Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Collega’s, deze vraag gaat ook over een actueel thema. Op de plenaire vergadering van woensdag 1 juli 2020, in het coronajaar, bij de afsluiting van het schooljaar 2019-2020, meldde u, minister, in het antwoord op enkele actuele vragen dat de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) een grootschalige bevraging had gedaan, waaruit bleek dat een groot deel van de jongeren positief stond tegenover het deeltijds afstandsonderwijs. U haalde daar aan dat het afstandsonderwijs voor veel leerlingen ook het eigenaarschap over hun dagstructuur en hun leerproces versterkte, wat leerlingen kon responsabiliseren en een positief effect kon hebben op de leerprestaties.
Er werd een werkgroep geïnitieerd met pedagogen en wetenschappers om die evaluatie ten gronde te kunnen uitvoeren om op die manier ook de opportuniteiten die deze pandemie met zich meebrengt met beide handen te kunnen grijpen. In de plenaire vergadering van woensdag 1 juli 2020 zei u: 'wat de vraag naar een wetenschappelijke evaluatie betreft, hebben we bij voorbaat nu al de praktijkevaluatie. Ik hecht heel veel belang aan de bevraging van de Vlaamse Scholierenkoepel' – wij ook - 'die op zeer grote schaal is uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de periode van verplicht afstandsonderwijs heel positief geëvalueerd is, maar ook voor volgend schooljaar zou het de expliciete vraag zijn van scholieren om een combinatie van contactonderwijs en afstandsonderwijs te organiseren. We hebben ook een werkgroep opgericht met pedagogen en wetenschappers, want het is natuurlijk moeilijk om een systeem van vrijwillig georganiseerd afstandsonderwijs, wat we nog niet hebben gehad, te evalueren.'
Vandaar, minister, de volgende vragen. Wanneer zal de evaluatie van het deeltijds afstandsonderwijs gemaakt worden?
Bent u bereid om het sociale en emotionele welzijn van leerlingen als een van de evaluatiepunten in het afstandsonderwijs te bekijken?
Bent u bereid om voor scholen in de toekomst permanent de mogelijkheid tot afstandsonderwijs te behouden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst zeggen dat we voor de evaluatie van het afstandsonderwijs niet moeten beginnen van een wit blad. Er is al wel wat gebeurd. In verschillende landen is er, nog voor corona, onderzoek gedaan naar de gevolgen van afstandsonderwijs en schoolsluitingen in crisistijden. Op basis van die onderzoeken weten we dat het afstandsonderwijs in crisistijd altijd tot leerverlies leidde. Daaruit blijkt dat jongeren tijdens een quarantaine minder tijd spenderen aan leren in vergelijking met tijden waarin de scholen voltijds open zijn. Daarnaast kunnen stress en angstgevoelens bij jongeren leiden tot een gebrek aan concentratie tijdens het schoolwerk thuis. Ten slotte kan het gebrek aan fysiek contact in de school leiden tot een vermindering van de motivatie.
Daarnaast hebben verschillende internationale organisaties, zoals de Europese Commissie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), tijdens de coronacrisis geprobeerd om de effecten van afstandsonderwijs in kaart te brengen. Uit die studies blijkt onder meer dat landen afstandsonderwijs tijdens de eerste lockdown van het voorjaar 2020 verschillend hebben georganiseerd. Dat is niets nieuws. Sommige landen hebben ervoor gekozen om vooral te focussen op curriculuminhoud die essentieel is om studievoortgang te maken, vaak geletterdheid en gecijferdheid. In andere landen heeft men dan weer de nadruk gelegd op een ruime waaier van cognitieve, sociale en emotionele competenties en op het welzijn van de lerenden. Daarnaast wordt er in die studies ook gewezen op de verschillen tussen onderwijsniveaus en -vormen. Afstandsonderwijs heeft niet voor elk onderwijsniveau of onderwijsvorm hetzelfde potentieel. Ik denk aan het kleuteronderwijs. Daarnaast moet in de evaluatie van afstandsleren ook de leer- en leefomgeving van lerenden in rekening gebracht worden. Een onaangepaste leeromgeving thuis door gebrek aan materiaal, ruimte of ondersteuning, maakt deel uit van het geheel van de condities die leerachterstand in de hand kunnen werken.
Dat bestaat al, maar we kijken inderdaad naar extra onderzoek op Vlaamse schaal. Ik denk dat er een groot verschil zou kunnen bestaan tussen verplicht afstandsonderwijs in tijden van crisis en vrijwillig deeltijds afstandsonderwijs in niet-crisistijden. Dat is natuurlijk wel essentieel. Daarom hebben we ervoor gekozen om als een van de thema's van de OBPWO-themazetting (onderwijskundige beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek), zeg maar onze wetenschappelijke onderzoekagenda, 'gecombineerd leren of blended learning in het secundair onderwijs' naar voren te schuiven. Wat wil dat zeggen? Wat zijn de onderzoeksvragen? Onder welke voorwaarden is de combinatie van leren op school en leren op afstand, onder andere online, effectief? Hoe worden in die combinatie de leerresultaten, het leerproces, samenwerkend leren, het welbevinden van leerlingen en een ondersteunend schoolklimaat optimaal bevorderd? Dat zijn maar enkele van de onderzoeksvragen.
Dat onderzoek is gegund aan een consortium van Universiteit Gent (UGent), Vrije Universiteit Brussel (VUB) en Thomas More en is op 1 maart 2021 gestart. Het zal één jaar lopen. Het onderzoek moet leiden tot een wetenschappelijk rapport en een praktijkgerichte didactische leidraad geschreven voor leraren en scholen. Het eindrapport zal ons antwoorden geven op de onderzoeksvragen. De leidraad zal scholen in staat stellen om blended learning concreet te implementeren op een minder dwingende manier, minder in een crisissituatie zoals we het afgelopen jaar spijtig genoeg gekend hebben.
De heer Brouns heeft het woord.
We maken ons allemaal wat zorgen over het afstandsonderwijs. Dat is tot bij ons gebracht vanuit verschillende geledingen – er zijn knelpunten – aan alle onderwijscommissarissen en door de kinderrechtencommissaris. Er is een gemis aan interactie met de leerkrachten en klasgenoten, gemis aan schoolgerelateerde ervaringen en symbolische momenten. Ik heb dat ervaren met mijn eigen dochter. Ze heeft het afscheid van het laatste middelbaar niet kunnen vieren. Er is een grote taaklast voor de leerlingen en onvoldoende aandacht voor het welbevinden van leerlingen. Er is een lange lijst van knelpunten rond het afstandsonderwijs. Men vraagt naar een duidelijk referentiekader voor kwaliteitsvol afstandsonderwijs en begeleiding van scholen. Die roep wordt steeds luider.
Desalniettemin heeft het afstandsonderwijs ervoor gezorgd dat het onderwijs in de lucht kon worden gehouden. Het leerrecht is maximaal gewaarborgd. Het leerproces is in vaak moeilijke omstandigheden voor heel wat gezinnen en kinderen kunnen doorgaan. De nood aan dat duidelijk kader is er niet minder groot op geworden. Het is goed dat we dat nu oppakken.
Er leven inderdaad heel wat vragen bij de opleiding tot contactberoepen. De toegang tot digitale technologie is nog een belangrijk aandachtspunt voor het toekomstige kader. Enerzijds zal het belangrijk zijn en blijven in crisissituaties. Hopelijk gaan we het niet te veel meer nodig hebben. Anderzijds kan het een deel zijn van het leerproces. De digitale ondersteuning van het leerproces moet in de toekomst vorm krijgen met de Digisprong. Dat kan daar een plaats in krijgen.
Werkt u aan een duidelijk kwaliteitsvol referentiekader in functie van een evaluatie? Een decretaal kader? De leerkrachten hebben vragen over de rechten en plichten daarbij. Is er overleg geweest met de sociale partners daarover, zij hebben daar ook heel wat vragen bij. Is dat overleg gepland?
Ik sluit me even aan. De Scholierenkoepel heeft het afstandsonderwijs positief geëvalueerd. Dat is heel goed. We hebben de Vlaamse Scholierenkoepel ook al online ontmoet. Daar hebben we heel uiteenlopende verhalen gehoord. Sommigen zagen voordelen, maar er waren ook veel scholieren die de nadelen benadrukten. We mogen hier inderdaad niet over één nacht ijs gaan. We kunnen het best de resultaten van een gemeenschappelijke evaluatie afwachten. We hebben het hier in de commissie vaak over de term evidencebased. Dat is hier ook van toepassing. We moeten daar kritisch en genuanceerd naar kijken.
Deze voormiddag zei professor Van Lancker nog dat 12 procent – dat bleef bij mij toch wel hangen – van de 0 tot 15-jarige scholieren thuis geen geschikte plek had om huiswerk te maken, om te studeren of om afstandsonderwijs op een degelijke manier te volgen. Hij had het over onderverwarmde en overbevolkte woningen. Zeker voor kwetsbare leerlingen is voltijds naar school gaan een enorm goede zaak.
Het digitale aanbod is voor mij een aanvulling, geen vervanging. Fysiek onderwijs blijft voor mij het allerbelangrijkste. Het contact met de leerkrachten is bijzonder belangrijk. Ik zie soms ook voordelen van deze online commissievergaderingen, maar ik heb toch nog altijd liever een contactcommissie dan een afstandscommissie.
Tegelijkertijd zie ik natuurlijk ook de meerwaarde van afstandsonderwijs of van digitaal onderwijs: leerlingen die een extra uitdaging nodig hebben of die geremedieerd moeten worden. Je kunt natuurlijk ook werken op maat.
Minister, u zei dat u samenzat met de sociale partners en met de scholierenkoepel. Misschien is er nog een bijkomende partner, die ook collega Brouns net heeft aangehaald, namelijk het Kinderrechtencommissariaat. Zij hebben vorige week een knelpuntennota afstandsonderwijs in onze mailbox gedropt. Ze hebben het daarin over een referentiekader dat zij nodig vinden voor kwalitatief digitaal onderwijs en over een referentiekader voor kwalitatief afstandsonderwijs. U hebt de Digisprong, en onder actie 3.4 hebt u het ook over een kwaliteitskader digitaal onderwijs. In welke mate omvat die actie in de Digisprong dat referentiekader voor kwalitatief afstandsonderwijs?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft het onderzoek van de Vlaamse Scholierenkoepel, wil ik eerst wat nuance aanbrengen. De Vlaamse Scholierenkoepel bereikt natuurlijk ook wel in eerste instantie de mondige scholier, die het ongetwijfeld ook iets gemakkelijker heeft met dat afstandsonderwijs. Ik heb toch heel uiteenlopende signalen daaromtrent gekregen, waarbij ouders zich toch heel wat vragen stelden bij de kwaliteit van het aangeleverde aanbod. Anderzijds erkende men ook dat het voor een tweede graad, voor veertienjarigen, geen evidentie is om die alleen onderwijs te laten genieten, dus zonder dat de ouders thuis zijn. Dat vergt wel wat zelfdiscipline. Ik weet niet hoe het bij u was, maar ik op veertienjarige leeftijd vijf dagen alleen thuis... Ik weet niet of mijn eerste focus gericht zou zijn op het leren. Misschien wel zaken leren, maar daarom nog niet het onderwijsaanbod ter zake benutten.
De bedoeling is dat we op grond van die studie zouden kunnen komen tot een leidraad. Ik denk dat we die leidraad ook nog eens samen zullen moeten leggen met de bevindingen van onder andere de Kinderrechtencommissaris en dat we daar dus enige integratie zullen moeten doen. Maar ik moet bekennen dat ik dat document nog niet heb kunnen doornemen. Voor alle duidelijkheid, wij gaan hier wel uit van de optiek hoe we dat afstandsonderwijs positief kunnen integreren, dus in een context buiten een crisis en op grond van vrijwilligheid. Dat is dus een totaal andere context dan vandaag. Ik weet niet in welke mate de aanbevelingen van de Kinderrechtencommissaris daar ook op focussen.
Ik snap natuurlijk wel dat bekommernissen die bestaan met betrekking tot de nodige ruimte en de nodige veiligheid, ook gelden in niet-crisissituaties. Als je daar vandaag, in een crisissituatie, beperkingen hebt, dan zal dat natuurlijk ook wel spelen in een niet-crisissituatie. We moeten daar dus absoluut rekening mee houden.
Wij kunnen maar een tool aanreiken. Er is natuurlijk ook de pedagogische vrijheid. Wij kunnen enkel wat goede praktijken en richtlijnen aanreiken van hoe je dat zou kunnen integreren in je onderwijsaanbod en waar we naartoe willen.
Ongetwijfeld zal dat, zoals collega Brouns terecht opmerkte, ook niet vrij zijn van enige sociale dialoog. Want ik denk dat daar bij de sociale partners ook naar gekeken wordt, door sommigen als een opportuniteit, door anderen als een bedreiging, omdat ze het zien als iets dat ‘on top’ komt en dat nog meer verantwoordelijkheden en werklast met zich meebrengt. Dat is ook iets waar we absoluut rekening mee zullen moeten houden. Ik zal daarmee dus niet te hard van stapel lopen. Dat is mij duidelijk. We moeten ook niet onmiddellijk schakelen zodra die studie wordt opgeleverd. Die studieresultaten zullen ook nog wel voorwerp worden van enige dialoog, willen we dat in een positieve sfeer uiteindelijk toch ingang doen vinden.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, het is aan dat laatste dat ik wil vasthouden. We moeten inderdaad het goede daaruit onthouden en meenemen naar de toekomst. Maar het klopt en ik denk dat dat ook blijkt bij alle mensen met kinderen: iedereen snakt nu enorm naar het contactonderwijs en de sociale dimensie daarvan. Het belang daarvan is nogmaals zeer, zeer duidelijk geworden.
Het afstandsonderwijs werd zeer divers ingevuld. Aanvankelijk stond ik daar wat kritisch tegenover. Het was té divers. Collega Grosemans heeft daar terecht naar verwezen. We hebben collectief en kamerbreed altijd gezegd dat het evidencebased beleid ook op dat vlak zeker cruciaal is. Het is goed dat dat allemaal wordt onderzocht en dat we in gesprek gaan met de sociale partners die zich daarover toch wat zorgen hebben gemaakt. Het is goed dat we luisteren naar de scholieren. Want de Vlaamse Scholierenkoepel heeft zich echt geëngageerd om daarrond bevragingen te doen, handleidingen te schrijven. We moeten alle goede elementen daaruit meenemen naar de toekomst. Het is ontstaan als gevolg van een crisis. Laten we hopen dat we er zo geen meer zullen krijgen. Het valt natuurlijk niet uit te sluiten. Maar het kan in de pedagogische vrijheid in de toekomst, in de 21ste eeuw en later, een deel zijn van het leerproces. Want het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat de jongeren van vandaag later in videocalls terechtkomen. Wij doen dat nu. Dat is een component die zeker kan worden meegenomen in het leren.
Maar het kader, de leidraad – of hoe we het ook willen noemen – is cruciaal om het in de toekomst een plek te kunnen geven in het Vlaams onderwijs. Dat juridisch kader, eventueel decretaal, moet nagaan of er eventueel aanpassingen nodig zijn.
Wat de Digisprong betreft, denk ik dat er een rol is weggelegd voor het kennis- en adviescentrum dat zal worden opgericht, om het permanent te evalueren, bij te sturen en de juiste plaats te geven in het onderwijs. Zij kunnen de scholen, de leerkrachten en scholen begeleiden en ondersteunen op het vlak van digitalisering en de integratie van dat proces. Zo kunnen ze nagaan welke plek dat online afstandsonderwijs kan krijgen in het onderwijs.
De vraag om uitleg is afgehandeld.