Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, vanaf 2021 zal elke lidstaat van de Europese Unie een bijdrage moeten leveren aan de Europese begroting, gebaseerd op de hoeveelheid plastic verpakkingsafval dat niet gerecycleerd kan worden. Een belasting op wegwerpplastic dus, zo noemt ook de Europese Commissie het zelf. De belasting bedraagt 800 euro per ton niet-gerecycleerde plastics. Hoe de belasting ingevoerd wordt, laat de Europese Commissie over aan de lidstaten. Die kunnen een taks op plastic invoeren, een bijdrage vragen aan de plasticproducenten of het geld uit de reeds bestaande belastinginkomsten halen.
Er werd lange tijd van uitgegaan dat de belasting die de lidstaten zouden moeten betalen aan de Europese Commissie, uit de federale begroting zou komen. De Raad van State suggereerde op 2 februari in een advies echter dat de deelstaten de som betalen. De Raad van State stelt dat de gewesten reeds bevoegd zijn voor het afvalstoffenbeleid en dat het daarom logisch zou zijn dat diezelfde gewesten ook de plasticbijdrage betalen. Ik heb al vaak in de commissie gezegd dat de Europese Unie steeds meer onze levens bepaalt, regelt wat wij moeten doen en zegt wat wij zouden moeten belasten.
De Raad van State verliest weliswaar uit het oog dat Vlaanderen reeds de grootste nettobetaler van de Europese Unie is met jaarlijks 339 euro per inwoner.
Minister, wat is uw reactie op het advies van de Raad van State van 2 februari? Gaat u akkoord met de redenering van de Raad van State? Indien ja, waarom? Indien niet, waarom niet? Hebt u dit al aangekaart bij de Federale Regering?
Hoeveel zou door Vlaanderen jaarlijks moeten worden betaald aan de Europese Unie mocht het scenario dat de Raad van State naar voren schuift, realiteit worden? Hoeveel ton niet-gerecycleerde plastics zijn er jaarlijks in Vlaanderen?
Bent u van oordeel dat de plasticbijdrage moet worden gedragen door de schatkist of pleit u voor een plastictaks of bijdrage van de producenten?
Hoe staat u tegenover een begrenzing van de jaarlijkse bijdrage van Vlaanderen aan de Europese begroting?
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, ik dank u voor uw vraag, die u eigenlijk op mijn verjaardag moest stellen, waardoor u twee weken hebt moeten wachten op het antwoord.
De Raad van State stelt in zijn advies dat het afvalstoffenbeleid, en dus ook heffingen op afval, een bevoegdheid is van de gewesten. Die vaststelling klopt.
Wat betekent dit voor de Europese plasticbijdrage? De Raad van State houdt volgens mij geen rekening met het feit dat Europa niet oplegt aan de lidstaten hoe zij deze bijdrage moeten financieren. Het is dan ook aan ons om samen met de andere regeringen te bekijken welke mogelijkheden er zijn.
We zijn dus in Vlaanderen inderdaad bevoegd voor heffingen op afval en zullen deze bevoegdheid uiteraard nooit afstaan. Maar, nergens legt Europa ons op om deze ‘plastictaks’ vanuit een afvalheffing te financieren. Dit wil ik toch onderstrepen.
Ik heb laten weten aan mijn federale collega, minister Van Peteghem, dat ik graag met hem hierover in gesprek wil gaan. Ik heb dat trouwens al gevraagd voordat de Raad van State advies gaf over dit dossier. Ik heb begrepen dat ook het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waals Gewest op dezelfde lijn zitten en een gesprek vragen met het federale niveau.
Als we het bredere plaatje bekijken, dan zie je vandaag al dat we in Vlaanderen heel wat doen om het afvalbeleid te sturen, aan het einde van de keten weliswaar. Daarom zijn wij binnen Europa ook koploper als het gaat over circulaire economie. Wij recycleren veel als het gaat over afval. Die sturing zit hem dus aan het einde van de keten, denk bijvoorbeeld aan de verdere uitwerking van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, de milieuheffingen en de Groene Puntbijdrage. Aan het begin van de keten, bij het op de markt brengen van producten, kan deze sturing beter. En voor die maatregelen zijn wij helaas niet bevoegd, dat zit federaal. De vraag is natuurlijk hoe je dat gaat doen.
Ik kom tot uw tweede vraag. Uw vraagstelling in dezen klopt niet volledig. Het is niet per definitie Vlaanderen dat moet betalen. Europa vraagt de lidstaat een bijdrage per ton niet gerecycleerd plastic verpakkingsafval. Momenteel lopen nog gesprekken tussen de Europese Commissie en de lidstaten over de manier waarop dit exact bepaald moet worden. Waarschijnlijk zal de Europese Commissie zich baseren op de hoeveelheden die worden gerapporteerd in het kader van de Europese Verpakkingsrichtlijn. Ik zeg ‘waarschijnlijk’, want we weten eigenlijk nog niet hoe men dat wil bepalen. U weet dat er een Interregionale Verpakkingscommissie is die jaarlijks aan Europa rapporteert hoeveel plastic verpakkingen er op de Belgische markt zijn gebracht en hoeveel er zijn gerecycleerd.
In 2018 werd 232.355 ton huishoudelijk plastic verpakkingsafval op de markt gebracht, waarvan 92.315 ton werd gerecycleerd. Voor de bedrijfsmatige verpakkingen werd 107.677 ton op de markt gebracht, waarvan 47.771 ton werd gerecycleerd. In totaal was er dus ongeveer 199.000 ton niet-gerecycleerd plastic verpakkingsafval. Aangezien Europa een bijdrage vraagt van 800 euro per ton, komt dit overeen met een bedrag van net geen 160 miljoen voor heel België.
De juiste berekening voor Vlaanderen is niet bekend. De op de markt gebrachte hoeveelheid verpakkingen wordt immers geregistreerd op het niveau van heel België, niet per gewest. Daarom heb ik vanuit Vlaanderen ook gevraagd om federaal samen te zitten om te kijken wat nu eigenlijk de bedoeling is.
Ten derde vroeg u of ik van oordeel ben dat de plasticbijdrage gedragen moet worden door de schatkist, of dat ik pleit voor een plastictaks of bijdrage van de producenten. Er wordt op dit moment grondig onderzocht of Europa nu zal verplichten dat een nieuwe heffing wordt opgelegd of dat de bijdrage zou kunnen worden betaald uit andere middelen. Dat is koffiedik kijken.
Los van deze discussie is het de visie vanuit Vlaanderen dat producenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Extra lasten willen we sowieso niet bij de gemeenschap leggen. Dat is de visie die wij in Vlaanderen hanteren, en het is ook een van de redenen waarom we binnenkort ook, ik denk vanaf 2023, meer lasten richting de producenten zullen leggen.
Hoe sta ik ten opzichte van een begrenzing van de jaarlijkse bijdrage van Vlaanderen aan de Europese begroting? Ik zou daar heel graag op willen antwoorden, maar daarvoor moet u bij minister Diependaele zijn. Ik weet uit ervaring dat ministers het niet appreciëren als je op andermans terrein komt. Ik zou het ook niet appreciëren mochten andere ministers op mijn terrein komen. Ik ga hier zeer diplomatisch zijn, en zeggen dat collega Diependaele daarvoor bevoegd is.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, dat is zeer flink en sterk van u, want wat u net zegt, geldt ook voor parlementsleden die in hun eigen commissies hun ding doen. Dat wordt ook niet altijd geapprecieerd. Mij lukt het niet altijd, dat zal ik u eerlijk bekennen. Ik dank u voor uw uitgebreide en heldere antwoorden. Het zijn ook interessante cijfers.
Ik onthoud natuurlijk wat ik al wist, namelijk dat Vlaanderen het zeer goed doet in Europa wat betreft het recycleren van plasticafval. We weten dat we in de wereld een voorbeeld zijn op vele terreinen, ook al kan er nog veel verbeteren, nietwaar.
Ik onthoud natuurlijk vooral het cijfer – dat hebt u goed uitgerekend, waarvoor dank – van 160 miljoen euro voor België. Minister, wat ik vreemd vind, is dat u zegt dat het voor Vlaanderen niet bekend is omdat het niet per gewest wordt geregistreerd. Het lijkt me dan toch dat dit dringend moet gebeuren. Eerlijk gezegd, begrijp ik niet dat dit niet gebeurt omdat wij toch bevoegd zijn voor het afvalstoffenbeleid. Ik begrijp dus niet goed dat er geen cijfer is.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat – het lijkt me de evidentie – als er 160 miljoen euro door België zou moeten worden betaald aan de Europese Unie – als die plannen er doorkomen, wat zo wel lijkt, ook al hebt u gezegd dat het nog in een prille fase zit –, een deel – het grootste deel – door Vlaanderen moet worden betaald. U zegt dat er nog wordt onderzocht of het een nieuwe heffing zal zijn die de EU oplegt of dat het mag worden betaald uit andere middelen. Mijn haren gaan dan natuurlijk rechtstaan, want het is juist dat u dat zegt, maar dat is nu net het probleem. De EU gaat opnieuw bepalen wat wij hier doen en welke belastingen wij al dan niet heffen.
Minister, u zegt dat er geen extra lasten bij de gemeenschap komen maar wel bij de producent. Zult u dan ook onderzoeken hoeveel daarvan bij de consument terechtkomt? De producenten zullen het natuurlijk doorrekenen. Dat staat buiten kijf. Hoeveel zal dit dan toch kosten aan de Vlaamse consument?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, ik was heel blij te horen dat u, voorafgaand aan de uitspraak van de Raad van State, proactief al contact hebt opgenomen met de federale minister. Het advies van de Raad van State zegt ook dat de gewesten hun goedkeuring moeten geven. Dat betekent dus dat de discussie hier en in het Waals en Brussels Parlement ook nog zal worden gevoerd. Ik kijk er alvast naar uit om dat met de collega's te kunnen doen.
Minister, u gaf terecht ook aan dat de heffing op drankverpakkingen geen Vlaamse bevoegdheid is. We kunnen alleen ingrijpen op verpakkingsafval dat al is geproduceerd, en dat doen we. U gaf aan dat voor het op de markt brengen van producten – een federale bevoegdheid – de sturing echt wel veel beter kan.
Minister, ik hoorde u daarstraks zeggen dat er nog overlegmomenten met de federale collega zijn gepland. Wilt u ook dat element opnemen om uw federale collega te vragen om dit beter bij te sturen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Perdaens, de suggestie om beter te sturen, neem ik zeker mee naar het overleg met de federale overheid.
Collega Van Rooy, er moet snel duidelijkheid komen over de interregionale commissie en het Belgische deel. We weten hoeveel afval er hier wordt gerecycleerd, maar niet hoeveel verpakkingen er op de markt worden gezet. Daarvoor zijn wij helaas niet bevoegd maar het federale niveau. Er zijn de Belgische cijfers en we zullen die op een of andere manier goed moeten ontleden. Ik wil ook niet vooruitlopen op wat Europa en de Europese Commissie beslissen voor de hoeveelheden. Het valt allemaal af te wachten. Het neemt in ieder geval niet weg dat we proactief, voor de Raad van State, contact hebben gezocht met het federale niveau omdat we natuurlijk willen worden betrokken bij hoe men dit zal oplossen.
De heer Van Rooy heeft het woord.
U kent de slagzin: ‘Alles is communautair.’ Dit wordt hier helaas weer aangetoond en maakt het allemaal weer ingewikkeld. Ik heb het dan nog niet eens gehad over het Europese niveau, maar alleen al binnen België is het weer zo complex, zelfs voor wat een relatief eenvoudig dossier zou moeten zijn.
Minister, ik betreur het een beetje dat u niet hebt geantwoord op mijn bijkomende vraag. U hebt gezegd dat er geen extra lasten voor de gemeenschap komen maar wel voor de producenten. Het is natuurlijk een algemene wetenschap dat, wanneer je producenten extra zult belasten, ze hoe dan ook, minstens deels, die zullen doorrekenen aan de consument.
Ik zal dit slotwoord besluiten door te zeggen dat wij dit proces met argusogen zullen blijven volgen om er zeker van te zijn dat er geen enkele prijsverhoging zal zijn voor de consumenten. U zegt ook dat u dit niet wenst. Nogmaals, het lijkt mij dat u dan echt wel onderzoek zult moeten doen naar hoe producenten dit zullen doorrekenen en wat dan de bijkomende kosten voor de consumenten zullen zijn, iets wat we absoluut niet willen, en u ook niet, denk ik.
Minister, is het eigenlijk wel op te lossen? Ik vrees van niet, want de last zal altijd ergens terechtkomen, en ik vrees dat het uiteindelijk bij de consumenten zal zijn. We volgen het verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.