedeeltelijk alternatief kunnen zijn? We zouden bijvoorbeeld kunnen werken met een experiment, om te kijken in welke mate dat haalbaar zou zijn.
Ik heb in dezelfde context ook al vragen gesteld aan de minister van Landbouw over het eventueel beschouwen van hoogstamboomgaarden als niet-productieve investering. Want het is een beetje tegengesteld aan elkaar. Het kan niet worden beschouwd als een niet-productieve investering. Langs de andere kant, zoals ik in mijn vraag aan u stel, zijn hoogstamboomstammen zogezegd productieve investeringen voor de landbouwsector. Toch stellen we vast dat ze daar eigenlijk niet meer voor gebruikt worden. Het is echt duidelijk dat daar dringend naar gekeken moet worden. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Demir heeft het woord.
Bedankt, collega Vandenhove. Ik denk dat ik uw vraag goed begrijp. Hoogstamboomgaarden zijn inderdaad heel waardevol vanuit verschillende invalshoeken. Voor mij zijn hoogstambomen dan ook wel volwaardige bomen. Maar als we die ook als bosbomen moeten beschouwen, dan klopt de definitie natuurlijk niet meer. Het Bosdecreet is op dat vlak heel duidelijk. Hoogstamboomgaarden worden niet beschouwd als bos; bossen kennen door hun typische opbouw en structuur een specifiek klimaat en ecosysteemdynamiek die anders is dan in een hoogstamboomgaard. In die zin is daar een verschil, zeggen mijn milieuexperts op het kabinet. Dat heeft natuurlijk te maken met de verschillende ecosystemen in hoogstamboomgaarden en gewone bossen. Dus in die zin denk ik dat het niet wenselijk is om de definitie bos aan te passen, omdat voor elk een verschillende beleidsmatige aanpak nodig is.
Uw derde vraag: het beheer van hoogstamboomgaarden kan inderdaad perfect vallen onder het concept van het geïntegreerd beheer, ten behoeve van het natuurbehoud, maar dan vanwege de typische kenmerken en de intrinsieke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Een passend beheer voeren vanuit verschillende waarden is perfect mogelijk, en dat volg ik ook.
Ten slotte, uw vierde vraag. Zoals gezegd hebben hoogstamboomgaarden hun karakteristieke waarde en verlenen ze ook verschillende ecosysteemdiensten. Het is geen alternatief voor bos, maar natuurlijk wel complementair.
Het natuurbeleid waardeert hoogstamboomgaarden vooral voor de rol die ze vervullen als ecologische stapsteen en natuurverbindingselement. In het bosarme Haspengouw maken hoogstamboomgaarden vaak het verschil voor verschillende bedreigde en niet-bedreigde soorten, gaande van de eikelmuis tot de steenuil. Daarom zijn ze ook beschermd als klein landschapselement.
U weet dat ook de minister van Erfgoed na overleg met een hele reeks partners een onroerenderfgoedbeheersplan heeft goedgekeurd voor de hoogstamboomgaarden in Haspengouw en Voeren, dit met als doel het behoud van dit karakteristieke landschap.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik begrijp ook uw antwoord, en ook dat van de milieuspecialisten op uw kabinet. Het kan inderdaad op dit ogenblik nooit als bos beschouwd worden. Ik denk ook niet dat dat in de strikte definitie van het bos de bedoeling is. Maar langs de andere kant is het andere uiterste dat het in de landbouwsector nog altijd beschouwd wordt als productieve investering, met mogelijke opbrengsten. Zo komen we natuurlijk tussen hamer en aambeeld terecht. Ik zou echt willen vragen dat u met uw collega’s toch eens bekijkt in welke mate we voor die hoogstamboomgaarden een aparte reglementering kunnen uitwerken en dat er, vooraleer er decreten aangepast worden, op het terrein een concrete toepassing zou gebeuren. Want – ongeacht alle inspanningen die uw collega Diependaele op dit moment onderneemt voor de bescherming en het onroerend erfgoed – als we met deze situatie blijven zitten, tussen hamer en aambeeld, dan garandeer ik dat er in de nabije toekomst alsmaar meer hoogstambomen gaan verdwijnen. Binnenkort zijn er in de streek weer overal bloesemfeesten – nu iets minder natuurlijk, door corona – maar het is een beetje raar dat men heel veel promotie maakt rond de nieuwe fruitbomen, en wat het fruit economisch opbrengt, terwijl men nooit bij dat erfgoed stilstaat.
Mijn pleidooi is er dus een om de zaak pragmatisch aan te pakken, en te kijken in welke mate we dat voor landbouwers en privépersonen die alsnog hoogstambomen willen behouden, kunnen reglementeren en uiteraard ook een stuk financieren.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel, collega Vandenhove, voor de interessante vraag, en minister, voor het antwoord.
Ik wil de vraag nog een beetje uitbreiden om ook onze zorg uit te drukken over het behoud van hagen en heggen in ons landschap. Ik heb daar vorig jaar al een vraag over gesteld, in de zin van: welk beleid u wenst te ontwikkelen om de hagen en heggen die er op dit moment zijn te behouden en mogelijk uit te breiden? Want dat zijn toch ook wel zeer belangrijke kleine landschapselementen, die een belangrijke meerwaarde hebben voor ons landschap en voor de biodiversiteit, en eventueel ook een fruit- of oogstopbrengst kunnen opleveren. Mijn concrete vraag, minister, is: worden de kleine landschapselementen gemonitord, en wordt daar een actief beleid rond ontwikkeld, zoals in Wallonië, waar men de ambitie heeft om 4.000 kilometer haag en heg aan te leggen in het landschap?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ook vanuit de andere kant van Haspengouw wil ik de bezorgdheid over hoogstamboomgaarden van collega Vandenhove bijtreden. Ik denk dat het een typisch element is in ons landschap, dat ook heel belangrijk is voor de biodiversiteit. We zouden dat eerder in ere moeten herstellen dan er heel veel van te kappen.
Maar ik treed niet de vraag bij om hoogstamboomgaarden tot bossen te verheffen. Dat lijkt mij misschien wat te verregaand of geen geschikt instrument daarvoor. Ik treed wel de vraag van collega Vandenhove bij om de stimulansen die er vandaag zijn om meer bos aan te planten, ook open te stellen voor hoogstamboomgaarden. Want ik ken bijvoorbeeld gemeenten in Haspengouw die nadenken over een natuurbegraafplaats, en dan wordt vanuit ANB ook vooral richting bossen gekeken. Nochtans zou men bij ons in Limburg dan eerder denken aan hoogstamboomgaarden, omdat dat typische kenmerken in het landschap zijn en omdat ze streekeigen zijn.
Ik denk dus wel dat we wat werk hebben om ervoor te zorgen dat er extra bomen geplant worden. Dat hoeft niet altijd bos te zijn, dat zijn ook dit soort hoogstamboomgaarden. En dan zou je ook projecten als natuurbegraafplaatsen – en zo zijn er nog vele andere – kunnen openstellen voor dezelfde ondersteuning en begeleiding vanuit de Vlaamse overheid. Daar zouden we allemaal baat bij hebben.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we met veel sympathie hebben geluisterd naar de vraagstelling van collega Vandenhove over onze mooie, waardevolle boomgaarden. Niet alleen in het rijke Haspengouw maar ook in onze streek, in het Hageland, hebben we gelukkig nog een aantal mooie exemplaren. Maar de minister gaf het terecht aan: een bos is geen boomgaard, een boomgaard is geen bos. Ik denk dat we die onderscheiden doelstellingen goed voor ogen moeten houden.
Ook dit Vlaams Parlement hecht bijzondere waarde aan boomgaarden, dat bleek nog in 2014. Het lijkt een eeuwigheid geleden, maar toen kenden we onze Gouden Erepenning toe aan de Nationale Boomgaardenstichting, als erkenning voor het werk dat zij leveren. Het is een bekommernis die we sindsdien ook wel hebben gehonoreerd.
De vraag van collega Schauvliege naar de kleine landschapselementen is uiteraard ook een heel boeiende vraag, maar dat staat toch heel ver af van het onderwerp van de vraag van collega Vandenhove, vind ik. Minister, u bent meer dan capabel genoeg om daar beknopt op te antwoorden, maar dat is een discussie die we toch los moeten zien van de discussie over het statuut van boomgaarden, en welk statuut we daaraan willen toekennen. Maar die bekommernis, zowel voor de kleine landschapselementen als voor het behoud van onze waardevolle boomgaarden, delen wij met volle overtuiging en met veel plezier.
De heer Pieters heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord en voor de vraag, en bedankt aan de collega’s die erop inpikken. Een bos is inderdaad een bos, en een hoogstamboomgaard is een hoogstamboomgaard. Maar een boom is een boom. Een hoogstamboomgaard heeft het voordeel dat hij oud wordt. Die boomgaard maakt een evolutie door en kan daar tientallen jaren en misschien nog veel langer blijven staan. Dat zijn waardevolle landschapselementen.
Het voordeel van een boomgaard – en daar moet ik collega Schauvliege gelijk in geven – is dat hij meestal ook omringd is door een haag of een heg. We zien dat hier in het Maasland ook, wat nog een andere kant van Limburg is.
Ik denk dat het zeer fraai zou zijn, ook voor het toerisme, mocht men ook in de toekomst de hoogstambomen kunnen blijven behouden. Als we een hoogstamboomgaard planten, creëren we zelfs erfgoed. Het heeft dus alleen maar positieve punten, en ik kan alleen maar de collega’s bijtreden dat we de hoogstamboomgaarden de waarde moeten toekennen die ze verdienen.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, voorzitter, en ook voor de verschillende tussenkomsten en suggesties. Ik kan heel kort zijn: ik wil twee zaken onderstrepen die men niet uit het oog mag verliezen. Vooreerst zijn hoogstamboomgaarden vandaag al beschermd. Dat gaat over landschapselementen, en er geldt ook een vergunningsplicht. Men kan daar niet zo maar het een en ander aan wijzigen.
Wat betreft heel de discussie of men dat moet beschouwen als bos, het belang voor de natuur, enzovoort: wij zijn vragende partij om de hoogstamboomgaarden mee te nemen in de discussie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Idem dito wat betreft de hagen, collega Schauvliege. Wij nemen dat mee in heel de discussie die we voeren rond het GLB, want daar zitten natuurlijk heel wat ecoregelingensubsidies in, en ik denk dat we die op een goede en nuttige manier moeten besteden.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik heb nog twee korte bemerkingen. Het is inderdaad goed, minister, dat u dat samen met uw collega Crevits bekijkt in het kader van het nieuwe GLB, om na te gaan in welke mate dit zou kunnen horen bij de subsidiëring van productieve investeringen.
In de tweede plaats zou ik u toch nog eens willen zeggen dat het allemaal niet zo vanzelfsprekend is. Ik heb eerder een schriftelijke vraag gesteld naar aanleiding van een concrete situatie in Wellen, waar een fruitteler op het idee kwam om zijn hoogstamboomgaarden te kappen en in de plaats een paar hoogstamboomgaarden te zetten en voor de rest een plantage van laagstam. U hebt toen geantwoord dat u in een omzendbrief de gemeenten nog eens duidelijk zou maken welke interpretaties mogelijk zijn en welke niet. Maar sommigen zijn ongelooflijk inventief om hoogstambomen te laten sneuvelen en te vervangen door kleinere bomen, die economisch wél opbrengen. Ik zou er daarom bij op willen aandringen dat u, zoals u toen schriftelijk beloofd hebt, een omzendbrief zou sturen om nog een paar zaken te verduidelijken. Trouwens, ik hoef u dat niet te zeggen. Als u contact zou nemen met de boswachters hier in de regio, dan zouden zij u wel een paar voorbeelden kunnen aanhalen van hoe inventief men is. U dient dus effectief aan de gemeentebesturen duidelijk te maken wat zeker niet kan. Want nu gebeuren er soms dergelijke dingen onder het mom dat men in orde is met het decreet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.