Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik sluit aan bij de laatste woorden die werden uitgesproken bij de vorige vraag: dat we allemaal sterk geloven in sterke en bestuurskrachtige lokale besturen. Wij hadden het bij de bespreking van de beleidsnota al over decentralisatie. Toen hebt u het meermaals gehad over het subsidiariteitsprincipe en het vertrouwen in de lokale besturen. Dat werd daarnet nog herhaald. Ik stelde hierover een vraag in de commissie decentralisatie in oktober 2020.
Vorig jaar was er ook al een commissie actief. Daar zijn toen mooie doorbraken gebeurd. Maar hier en daar hinkten er wel enkele beleidsdomeinen achterop.
Toen dit thema vorig jaar aan bod kwam, zei u: "Mijn collega-ministers en ikzelf hebben dus de vaste overtuiging om in deze regeerperiode een aantal belangrijke stappen te zetten op het vlak van decentralisatie. Daarvoor zal ik een commissie decentralisatie oprichten. Deze commissie krijgt de opdracht om tegen het voorjaar van 2021 aan te geven op welke punten de Vlaamse overheid werk zal maken van decentralisatie, binnen een afgelijnde agenda." Om een betekenisvolle invulling te kunnen geven aan de agenda van de commissie decentralisatie zou u eerst luisteren naar zowel de lokale besturen als naar uw collega-ministers. U zei dat deze vragenronde tegen januari 2021 zou gebeuren. Er werd een startnota opgesteld die werd of wordt voorgelegd aan de commissie decentralisatie.
Is het participatief traject met uw collega-ministers en de lokale besturen ondertussen afgerond? Zo ja, op welke beleidsdomeinen en thema’s zal worden voortgewerkt? Zo niet, wat zijn de redenen voor de vertraging? En wanneer worden knopen doorgehakt?
Normaal gezien zou dit alles in een startnota worden gegoten. Werd hiermee reeds aan de slag gegaan binnen de commissie decentralisatie? Zo ja, wat zijn de eerste bevindingen en zijn er reeds doorbraken gerealiseerd? Zo niet, wat zijn de redenen hiervoor en wanneer mag deze startnota verwacht worden?
Welke timing wordt vooropgesteld voor de werkzaamheden van de commissie decentralisatie en voor mogelijke verdere doorbraken?
Minister Somers heeft het woord.
Collega De Loor, bedankt voor uw vraag, die een beetje aansluit bij een aantal discussies die we vandaag al hadden. Dat is ook logisch. Ik denk dat ik dus redelijk kort kan zijn en niet heel de context moet schetsen, dat ik onmiddellijk naar de kern van de zaak kan gaan.
Ik heb mij inderdaad geëngageerd als minister om een commissie voor decentralisatie op te richten, samen met de lokale beleidsverantwoordelijken. Dat was op basis van een bevraging. Die bevraging hebben wij opgestart, maar wij kregen zeer snel het signaal van de lokale besturen dat dit voor hen een heel slecht moment was. Ze zaten op dat moment midden in de tweede golf. Alle focus ging naar het beheersen van de coronacrisis, en daarna naar de vaccinatie. Daarom hebben wij beslist om de oprichting van die commissie decentralisatie on hold te zetten. Van het lokale niveau kreeg ik het heel sterke signaal dat er geen mentale ruimte was om dat op dat moment te doen.
On hold zetten betekent niet dat we dat niet gaan doen. Dit blijft voor mij een zeer belangrijke hefboom om de lokale bestuurskracht te versterken, om decentraliseringsoefeningen op gang te trekken.
Er is de brede Vlaamse heroverweging, waarbij de Vlaamse administratie vanuit haar perspectief aan het bekijken is wat er kan worden gedecentraliseerd. Dat zal naar de regering komen. Op dat moment gaan mijn collega’s vanuit hun vakbevoegdheid mee analyseren welke voorstellen er zijn vanuit de brede Vlaamse heroverweging ten aanzien van decentralisering en hoe we daarop kunnen inhaken.
Zodra er terug ruimte is voor onze lokale besturen om hier tijd en energie in te steken, starten we dat op. Ik denk dat dat normaal zou moeten kunnen lukken als de vaccinaties lopen zoals ze gepland zijn. Dan hoop ik toch dat we tegen de zomer in een ander klimaat zitten. Dan denk ik dat we zo snel mogelijk deze commissie voor decentralisatie moeten oprichten. De volgorde zal dan een beetje anders zijn. Ik had graag gehad dat het eerst de lokale besturen waren en dan de Vlaamse administratie: vanuit veel perspectieven proberen te bekijken hoe je de decentralisering kunt versterken, een beetje een ‘push and pull’ zal ik maar zeggen, ‘push’ vanuit Vlaanderen en ‘pull’ vanuit de lokale besturen. Het zal nu, door de coronacrisis, een beetje in de omgekeerde volgorde zijn. Maar dat betekent niet dat er een man overboord is. Zodra de commissie wordt geïnstalleerd, ben ik heel graag bereid om samen met die commissie of een delegatie ervan hun manier van werken die ze dan voorstellen meer toe te lichten aan jullie.
Ik ben er inderdaad niet in gelukt om dat, ook al hebben we het opgestart, door te zetten. Ik ben daar niet in gelukt omdat ik respect wil opbrengen voor de lokale besturen, die zeggen ‘Op dit moment staat onze kop daar niet naar’ – om het op zijn Vlaams of op zijn Mechels te zeggen.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik heb bewust die passage uit de vraag en het antwoord erop van oktober 2020 geciteerd omdat u toen nog strijdvaardig klonk, ook ondanks de coronatijden. Strijdvaardig in de zin van ‘We gaan ermee door, we gaan die bevraging doen.’ Zij zou in november afgerond zijn bij de collega’s van de lokale besturen. U zegt nu dat u dat voor de lokale besturen on hold zet en dat u tracht om het tegen de zomer op te nemen. Ik heb daar ook alle begrip voor, minister. Er zijn inderdaad, zoals blijkt uit de voorgaande discussies die we hadden, absoluut andere zaken. Maar, minister, ik zou toch willen vragen dat u dat zeker blijft warm houden want het is toch een belangrijke discussie. Kunt u niet een afgeslankte versie van de startnota maken, met de zaken die u bij uw collega-ministers en ook bij de Vlaamse administratie al hebt verzameld in het kader van de bevraging, en daar dan in de commissie decentralisatie mee aan de slag gaan? Behoort dat tot de mogelijkheden, of wacht u liever om dat gezamenlijk te doen na het afronden van de bevraging, zowel van het Vlaamse niveau als van de lokale besturen?
De heer Ongena heeft het woord.
We hebben het inderdaad al een paar keer gehad over het belang van sterke lokale besturen waarin we meer vertrouwen moeten hebben en waaraan we dan ook meer bevoegdheden moeten geven. Ik zal dat niet te veel herhalen. We zijn het er ook in grote lijnen over eens waarom die commissie decentralisatie voor onze fractie cruciaal is. Zij is het derde luik van het drieluik van de belangrijke interne staatshervorming op Vlaams vlak. We hebben het aanmoedigen van de vrijwillige fusies gehad, we hebben nu de regiovorming waarvoor een belangrijke knoop werd doorgehakt. Dit is de volgende stap: als je sterke lokale besturen hebt die regionaal goed kunnen samenwerken, geef ze dan ook meer bevoegdheden. In die zin onderschrijven wij het belang van die commissie decentralisatie.
Ik begrijp dat er wat uitstel is, maar ook dat dat is meegenomen in die grote brede Vlaamse heroverweging. Dat zegt ook heel veel. Dat betekent dat we in die grote oefening, die we zullen doen om te bekijken hoe we onze Vlaamse bevoegdheden efficiënter kunnen uitoefenen, meteen ook de reflectie inbouwen of we het niet meteen kunnen doorschuiven naar de lokale besturen. In die zin is het goed dat we die brede heroverweging, waarover we ook al vragen hadden, nu even haar werk laten doen en dat we de conclusies ervan bekijken. Hopelijk zal een van de conclusies zijn dat we heel veel van wat we nu op Vlaams niveau doen beter op lokaal niveau doen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, omdat collega Ongena het aanraakte, wil ik het ook nog even hebben over die grote interne staatshervorming waarover u vorige week sprak, die regiovorming. Het zal u verwonderen dat ik dit toch nog even wil nuanceren, dat dit slechts de grootste interne staatshervorming zal zijn op het moment dat we ook die decentralisatieoefening hebben afgerond. Zonder die oefening zal ze niet compleet zijn.
Voor ons is die decentralisatieoefening erg belangrijk. Dat wou ik toch nog vanuit onze fractie even onderstrepen. We kijken ook uit naar de tweede commissie decentralisatie. Heel concreet: hoe zult u die regiovorming daarin meenemen? Of is dat iets wat er los van staat? Dat zal wel niet.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, u prikkelt mij natuurlijk. U zegt: ‘U was toen nog strijdvaardig’. Ik denk dat ik van nature nogal vaak strijdvaardig ben. Ik moet dat zelfs wat intomen. Ik blijf dat dus ook.
Mijnheer Warnez, wat u zegt is juist en terecht: de oefening is pas compleet op het moment dat er een decentralisering gebeurt, met het toevertrouwen van extra bevoegdheden en taken aan de lokale besturen. Dan is de oefening compleet.
Mijnheer De Loor, ik bouw wat verder op uw suggestie. De brede heroverweging loopt nu. De administraties zijn in alle departementen aan het bekijken wat er efficiënter kan en wat er gedecentraliseerd kan worden. Die expliciete vraag staat daarin. U zegt dan dat ik misschien al een startnota zou kunnen maken. Wat we zouden kunnen doen – en dat is een beetje geïnspireerd door uw tussenkomst – om cohesie te behouden in onze aanpak, is dat ik, wanneer de administratieve input van de brede heroverweging op tafel wordt gelegd, vanuit mijn bevoegdheid al wat daar aan decentraliseringssporen zit bij elkaar breng en dan met die commissie decentralisatie, die we hopelijk in de zomer kunnen oprichten, onder voorbehoud van de coronacrisis en dergelijke meer, lokale partners zoek die dan wel tijd zullen hebben en aan tafel zullen willen, om hun onmiddellijk het document te geven van de Vlaamse administratie. Dan kunnen we zeggen: ‘Dat is wat die mensen van de brede heroverweging denken dat zinvolle sporen zijn om te decentraliseren. Wat is uw mening daarover? Ziet u andere sporen? Extra sporen? Hebt u een andere input?’ En op die manier kunnen we die twee dingen toch bundelen, maar in een omgekeerde volgorde dan deze die we oorspronkelijk wilden. In het begin wilden we een oefening waarbij de lokale besturen zegden: ‘Jongens, dat kunnen wij allemaal. Bezorg ons dat maar.’ Om dan aan de Vlaamse administratie vragen: ‘Bent u daarmee akkoord? Ziet u problemen?’ Dat zouden we kunnen omdraaien. Dan is de administratieve input van de Vlaamse brede heroverweging misschien wel een goede startnota voor de werkgroep decentralisatie.
Wat de regio's betreft, collega Warnez, is het evident dat die vanaf nu in mijn hoofd altijd een rol spelen. Maar dat is geen nieuw bestuursniveau, zoals we het samen hebben afgesproken. Daar zullen nooit bevoegdheden aan worden toevertrouwd. Bevoegdheden zullen altijd toevertrouwd worden aan lokale besturen. Maar bij zo’n decentraliseringsoefening zul je natuurlijk wel altijd in je achterhoofd weten, ook al is het een wat zwaardere bevoegdheid, die misschien voor sommige gemeenten niet direct behapbaar is omdat ze te klein van formaat zijn, dat die gemeenten altijd de mogelijkheid hebben om die bevoegdheid gezamenlijk uit te oefenen op het niveau van de regio. Dat zal dus wel helpen om wat voluntaristischer, wat gedurfder te zijn in het doorschuiven van bevoegdheden naar het lokale niveau.
Op die manier spelen zij geen rol als actor aan tafel, niet als bestuurslaag, maar wel als een extra element ten faveure van de lokale besturen in het uitrollen van een decentraliseringsoefening.
Mijnheer De Loor, op die manier kan de puzzel wel opnieuw kloppen. Op die manier hebben we respect betoond voor het feit dat onze lokale besturen nu niet de energie hebben, dat wij ondertussen met de Vlaamse administraties doen wat er moet gebeuren, en dat wij hen vanaf de zomer opnieuw volop mee aan boord trekken van die decentraliseringsoefening.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad een heel belangrijke oefening. Dat blijkt uit wat de collega’s die zich hebben aangesloten bij de vraag hebben gezegd maar ook uit alle voorgaande discussies die we tot nu toe hebben gevoerd over bestuurskracht, gemeenten en lokale besturen.
Bedankt ook om het idee mee te nemen om de startnota om te keren. Maar het moet natuurlijk een open oefening blijven, in die zin dat de lokale besturen ook hun input en hun inbreng moeten kunnen leveren. U hebt gezegd dat dat mogelijk is.
Ik blijf het dossier zeker verder opvolgen want het is echt wel belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.