Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
In het regeerakkoord staat vermeld dat ons lerarenkorps zo goed mogelijk een weerspiegeling van onze samenleving dient te zijn.
Op 17 september 2020 bespraken we in de commissie Onderwijs het gebrek aan diversiteit in het lerarenkorps. Daarin kwam het rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) aan bod. De SERV deed een oproep aan de Vlaamse Regering om werk te maken van een meer divers lerarenkorps, zowel op het vlak van afkomst als van gender. Inzake afkomst zijn volledige gegevens moeilijk te vinden, maar de SERV schuift onder andere naar voren dat er in het Vlaamse onderwijs slechts 3,2 procent personeelsleden werken met een niet-EU-achtergrond.
Zoals u hebt meegedeeld in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 7 oktober 2020, zijn er tot op heden weinig cijfers over de afkomst van instromers in de lerarenopleidingen in Vlaanderen. De Databank Hoger Onderwijs houdt geen gegevens bij over de migratieachtergrond van leerlingen, maar enkel over de nationaliteit van de leerling.
In de commissievergadering van 17 september maakte u melding van enkele stappen die de Vlaamse Regering wil nemen, met name in het monitoren van de instroom in de lerarenopleidingen. U hebt het advies van de SERV wel ter harte genomen en bent al aan de slag gegaan met een van de aanbevelingen, namelijk het meten en het monitoren van het aantal leerkrachten van buitenlandse herkomst. Het Departement Onderwijs en Vorming zal eerstdaags een aanvraag indienen bij de Kruispuntbank Sociale Zekerheid om zicht te krijgen op het aandeel leerkrachten van buitenlandse herkomst. Via een koppeling van het rijksregisternummer van de leerkrachten zullen we op geaggregeerd niveau, per onderwijsniveau, provincie of onderwijsnet, zicht krijgen op het aandeel leerkrachten van buitenlandse herkomst, en dit voor de jaren 2013, 2016 en 2019, zodat we meteen de trends in kaart kunnen brengen. Het is de bedoeling om dit op termijn te herhalen en naast herkomst eventueel informatie op te vragen over het aantal leerkrachten met een beperking.
Daarnaast liet u weten dat u aan de administratie hebt gevraagd om te bekijken hoe de lerarenopleiding en het beroep van leerkracht aantrekkelijker gemaakt kunnen worden voor jongeren – en volwassenen – met een andere culturele achtergrond, gender en met een beperking. Zo wordt immers niet enkel de diversiteit in het lerarenkorps versterkt, maar kan ook het lerarentekort worden teruggedrongen.
Is de aanvraag van het Departement Onderwijs en Vorming reeds ingediend bij de Kruispuntbank Sociale Zekerheid? Zo ja, wanneer verwacht het departement hier cijfers over te ontvangen?
Welke voorstellen heeft de administratie reeds gedaan over het bevorderen van de aantrekkelijkheid van de lerarenopleiding voor personen met een andere culturele achtergrond, gender of beperking?
Minister Weyts heeft het woord.
De data-aanvraag is afgelopen maand ingediend bij de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid. We verwachten de resultaten normaal gezien in april van dit jaar. Ik ben daar geen meester van, maar dat is de tijdshorizon.
Het bevorderen van diversiteit in de studentenpopulatie, en dan specifiek van de lerarenopleiding, is vrij complex. Verschillende factoren spelen daar een rol, binnen en buiten de lerarenopleiding en binnen en buiten de onderwijscontext. Tot mijn spijt bestaan er geen snelle oplossingen, maar daar ligt voor ons misschien ook de grootste winst, verhoudingsgewijs. Als ze ondervertegenwoordigd zijn, wil dat ook zeggen dat we een grote winst kunnen boeken als we die doelgroep kunnen aanspreken en motiveren in functie van de lerarenopleiding.
Wat doen we alvast? We willen dat de lerarenopleiding rekening houdt met de persoonlijke situatie van studenten. Daarom wil ik, misschien nog meer dan vandaag, werk maken van flexibele trajecten. Er moeten binnen alle lerarenopleidingen kwaliteitsvolle flexibele trajecten kunnen worden aangeboden, die ook een adequaat antwoord kunnen bieden op verschillende leernoden. Die flexibele trajecten kunnen dan allerlei vormen aannemen – verkorte trajecten, avondonderwijs, afstandsonderwijs – maar hebben wel gemeen dat ze kwaliteitsvol zijn en alle leiden naar dezelfde basiscompetenties om uiteindelijk bekwame leerkrachten te kunnen afleveren.
Lerarenopleidingen doen ter zake wel al wat moeite, voor alle duidelijkheid. Maar we zien toch dat er nog wel wat drempels bestaan om een lerarenopleiding aan te vatten en succesvol af te ronden. We verwachten van lerarenopleidingen dat ze de bestaande trajecten kritisch onder de loep nemen, verbeteren en uitbreiden waar nodig. Aan de hand van pilootprojecten, waarvoor we ondertussen een oproep gelanceerd hebben, willen we de kans geven om innovatieve ideeën ter zake op de rails te zetten, startend vanuit de noden die ze zelf vaststellen.
Aansluitend bij het vorige punt, wil ik ook dat er verplichte remediëringstrajecten komen voor studenten in de lerarenopleiding die slecht scoren op de instaptoets. Ik geloof echt dat dat een instrument kan zijn waardoor je het faciliteert en je mensen meer perspectief op welslagen biedt. Als je met die instaptoets – of hoe we het ook noemen – een duidelijk zicht krijgt op wat je mag verwachten van de opleiding, maar ook waar de mogelijke punten zitten die je dient bij te schaven, denk ik dat dat ook wat meer rust en comfort geeft, zodoende dat je ten minste weet waaraan je moet werken, en je dat dan ook effectief doet. Krachtige remediëringstrajecten kunnen studenten bijwerken en hen op die manier ook een duwtje in de rug geven. Zo is de kans ook groter dat ze aan boord blijven en de lerarenopleiding succesvol afronden.
Verder zullen studenten een opleiding maar succesvol kunnen doorlopen als ze zich thuis voelen binnen de opleiding en ze zich voldoende ondersteund weten. Daarom hebben we in de oproep die we begin februari gelanceerd hebben, ook een pijler ‘diversiteit’ opgenomen. Binnen die pijler kunnen lerarenopleidingen een pilootproject indienen rond het thema diversiteit. De focus binnen die pijler ligt op het realiseren van een sterke brede basiszorg en verhoogde zorg in ons onderwijsveld. De bedoeling is dus om de handelingsbekwaamheid van onder meer lerarenopleiders te versterken, zodat zij ook echt een goede leeromgeving kunnen creëren voor alle studenten, ongeacht hun kenmerken of achtergrond. Willen we een grotere studentendiversiteit in onze lerarenopleidingen, dan is dat toch ook een belangrijke voorwaarde. Ik hoop dus dat er daaromtrent veel projecten zullen worden ingediend die ingaan op die oproep.
Ik herinner er ook even aan dat we momenteel een strategisch communicatieplan uitwerken om meer mensen aan te moedigen om voor het onderwijs te kiezen en om de uitstroom van de leraren uit het beroep te verminderen. Ik had het er daarstraks al over. We hebben namelijk een overeenkomst gesloten met een communicatiebureau dat samen met de administratie die strategie uitwerkt. Daarbij willen we een communicatieplan ontwerpen dat ook voor de langere termijn kan dienen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We raken hier aan een van de meest wezenlijke elementen voor een kwaliteitsvol onderwijs, ook voor de toekomst. Het gaat over die voldoende sterke leerkrachten, lerarenkorpsen die een afspiegeling zijn van de samenleving. Een school is deel van een gemeenschap en moet een afspiegeling zijn van die gemeenschap. Jongeren hebben voorbeelden nodig. Opgroeiende jongeren hebben positieve voorbeelden nodig. Elke leerkracht is een voorbeeldfiguur, een rolmodel. Ik geloof nogal sterk in het concept van rolmodellen. We kunnen natuurlijk niet alle leerkrachten daarvoor gaan vrijmaken. Maar ik geloof wel sterk in het samenstellen van een team van rolmodellen, die als het ware als een magneet kunnen werken voor jonge, potentiële leerkrachten. Enerzijds ongeacht hun achtergrond, maar anderzijds wel degelijk rekening houdend met de diversiteit, de rijkdom van onze Vlaamse samenleving. We kunnen samen aan de slag gaan. U verwijst naar het communicatiebureau. Ik zou het nog krachtiger willen formuleren. Het gaat eigenlijk over ‘branding’, dat is nog veel diepgaander dan pure communicatie. We hebben dezelfde intentie, om het onderwijs in een heel positief daglicht te plaatsen en daar een wervende kracht van te laten uitgaan, om uiteindelijk voldoende leerkrachten, voldoende sterke leerkrachten aan te werven, die die mooie, rijke, diverse Vlaamse samenleving weerspiegelen.
Minister, ik vind het een uitgelezen kans om nog eens terug te komen op de onderwijsambassadeur. Het lijkt mij het moment om daar eens op door te gaan en niet te spreken over één onderwijsambassadeur. Een team heeft natuurlijk een leider of leidster nodig, iemand die dat team trekt. Maar ik geloof in een team, een heel team van onderwijsambassadeurs. We gaan ervan uit dat elke leerkracht voor een stuk de ambassadeur is van dat mooie beroep. Ik denk dat het momentum er is. U hebt de laatste maanden heel wat miljoen euro’s vrijgemaakt voor tal van uitdagingen in het kader van corona. We zijn nu op het punt gekomen dat we hier echt niet meer onderuit kunnen. We moeten wel degelijk een kader maken om die onderwijsambassadeur, samen met het communicatiebureau dat die branding gaat doen om voldoende sterke leerkrachten naar de job toe te leiden, vast te pakken en eindelijk werk te maken van een team van onderwijsambassadeurs, die een afspiegeling zijn van onze samenleving, en zo ook die diversiteit te versterken, te laten weerspiegelen in het korps.
Minister, bent u bereid om voor die onderwijsambassadeur een team samen te stellen, complementair aan uw communicatiebureau, dat die branding zal moeten doen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we hebben die diversiteit in het lerarenkorps ook opgenomen in ons regeerakkoord. Ik ben het daar absoluut mee eens. Vroeger was ik, samen met een aantal mensen, op mijn eigen school een bedreigde diersoort, zijnde man. En dat is er niet op verbeterd in het onderwijs. Dus diversiteit: ja. Maar, minister, collega’s, er staat in de beleidsnota iets dat ik niet onbelangrijk vind om mee te geven. Er staat: “Het lerarenkorps moet een betere weerspiegeling van de maatschappij worden. Daarom streef ik naar een meer divers lerarenkorps, op het vlak van zowel geslacht als achtergrond, zonder daarbij de vereisten aan te passen.” Collega’s, ik vind het heel juist dat we dat erbij zetten. De sterkste en beste manier om ervoor te zorgen dat we een divers korps hebben, is ervoor zorgen dat de leerlingen die inderdaad in het onderwijs willen terechtkomen, een zo sterk mogelijke onderwijscarrière genieten, zowel in het kleuter-, het lager als het secundair onderwijs. Ik verwijs ook naar de mogelijkheid van bijwerken die de minister heeft aangehaald. Want als we diversiteit willen, moet je aan de ingangspoort van dat hoger onderwijs en die lerarenopleiding uiteraard een diverse groep hebben, maar ook een groep die het effectief aankan. Ze moeten een stevige basis hebben.
Draai of keer het zoals je wilt, in een aantal groepen binnen de diversiteit is Nederlands inderdaad een struikelblok. Daar zetten we nu stevig op in. Diegenen, sommige partijen, die langs de ene kant soms zeggen dat ze dat Nederlands toch niet zo geweldig vinden, kunnen nu langs de andere kant niet ineens zeggen dat ze wel een diverse instroom in de lerarenopleiding willen, dat gaat niet. Dus vind ik de lijn die we hebben uitgezet met deze meerderheid en die de minister ook bewandelt om op al die zaken – sterk onderwijs, met die eindtermen, sterke kwaliteit, sterke minima op het vlak van Nederlands, de schakeltrajecten – sterk in te zetten, allemaal manieren zijn om de diversiteit inderdaad rond te krijgen. Dat gaat er morgen niet zijn, helaas, maar dat is wel een garantie op lange termijn, en dat onderschrijven wij als N-VA volledig.
Minister Weyts heeft het woord.
De discussie rond diversiteit vind ik natuurlijk prima, en idealiter is de lerarenopleiding en de lerarenkamer een spiegel van de samenleving, maar ik bekijk dat natuurlijk vooral functioneel. Bij doelgroepen die ondervertegenwoordigd zijn in de lerarenkamer is de winst net het grootst in functie van het dichtrijden van het lerarentekort. Dus vind ik dat elke inspanning meer dan waard.
Wat betreft het communicatieplan, de communicatiestrategie en de rol van ambassadeur – en nu al ambassadeurs –: laat ons het paard en de kar niet van plaats verwisselen. Ik volg wel het idee rond branding. Ik zal bekijken wat daar de rol kan zijn in het kader van de strategie. Ik heb uw pleidooi opnieuw genoteerd. Ik zou eerst willen bekijken wat het bureau ter zake oplevert en of daar een rol is weggelegd voor een ambassadeur, of meerdere, en welke die rol dan zou kunnen zijn.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, in het laatste deel van uw antwoord voel ik toch nog enige terughoudendheid. U kunt het ons niet kwalijk nemen dat wij natuurlijk ook af en toe het regeerakkoord ter hand nemen en daar staat die afspraak rond de ambassadeur in. Ik denk, nogmaals, dat we dezelfde ambitie en zorgen hebben, ook hetzelfde doel: voldoende sterke leerkrachten, een lerarenkamer die een afspiegeling is van onze samenleving. U zegt terecht dat, als u werkt op de diversiteit, dat inderdaad de groep is waar qua vertegenwoordiging de grootste uitdagingen zijn. Dus we trekken daar aan hetzelfde zeel. Het is eigenlijk een oproep om capaciteit, mensen en middelen vrij te maken voor het tweeledige doel, diversiteit en voldoende sterke leerkrachten, en daar echt volop op in te zetten. Ik denk dat dat absoluut noodzakelijk is: dat moet hand in hand kunnen gaan met communicatie en branding. Ik denk dat dat heel cruciaal is en dat we de lerarenopleiding daar uiteraard bij betrekken. Ik denk dat er in die lerarenopleiding heel wat sterke profielen zitten, die rolmodellen kunnen zijn voor jongeren. Er zijn verschillende andere sectoren, steden en gemeenten, die in het kader van positieve identiteitsontwikkeling bij jongeren ook daar heel sterk op inzetten. Dus dat concept om te werken met rolmodellen, ervaringen delen op dat vlak, heeft zijn nut in het verleden al heel vaak bewezen. Nogmaals, ik denk dat u goed hebt genoteerd, goed hebt begrepen. Ik kan alleen maar herhalen: zet daar dan ook op in.
De vraag om uitleg is afgehandeld.