Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
De dienstverlening aan burgers is uiteraard de corebusiness van lokale besturen. We zijn dan ook ‘civil servants’. Corona heeft dat nu allemaal een digitaal cachet gegeven. Sneller dan we zouden denken, werken we op afspraak, digitaal, via chat, whatsapp, Facebook, Twitter. Op alle mogelijke manieren wordt de doelgroep zo goed mogelijk digitaal verder geholpen. Dat stelt ons wel voor een aantal uitdagingen. Zo krijgen we gemeentebesturen met verschillende snelheden: besturen die mee zijn met de digitalisering en besturen die een beetje achterophinken. Dat stelt ook uitdagingen voor de burgers: sommigen zien die digitalisering graag komen, anderen hebben moeite om via de digitale weg te worden geholpen.
Minister, uw project ‘gemeente zonder gemeentehuis’ is een boeiende en heel realistische oefening. Door corona kunnen de zaken soms veel sneller gaan dan we zouden denken. Daarnaast is er de evolutie van onze noorderburen naar mobiele dienstencentra. Ook in de stad Gent wordt daar gebruik van gemaakt.
Minister, ziet u een rol weggelegd voor die mobiele gemeentehuizen? Zo ja, passen die binnen uw project ‘gemeente zonder gemeentehuis’ of verdient dit een apart traject?
Welke alternatieven of aanvullingen ziet u om de dienstverlening ook tot bij minder digitaal geletterde mensen te brengen en dus zo bereikbaar mogelijk te blijven?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Partyka, ik dank u voor uw heel interessante vraag die, denk ik, is geïnspireerd door de bevindingen van een studie van Radio 2 en de Universiteit Gent. Die studie signaleert onder meer dat lokale besturen steeds digitaler worden en ook meer op afspraak willen werken. U voegt er nog een ander element aan toe, namelijk de mobiele dienstverlening en de vraag hoe ik daartegenover sta.
Ten eerste bevestigt de studie wat we al aanvoelden en weten vanuit het lokale niveau, namelijk dat lokale besturen door corona getriggerd zijn om op een andere, innoverende manier te werken. Een andere studie, van TomorrowLab, heeft aangetoond dat 73 procent van de gemeenten nu technologieën gebruikt die ze voor de coronacrisis niet kende. 92 procent wil deze tools blijven gebruiken, ook wanneer morgen de miserie van corona achter de rug is. De lokale besturen hebben dus een sprong vooruit gemaakt op het vlak van digitalisering en dat zal zo blijven.
De studie van Radio 2 en de UGent toont ook dat het werken op afspraak toeneemt. Dat hoeft niet te verbazen, want daar zijn veel voordelen aan. Zo neemt bijvoorbeeld de fysieke drukte in gemeentehuizen af. Ik denk dat gemeenten dit zullen willen continueren, omdat het een efficiëntere inzet van hun personeel toelaat, wachtrijen gevoelig inkort en ambtenaren de kans geeft zich beter voor te bereiden. Er zijn al een aantal steden die eigenlijk ook voor de coronacrisis al veel ervaring hadden met werken op afspraak.
Mijn verontschuldigingen als ik dat misschien te veel doe, maar ik neem even mijn eigen stad Mechelen als voorbeeld, omdat ik de concrete situatie daar natuurlijk goed ken. Gemiddeld ontvangt het Huis van de Mechelaar, het stadhuis, 350 bezoekers per dag, in de vakantieperiodes tot 600. Tweede derde van de bezoekers komt op afspraak. Het totaal aantal bezoekers in 2018 was 108.277, waarvan er 47.974 mensen een afspraak maakten via internet. Dat is bijna de helft. Intussen is daar nog de versnelling van de coronacrisis bij gekomen.
Ook de mobiele dienstverlening is een heel interessant concept, dat vandaag al hier en daar wordt uitgeprobeerd en getest. Zo is er in Gent een mobiel rijdend dienstencentrum. In Zwevegem is er de bibliotheekbus. In Mechelen worden identiteitskaarten voor bedlegerige personen aan huis bezorgd en is recent een geboorteloket geopend in het AZ Sint-Maarten. Het zijn maar enkele voorbeelden, er zijn er ongetwijfeld nog andere.
De kern van de zaak is dat al deze vernieuwende vormen van dienstverlening volgens mij de toekomst zijn. De gemeente van morgen zal aan maatwerk doen. Op mijn kabinet gebruikt men het strategisch begrip ‘multikanaaldienstverlening’. Ik vind dat nogal zwaarwichtig, ik zal gewoon ‘maatwerk’ gebruiken.
We weten dat burgers niet allemaal hetzelfde kanaal gebruiken; sommigen zijn heel goed online, willen graag de zaken op afstand regelen, terwijl anderen belang hechten aan het fysieke contact. Dat kan worden opgevangen door het gemeentehuis of door een mobiel kantoor. Ik denk dat daar de weg bestaat voor een verscheidenheid aan aanbodmogelijkheden. Maar dat kan pas efficiënt gebeuren wanneer we maximaal digitaliseren. Net die maximale digitalisatie maakt de variatie aan aanbod mogelijk. We zullen de gemeenten daarin ondersteunen in het programma ‘gemeente zonder gemeentehuis’.
Met een doelgericht systeem van oproepen willen we gemeenten uitdagen om innoverende projecten vorm te geven, die we financieel ondersteunen en begeleiden en waarbij we actief juridische barrières oplossen. Het doel is die projecten te kunnen uitrollen naar andere gemeenten.
Ik heb samen met de minister-president een groep van deskundigen bij elkaar gebracht die ons momenteel adviseren over dit project, namelijk hoe we dat project juist moeten formuleren en in de markt zetten. Daarbij levert een werkgroep vanuit de lokale besturen input. Dat proces loopt op dit moment.
Parallel daarmee richt ik met het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) een nieuw team op binnen het departement dat dit programma operationeel zal uitvoeren. Want daar is toch wel wat knowhow en technische kennis voor nodig.
Er is dus een groep externe deskundigen die ik met de minister-president heb opgericht. Daarnaast wordt een team binnen ABB samengesteld. De groep deskundigen zal het project voorbereiden. Er komt een oproep naar alle gemeenten met de vraag wat hun innoverende projecten zijn. We ondersteunen de gemeentebesturen financieel, we werken barrières weg en we proberen de zaak uit te rollen. En de mobiele dienstverlening, mevrouw Partyka, heeft daar een plaats in. Het is een van de manieren waarop men de dienstverlening kan innoveren en het concept van een gemeente zonder gemeentehuis hard kan maken.
Er komen dus calls die lokale besturen zullen oproepen om te innoveren en te excelleren. Wanneer men vernieuwende, sterke projecten heeft voor mobiele dienstverlening, dan passen die daar perfect in.
Tot slot is er inderdaad nog een digitale kloof waar we niet blind voor mogen zijn. Ik denk persoonlijk dat die zich een klein beetje anders situeert dan we vaak denken. Ik denk dat die kloof niet alleen leeftijdsgebonden is en dat veel van onze 65-plussers soms goed mee zijn met die digitale realiteit, maar dat er armoededimensie meespeelt. Het is dus iets complexer, iets minder eenduidig. Maar ook daar – en dat heeft ook de studie van Radio 2 aangetoond – groeit het bewustzijn bij de lokale besturen. U weet dat we daar een project hebben van 50 miljoen euro ‘Iedereen digitaal’.
Het gaat om financiële ondersteuning aan de lokale besturen om een lokale e-inclusiewerking op te zetten. We willen graag dat tegen eind deze legislatuur elke gemeente een e-inclusiebeleid heeft. En we willen ook middelen inzetten om kwetsbare personen een goedkopere toegang te bieden tot het internet. Tot slot willen we ondersteunende maatregelen nemen en vormingen uitwerken voor lokale besturen om die digitale kloof te dichten.
Ik denk dat uw heel specifieke vraag over mobiele dienstverlening eigenlijk heel mooi past in het project ‘gemeente zonder gemeentehuis’. Ik denk dat die projectenoproepen daar ook ruimte voor zullen laten. En als men daar goed op inspeelt, zal het ook mogelijk zijn om daar met uw prachtige stad een voortrekker in te zijn. En dan kunnen we de knowhow die u opdoet, uitrollen, niet alleen in de regio Vlaams-Brabant maar over heel Vlaanderen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, ik heb veel bewondering voor u, want als burgemeester weet ik dat het niet gemakkelijk is om een volledige stad mee te trekken. U bent als minister verantwoordelijk om alle gemeentebesturen mee te nemen in dat verhaal. Ik volg helemaal wat u zegt, alleen hoor ik vaak dat het gaat over calls, over de vooruitstrevende gemeenten en over de practices. Uiteraard moet dat voor een deel gebeuren en zijn er experimenten en voorlopers nodig.
Het zal toch een belangrijke uitdaging zijn om alle besturen mee te krijgen in dat verhaal. Anders gaan er echt wel twee snelheden komen. Ik twijfel er niet aan dat besturen die goed geëquipeerd zijn, zullen inschrijven op die calls, en op die manier nog meer voorsprong zullen nemen, terwijl besturen die momenteel misschien een beetje spartelen door corona of door andere omstandigheden, qua financiering – de kleinere besturen, de niet-centrumsteden – niet altijd de mogelijkheden zullen hebben om daarop in te tekenen. Dit is dus ook een warme oproep om ervoor te zorgen dat het niet alleen via die calls gaat, maar dat er een inclusief beleid komt voor alle besturen, op eenzelfde manier, en om dus niet alleen via calls te werken, maar ook via een ondersteuning, via good practices of via opleidingen voor ambtenaren en mandatarissen, zodat zij mee zijn en zodat iedereen gelijke tred houdt.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, collega’s, voorzitter, volgers thuis – die er altijd wel zijn –, ik ben tevreden met het antwoord. Alles wat e-inclusieprojecten betreft – gemeenten zonder gemeentehuizen, die verdere digitalisering – is een wezenlijk werkpunt van deze legislatuur, binnen uw domein. Ik geloof er heel sterk in dat er in het postcoronatijdperk, waarin we hopelijk alles weer fysiek zouden kunnen organiseren, toch nog heel veel zal blijven hangen van de manier waarop we de afgelopen maanden, het afgelopen jaar aan het werk gegaan zijn in de lokale besturen. Cyberveiligheid was in de berichtgeving deze week ook weer heel actueel, dus ik stel vast dat u heel bedachtzaam te werk gaat en dat u niet zomaar lukraak geld uitgeeft. Dat is het pad dat we met de Vlaamse Regering hier moeten bewandelen. Ik kijk dan ook uit naar de ideeën en de concrete uitwerking van een en ander.
Ik denk ook, minister, dat centrumsteden en kleinere steden met de regiovorming, die nu tot stand begint te komen, zeker binnen de kleine subregio’s in dat matroesjkamodel, elkaar zullen moeten proberen te vinden, omdat binnen die kleinere overheden natuurlijk niet altijd de kennis of de financiële middelen aanwezig zijn om het een en ander uit te rollen. Mijn bijkomende vraag is dan ook of u een rol weggelegd ziet voor de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in dezen, want dat is toch meestal een heel direct aanspreekpunt, zeker voor kleinere overheden, die de weg naar uw administratie niet altijd gemakkelijk vinden.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, ik sluit mij een beetje aan bij mevrouw Partyka en de heer Van Miert: corona heeft ons niet veel goeds gebracht, maar hier en daar misschien wel. Ik denk dat heel wat steden en gemeenten qua digitale dienstverlening, in de mate dat ze nog niet mee waren, de voorbije maanden noodgedwongen een stap vooruit hebben moeten zetten. Dat is zeker iets wat we allemaal maar kunnen toejuichen en een pad dat we verder moeten bewandelen. Zeker de verruiming van de digitale dienstverlening is goed voor heel veel mensen – uiteraard met aandacht voor de digitale kloof, maar er zijn toch veel mensen die de voorbije maanden digitaal mee zijn – en het is goed dat we daarop inspelen.
Nu, ik heb één specifieke vraag. Nu gaat het vaak over zaken op afspraak organiseren, maar in privébedrijven zien we dat het nu meer en meer mogelijk is om een afspraak te hebben via videocall. Ondertussen kennen we videocalls: wij doen het met deze commissie, heel veel mensen doen het voor hun werk en ook steden doen dat hier en daar al, zij het nog niet systematisch. Je zou bijvoorbeeld een afspraak kunnen maken en, zonder naar het gemeentehuis te gaan, via videocall een omgevingsambtenaar kunnen spreken. Waarom is die doorbraak er nog niet? Zijn er misschien wettelijke belemmeringen die dat onmogelijk maken? Kunt u eens nagaan, minister, of er inderdaad al dan niet wettelijke of decretale belemmeringen zijn? En kunt u dit specifiek meenemen in het project dat u hebt opgezet rond het digitale gemeentehuis?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dit is een zeer relevante vraag van mevrouw Partyka.
Ik ga proberen om wat los te komen van het digitale luik. Dat is uiteraard niet onbelangrijk, maar ook het mobiele gedeelte vind ik zelf een zeer belangrijke, omdat dat voor mij ook voor een stuk tegemoetkomt aan de debatten die ontstaan rond centralisatie en eventuele fusies. De koudwatervrees daaromtrent bij sommige besturen, zeker landelijke gemeenten, heeft vaak te maken met de fysieke afstand tussen de burgers en het gemeentehuis. Mobiele dienstverlening kan daar zeker een groot en belangrijk antwoord op zijn. In die zin sluit ik me zeker aan bij de oproep om ons niet te beperken tot één call, maar om meerdere calls te doen en om het ook in te bedden in een bredere sensibilisering rond dit thema bij de lokale besturen.
Maar ik stelde mij specifiek ook de volgende vraag. Een outreachende overheid moet ook een overheid zijn die zeer gevoelig is voor haar signaalfunctie en moet in die zin in haar oproepen belang hebben voor het doorbreken van klassieke kokers van dienstverlening. U verwijst terecht naar interessante projecten, zoals de Bibbus, maar vaak – en dat is een kans die men laat liggen – beperkt elke dienst zich tot zijn dienstverlening, terwijl een bibliotheek ook een sociale functie zou kunnen vervullen en een sociaal huis ook bijvoorbeeld paspoorten zou kunnen uitreiken, als dat wettelijk allemaal mogelijk gemaakt wordt. Dit is dus een oproep om de kokers tussen de dienstverlening mee te nemen als een van de uitdagingen om projecten binnen te halen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil alle collega’s bedanken voor deze heel interessante gedachtewisseling, met heel wat goede suggesties rond die sprong vooruit, die we allemaal willen in het belang van de kwaliteit van de dienstverlening, de efficiëntie van onze lokale werking. Hoe kunnen we dat zo goed mogelijk doen?
Belangrijk is ook – en dat mogen we niet vergeten – dat we het heel gestructureerd aanpakken en dat we tegelijkertijd voor doorbraken zorgen. Ik denk dat er innoverende doorbraken gerealiseerd moeten worden, maar die moeten ook passen binnen een breder digitaliseringsbeleid van de Vlaamse overheid. Dat is trouwens de reden waarom minister-president Jambon, die wat dat betreft de coördinerende taak op zich heeft genomen, mee aan boord is. De werkgroep, de groep van deskundigen, hebben we heel bewust samengesteld, de minister-president en ik samen, zodat die zowel kijkt naar de Vlaamse als de lokale overheid, zodat je die dingen in elkaar kunt schuiven. Dat is een eerste zaak.
Twee, ik vind dat we die calls moeten doen. Dat is de methode om ‘speed’ te creëren, ‘warp speed’ – om het met een term uit Star Trek te zeggen –, maar we moeten er inderdaad voor zorgen, mevrouw Partyka, dat iedereen mee is. Dat is iets wat we zeker gaan meenemen. Ik denk dat de adviesgroep die we hebben opgericht – waar, mijnheer Van Miert, de VVSG al bij betrokken is –, daar extra over kan nadenken, over hoe we dat zo goed mogelijk gaan organiseren.
Ik moet zeggen dat de regiowerking daarbij een hefboom is om de dingen te versnellen. Waarom? Omdat wij in de Vlaamse Regering, met de afspraken die we daarrond hebben gemaakt, ook willen dat die regio’s zogenaamde regionale doorbraken kunnen realiseren. Ik geef een voorbeeld. Het zou perfect kunnen dat een regio zegt: ‘Beste Vlaamse Regering, dat klimaatplan van de Vlaamse Regering, wij gaan dat niet op gemeentelijk niveau invoeren, maar met heel onze regio samen aanpakken.’ Dan zijn wij als de Vlaamse Regering extra getriggerd om samen te werken en om vooruitgang te boeken, omdat je zo een heel pak gemeenten tegelijkertijd hebt. Beeld u in dit project in dat bijvoorbeeld de regio Kempen zegt: ‘Wij willen echt een doorbraak realiseren op Vlaams niveau. Wij kennen elkaar goed, wij hebben een goede samenwerking, en we maken op dat vlak een stap vooruit, want wij willen in de Kempen eens laten zien hoe dat werkt, wat voor de Vlaamse Regering interessant is om dat op een iets grotere schaal te begrijpen, om het later uit te rollen.’ Het zijn die technieken, die regionale doorbraken, die veel mogelijk gaan maken. Ook voor kleinere gemeenten, die het moeilijk hebben om die ICT-ondersteuning te hebben, kan dat regionaal platform hen helpen. Dat is een heel concreet voorbeeld van hoe zo’n regio echt een meerwaarde kan bieden. Mevrouw Partyka, we nemen uw aandachtspunt dus mee. Dat is een terechte opmerking.
De VVSG zit in die ene werkgroep maar leidt ook het lerend netwerk e-inclusie. Dat is een andere manier, collega Van Miert, van, hoe de VVSG echt ingebed zit en mee verantwoordelijkheid neemt in dit verhaal.
Collega Ongena, uw specifieke vraag over videocalls vind ik een heel interessante optie. U hebt gelijk dat die vandaag te weinig worden gebruikt. Wij maken veel gebruik van Teams maar ik denk dat veel afspraken en vragen van burgers gemakkelijker via videocalls kunnen worden beantwoord dan via mail. Ik denk dat we deze techniek te weinig gebruiken. Er is ook geen enkel decretaal kader dat bepaalt hoe de lokale dienstverlening moet worden georganiseerd. Ik heb dat al eens laten nakijken. De gemeentebesturen hebben dus geen wettelijke hindernissen om dat te doen. Het is evident dat er hier en daar een speciale wet is die een handtekening vereist en dergelijke meer, dat zijn andere zaken, maar de dagdagelijkse dienstverlening kan perfect op die manier gebeuren. Ik denk dat we dat zeker moeten meenemen in die digitaliseringssprong als een van de mogelijkheden die er vandaag zijn.
Wat u zegt, collega Vaneeckhout, is juist. Dit is een antwoord op de angst voor afstand. Ik begrijp die angst, voor bepaalde groepen is dat inderdaad iets bijzonder. De insteek van mevrouw Partyka is dat deze methode de afstand toch klein houdt. En wat u terecht zegt, is dat de permanente opdracht van elke overheid, trouwens ook van elke onderneming, is om niet verkokerd maar wel geïntegreerd te denken. Wanneer men bijvoorbeeld met een bibliotheekbus rondrijdt, moet men ervoor zorgen dat mensen daar ook rijbewijzen of andere documenten kunnen ophalen die nog moeten worden afgeleverd.
Ik zou zelfs nog een stap verder durven gaan, mijnheer Vaneeckhout. Waarom zou men niet in een krantenwinkel of een kleine supermarkt bijvoorbeeld de boeken die vandaag in een bibliotheek digitaal kunnen worden besteld of andere documenten, kunnen afhalen? Het lokale winkelapparaat heeft het vandaag niet altijd gemakkelijk. In veel wijken en dorpen klagen mensen dat er geen bakker, beenhouwer of krantenboer meer is. Het kan dan ook een ondersteuning zijn voor een lokaal ingebedde winkelfunctie om die te laten overleven. Op die manier slaan we twee vliegen in een klap. We zorgen ervoor dat de dienstverlening nabij is en we verankeren de lokale handel in onze dorpskernen of in wat meer perifere wijken. Ik denk dat men heel creatief moet nadenken hoe dat kan.
Voor mij zijn dat allemaal interessante insteken in dat concept ‘gemeente zonder gemeentehuis’. Dat heeft natuurlijk een digitale kern, een digitaal corpus maar men moet daar ook verder denken. Digitaliseren is geen doel op zich, het is een instrument om andere zaken mogelijk te maken. Ik vind dit dan ook een zeer terechte vraag van collega Partyka. Ook de insteken van sommige collega’s zijn terecht. Ik zal daar zeker rekening mee houden en ik ben er van overtuigd dat we daar de volgende maanden, wanneer we een beetje verder staan met de concrete uitwerking, zeker nog over van gedachten zullen wisselen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Dat Mechelen een fantastische stad is, weten we ondertussen. Daar zijn we al met veel plezier geweest en zullen we zeker nog eens opnieuw naartoe gaan. Maar wat momenteel toch geweldig tot mijn verbeelding spreekt, is Anzegem. Dus mijn aanvullende vraag is: is er nog een krantenwinkel in Anzegem waar die boeken kunnen worden teruggebracht?
We hebben zeven fantastische dorpen.
Mijnheer Vaneeckhout, u hebt het woord niet gekregen. Het siert mevrouw Partyka in elk geval dat ze bezorgd is over de leeskwaliteiten van Anzegem.
De vraag om uitleg is afgehandeld.