Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Er was sinds het Overlegcomité van vrijdag 5 maart in eerste instantie onduidelijkheid of de regel dat kinderen en tieners nog altijd één hobby per week moesten kiezen geldig zou blijven. Op 8 maart hebben u en uw collega’s, samen bevoegd voor Cultuur en Sport, de knoop doorgehakt en duidelijk gecommuniceerd dat de oproep blijft gelden tot voor de paasvakantie. Hierbij werd terecht aangegeven dat het daarbij niet de verantwoordelijkheid van verenigingen is om hun leden te controleren en ook dat, hoewel deze aanbeveling moeilijk kan worden afgedwongen of gecontroleerd, gerekend wordt op het gezond verstand en de solidariteit onder de ouders en de kinderen.
In de commissievergadering van 4 februari 2021 gaf ik al eens aan dat er enkele praktische problemen zijn met deze regel en met wat ze meebrengen voor verschillende verenigingen. Daarnaast zie je ook dat kinderen het verschil zien. De ene gaat naar verschillende hobby’s, vertelt dat tegen de andere op de speelplaats, en niet alleen is dat laatste kind daar niet gelukkig mee, maar uiteindelijk loopt hij evenveel besmettingsgevaar omdat er toch een aantal contacten niet werden uitgesloten.
Na de beslissing op 8 maart 2021 communiceerden verschillende verenigingen dat de maatregel niet langer strikt opgevolgd moet worden. Ik ontving van ouders van kinderen een aantal van die berichtjes: “De ‘één hobby’-regel vervalt, het is opnieuw mogelijk om meerdere naschoolse activiteiten te doen.” Of: “Het is jullie vrije keuze om te kiezen of jullie kind één of meerdere hobby's uitvoert.” Dat is natuurlijk een zeer losse en vrije interpretatie van wat aanbevolen is.
Minister, als de ‘één hobby’-maatregel nut moet hebben, moet dat natuurlijk opgevolgd worden. Ik schetste net hoe het mis kan lopen.
Beschikt u over indicaties of deze aanbeveling goed wordt opgevolgd? Zo ja, welke?
Op welke manier zult u erop inzetten dat de aanbeveling gelijkmatig wordt opgevolgd door jeugdverenigingen en ouders? Natuurlijk rekening houdend met hun eigen verantwoordelijkheid en met het feit dat de verenigingen zelf geen controle kunnen uitvoeren alsof ze politiemensen zouden zijn.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Perdaens, zoals u weet en aangaf werd deze beslissing genomen door de ministers van Cultuur, Sport en Jeugd na een akkoord dat we bereikten op 26 januari 2021 over de groepsgerichte buitenschoolse activiteiten van kinderen en jongeren. We hadden het erover in de commissievergadering van 4 februari 2021. Gezien de toenmalige coronacijfers en met het oog op de krokusvakantie werd, op virologisch advies, aan ouders gevraagd om kinderen en jongeren een keuze te laten maken en zo slechts één buitenschoolse activiteit per week uit te oefenen. Met deze aanbeveling willen we ervoor zorgen dat de buitenschoolse groepen zo weinig mogelijk met elkaar vermengd worden. Het lijkt erop dat de maatregel de voorbije weken goed werd opgevolgd.
Op vrijdag 5 maart 2021 was er een nieuwe beslissing van het Overlegcomité, met verschillende maatregelen die een impact hebben op het jeugdwerk, maar ook op Sport en Cultuur. In het licht van die nieuwe maatregelen bevestigde ik samen met mijn collega’s Weyts en Jambon, bevoegd voor Sport en Cultuur, nogmaals de aanbeveling rond de keuze voor één naschoolse activiteit.
Het blijft een aanbeveling. Er was dus geen regel, en het blijft ook vandaag geen regel. Het is een sterke aanbeveling. Het blijft verstandig om het aantal buitenschoolse contacten te beperken tot één per week. De reden daarvoor is heel helder. Het vermengen van groepen van kinderen blijft onverstandig. Het blijft daarom verstandig en solidair om een keuze te maken en de buitenschoolse contacten tot een minimum te beperken.
Wel belangrijk is het om op te merken dat dit een verantwoordelijkheid is van de ouders, die dat samen met de kinderen moeten bekijken. Het is niet de taak en de verantwoordelijkheid van verenigingen om hun leden te controleren. Dat hebben we van in het begin aangegeven. Het is een sterke aanbeveling voor de ouders. We rekenen daar op het verantwoordelijkheidsgevoel. We stellen vast dat de meesten dat goed doen. Maar de overheid controleert dit niet, en verenigingen hebben ook niet de taak en de opdracht om dit te controleren.
Ik besef absoluut dat dit geen eenvoudige aanbeveling is en dat dit soms tot moeilijke keuzes kan leiden. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat de aanbeveling er niet zonder reden is gekomen. Ook in de buitenschoolse activiteiten zijn er besmettingen. Zeker vandaag is dat nog altijd actueel.
Het lijkt me vrij duidelijk waarom we op de ouders rekenen met betrekking tot de opdracht dat tot een per week te beperken. In overleg met de sector heb ik nogmaals gevraagd om de aanbeveling op te nemen in de communicatie over de jeugdwerkregels. In elk geval geldt de aanbeveling nog tot de laatste week voor de paasvakantie.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik lees even een stukje van de vragen en antwoorden over corona voor: “De stabiliteit van de groepen dient te worden verzekerd en wisselende contacten moeten worden vermeden. Het is dus noodzakelijk te vermijden dat kinderen en jongeren, evenals hun begeleiders, deelnemen aan verschillende groepsactiviteiten in georganiseerd verband per week. Het wordt bijgevolg sterk aanbevolen om het aantal groepsgerichte hobby’s te beperken tot een hobby per kind of jongere.”
Enerzijds is dat ongelooflijk helder. Het is noodzakelijk dit te vermijden, zowel voor jongeren als voor begeleiders. Anderzijds is het een aanbeveling. Ik heb enkele berichten voorgelezen die verenigingen naar de ouders van hun jongeren hebben gestuurd. Ik leid hieruit af dat het niet voor alle verenigingen even duidelijk is hoe essentieel het is die maatregel op te volgen. Hoewel het een aanbeveling is, is het wel belangrijk dat we ons hieraan houden. Als we heel het jeugdwerk voor de komende weken veilig willen stellen, zijn de huidige cijfers er niet naar om los met de maatregelen of de aanbevelingen te om te springen.
Minister, u hebt aangegeven dat u het jeugdwerk hebt opgeroepen die communicatie zowel ten aanzien van verenigingen als ten aanzien van ouders uit te dragen. Zult u dat aankaarten bij de minister van Cultuur en de minister van Sport, zodat zij dit ook doen met de verenigingen onder hun bevoegdheden en er een breed gedragen communicatie komt die jeugdwerkingen en alle hobby’s van onze jeugd voor de komende weken veilig kunnen stellen?
De heer Anaf heeft het woord.
Mevrouw Perdaens, ik was oorspronkelijk niet van plan het woord te nemen, maar uw laatste oproep heeft me getriggerd. Het is essentieel dat alle sectoren exact hetzelfde communiceren en dat alle ministers dat uitdragen. De dag na het fameuze Overlegcomité van 5 maart 2021, waarop een aantal beslissingen over de buitenactiviteiten zijn genomen, zat ik ’s ochtends in de wagen en hoorde ik de minister Weyts van Sport op de radio. Als ik niet al had gezeten, was ik van mijn stoel gevallen. Hij heeft aangegeven dat het altijd maar een aanbeveling en nooit een verplichting was geweest en dat die aanbeveling vanaf toen niet meer gold. Hij is daar achteraf op moeten terugkomen, maar de mensen hebben dat natuurlijk gehoord. Dat zorgt ervoor dat mensen het minder evident vinden om te weten hoe het juist zit.
Minister, een duidelijke communicatie vanuit de Vlaamse overheid en de verschillende sectoren is essentieel. Ik wil u oproepen om dat nog eens met uw collega’s te bespreken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik wil me kort bij dit signaal aansluiten. Die eenduidigheid is heel belangrijk. Ik denk dat u nog meer dan ons kunt getuigen over de mails die toestromen op het moment waarop iets de mensen niet helemaal duidelijk is en iets veel frustratie oproept. Dat zorgt voor een ondergraving van het draagvlak voor de noodzakelijke maatregelen die nu moeten worden genomen. Ik wil niet op de komende dagen of op de bespreking van de volgende vraag om uitleg vooruitlopen, maar ik vrees dat er de komende weken nog gelegenheden zullen zijn om de maatregelen ten aanzien van de brede bevolking uit de doeken te doen en om duidelijk te maken wat de komende weken de regels zijn.
Ik vraag u hieruit de nodige lessen te trekken en ervoor zorgen dat de Vlaamse Regering en de sectoren helemaal duidelijk maken wat de ultieme aanbeveling is. Hoewel het geen regelgeving en geen verplichting is, kan de communicatie even duidelijk zijn.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mijnheer Anaf, ik heb een beetje dezelfde reactie bij de vraagstelling. We moeten duidelijk communiceren over de richtlijnen die we moeten volgen.
Ik denk dat die communicatie in het verleden ook zeer duidelijk was voor iedereen en dat ook alle verenigingen zich daar heel duidelijk aan gehouden hebben. Ik had blijkbaar wat dezelfde reactie als collega Anaf op de communicatie van de minister van Sport, die na het Overlegcomité heel expliciet aangaf dat daar toch wel twijfel over bestond. De Vlaamse Regering heeft zich daar dan nog eens over gebogen. Ik denk dat de violen op dat vlak ondertussen gelijk gestemd zijn en dat er een heel eenduidige communicatie is. Ik citeer minister-president Jambon bij de debriefing over het Overlegcomité op de vraag of leerlingen uit het deeltijds kunstonderwijs (dko) daarnaast nog een buitenschoolse hobby kunnen uitoefenen. “Dan was er de vraag of kinderen die les volgen in het dko daarnaast een buitenschoolse hobby mogen uitoefenen. De dko-academies zijn onderwijsinstellingen en volgen dus de specifieke richtlijnen van het onderwijs. Deze richtlijnen zijn wel aangepast naar aanleiding van de beslissing over buitenschoolse activiteiten. Er is geen verbod. Ook de beperking tot één hobby is slechts een aanbeveling en geen verbodsbepaling van het MB in de aanhef. Wel vraagt men om de combinatie van het bestaande dko-aanbod met hobby’s buiten het dko te vermijden.” Bij de repliek vulde hij nog eens aan: “Het uitoefenen van één hobby per week is inderdaad een aanbeveling. Die aanbeveling werd nogmaals bevestigd tot eind maart. Ook daar zullen de cijfers de richtlijn zijn om te bekijken wat mogelijk is na 1 april.” Ik heb zonet heel duidelijk het antwoord gehoord van de minister over de richtlijnen. Ik heb ook begrepen dat de afgelopen periode al bewezen werd dat er een duidelijke afstemming is met het verenigingsleven. Ik meen dus dat hier momenteel geen onduidelijkheid meer over bestaat en hoop dat we deze lijn in de toekomst kunnen aanhouden.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de extra opmerkingen. Er wordt verwezen naar uitspraken van mijn collega, de minister van Sport. We hebben nadien ook, omdat daar vragen over waren, nog eens verduidelijkt wat de toedracht was en bevestigd dat die aanbeveling blijft gelden. Sommigen vroegen zich af of die vroegere regel nog wel een regel was. Ik heb vanaf het begin altijd heel duidelijk gezegd dat het een sterke aanbeveling is. Ik vind trouwens dat we in het beleid niet altijd alles in wetten en regels moeten verankeren, maar dat we ook moeten kunnen rekenen op de verantwoordelijkheid van ouders, van kinderen en van jeugdorganisaties.
Alles wat goed gegaan is het afgelopen jaar in het jeugdwerk in het kader van COVID-19, gebeurde meestal niet omdat er juridische regels waren, maar wel omdat dit bottom-up gesteund werd. Op die manier doe ik graag aan politiek. Ik denk dat dat ook van in het begin duidelijk was. Dat bepaalde organisaties daar foutief over communiceren, kan ik moeilijk verhinderen. Ik heb wel de indruk, collega Perdaens, dat er door de band genomen correct doorgecommuniceerd wordt en dat de meeste ouders zeer goed weten waar ze aan toe zijn. Dat er een aantal zijn die die aanbeveling niet respecteren, is jammer. Dat is geen goede zaak op het vlak van burgerzin, maar we gaan op dat vlak niets veranderen of bijsturen, we houden gewoon die aanbeveling aan en we rekenen op de verantwoordelijkheid van de ouders.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, ik hoor u eigenlijk hetzelfde zeggen als uw collega-ministers, namelijk dat deze maatregel een sterke aanbeveling is. In die zin waren de violen voor het overleg dus ook al gelijk gestemd. De communicatie die ik zonet voorlas, dateert natuurlijk wel van na de communicatie op 8 maart. Zelfs nadat het duidelijk gesteld werd, waren er dus nog steeds verenigingen die opriepen om toch iets anders te doen dan de maatregelen. Ik vind dat ongelooflijk spijtig. Ik begrijp ook dat men niet elke vereniging op de voet kan volgen. Ik blijf dat toch heel erg spijtig vinden, gezien dit speelt met de cijfers en met de mogelijkheden voor de rest van ons jeugdwerk.
Over cijfers gesproken: ze zien er momenteel weer niet zo heel erg goed uit. Dus ik zou, met een kleine slag om de arm, toch willen vragen, wanneer er gedacht moet worden aan het verder inperken van de mogelijkheden, om in eerste instantie te overwegen om te werken met klasbubbels, zodat extra contacten vermeden kunnen worden zonder dat daarvoor extra hobby-uren voor kinderen op de schop moeten gaan en zodat deze kinderen toch allemaal hun hobby kunnen blijven uitoefenen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.