Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Collega’s, de recente afschuwelijke gebeurtenissen in Beveren, met de moord op een heel jonge man, zorgden voor een schok in de samenleving en meer nog in de lgbtqi+-gemeenschap. Helaas is dat geen alleenstaand geval; dat soort geweld gelukkig wel. Lgbtqi+’ers worden op bijna dagelijkse basis geconfronteerd met uitingen van verbale of fysieke agressie in de publieke ruimte.
We hadden vorige week nog een debat in de plenaire vergadering met minister Somers naar aanleiding van een reeks actuele vragen, maar in deze vraag willen we het heel concreet toespitsen op de werkvloer en de arbeidsmarkt, waar regelmatige verwijten en scheldwoorden nog te vaak schering en inslag zijn. We pleiten voor een collectieve actie, ook binnen de bedrijven, niet alleen tegen discriminatie bij sollicitaties, maar ook tegen subtielere vormen van uitsluiting en lgbtqi+-fobie onder collega’s. Dat is niet altijd heel bewust, soms onbewust, maar ik denk dat we voor al die mechanismen toch aan bewustwording moeten doen en collega’s zich maximaal veilig laten voelen op de werkvloer.
Wat ons betreft kan de Vlaamse Regering daar samen met de sociale partners en de sectorkoepels een voortrekkersrol in spelen door dat in de bedrijven op de agenda te zetten, bedrijfsleiders en personeel bewust te maken en te informeren, maar ook binnen elk bedrijf een duidelijk beleid te ontwikkelen over het melden en opvolgen van lgbtqi+-foob gedrag.
Ik heb volgende concrete vragen. Worden binnen de diverse meldpunten over discriminatie op het werk de cijfers over discriminatie op basis van gender of geaardheid gemonitord?
Zult u dat thema oppikken met de sociale partners en in de sectorconvenanten?
Welke maatregelen neemt de Vlaamse Regering nu al en zal ze nog nemen in de strijd tegen discriminatie, lgbtqi+-fobie en -haat op de werkvloer?
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat er binnen elk bedrijf een duidelijk en transparant beleid wordt ontwikkeld om om te gaan met meldingen van homofoob gedrag? Dat maakt het iets gemakkelijker.
Ik denk inderdaad dat dat iets gemakkelijker is.
Minister Crevits heeft het woord.
U weet dat de discriminatiebevoegdheid een gedeelde Vlaamse en federale bevoegdheid is. Welke instantie voor welke vraag bevoegd is, kun je bekijken op de website van het departement Werk en Sociale Economie.
Ik maak een onderscheid tussen werkgerelateerde en niet-werkgerelateerde discriminatie. Wie klachten heeft over werkgerelateerde discriminatie, kan dat melden bij het Vlaamse Meldpunt Werkgerelateerde Discriminatie. Dat is het meldpunt van de Vlaamse Sociale Inspectie (VSI). Voor niet-werkgerelateerde discriminatie kan men terecht bij Unia, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, de Genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst enzovoort.
Wat gebeurt er als je een klacht meldt bij de VSI en die blijkt niet bevoegd? Het kan bijvoorbeeld gaan om een federale aangelegenheid met de aanwerving, bijvoorbeeld in de sector van de chemie of om een klacht die niets met werk te maken heeft, bijvoorbeeld over een verbod op het dragen van een boerkini in het zwembad. Een persoon die een klacht indient, heeft er geen boodschap aan een mail te krijgen met de mededeling ‘bedankt voor uw melding, maar we zijn niet bevoegd’. Daarom worden dergelijke klachten automatisch doorgestuurd naar de bevoegde diensten. Dat wordt gemeld aan de persoon die de klacht indiende. De klachtindiener hoeft zelf niet onmiddellijk nieuwe stappen te ondernemen bij de initiële klachtmelding. Dat vind ik persoonlijk heel belangrijk. Dat toont voor mij ook aan dat onze diensten echt proberen om heel klantvriendelijk te werken.
Wat de cijfers betreft, worden er geen specifieke cijfers bijgehouden per discriminatiegrond. Wel kun je in het jaarverslag van de Vlaamse Sociale Inspectie, maar ook van de andere bevoegde diensten, het aantal interventies over discriminatie terugvinden. In 2020 ging het om 98 inspecties – dat zijn er iets minder dan de jaren ervoor –, die leidden tot 2 pro justitia’s, dat zijn doorverwijzingen naar het gerecht, en 21 waarschuwingen.
Wat betreft uw tweede, derde en vierde vraag, is het in het kader van de nieuwe generatie sectorconvenanten de allereerste keer, collega’s, dat we 3.2 miljoen euro uittrekken voor het thema ‘non-discriminatie en inclusie’. Ik hoop begin april naar de Vlaamse Regering te kunnen gaan met de dossiers.
Elke sector neemt verschillende acties om eventuele discriminatie binnen de sector te bestrijden. We hebben het hier al verschillende keren over de correspondentietesten gehad, waarbij een sector via deze testen de aard en mate van discriminatie binnen de sector in beeld kan brengen. Dus ook discriminatie ten aanzien van lgtbqi+’ers zal via correspondentietesten nagegaan kunnen worden.
Er zal ook een aparte commissievergadering worden gewijd aan de sectorconvenanten, voorzitter, en meer bepaald aan de addenda ‘non-discriminatie en inclusie’. Ik denk dat dat thema op dat moment ook zal kunnen terugkeren.
Daarnaast kunnen de sectoren ook een beroep doen op intersectorale adviseurs non-discriminatie en inclusie om ook intersectorale projecten op te zetten. Daarbij kan er ook heel specifieke aandacht zijn voor homofobie.
Naast mijn sectorale aanpak zet ik ook in op inclusieve ondernemingen en werkplekken. In die context is er de ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) inzake inclusief ondernemen, waarvoor 13,6 miljoen euro wordt voorzien. De bedoeling daarvan is ondernemingen en werkvloeren ondersteunen om hun vacatures in te vullen en werknemers duurzaam aan de slag te houden, ongeacht afkomst, geaardheid, geslacht et cetera.
Collega Gennez, het is dus inderdaad absoluut nodig om er extra aandacht voor te hebben. Meer zelfs, ik trek er ook extra budget voor uit.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het is zeker goed dat de bewustwording wordt gestimuleerd en dat er binnen de sectorale aanpak toch ruimte is voor non-discriminatie en inclusie op de werkvloer, ook in de sectorconvenanten. Het enige wat in dit concrete geval misschien nog voor extra bewustwording kan zorgen, is een specifiek apart opgenomen aandeel in de jaarverslagen over discriminatie op basis van gender en geaardheid. Meten is immers weten. Ik denk dat het goed is dat we deze specifieke vormen van discriminatie beter in kaart brengen, zodat we er ook gericht tegen kunnen optreden. Dat kan in de toekomst dus misschien nog een nieuwe categorie in het jaarverslag en de sectorconvenanten worden.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Gennez, bedankt voor de zeer interessante en belangrijke vraag. Ik denk dat we dit thema inderdaad zo breed mogelijk moeten aankaarten, dus ook richting onze werkgevers en onze ondernemingen. Heel specifiek: volgende zaterdag heeft çavaria haar algemene vergadering. Zij hebben een jaarplan klaar. Een van de instrumenten daarin is een soort ‘toolbox’ met informatie, training, workshops, die ze online zullen aanbieden aan werkgevers, en die werkgevers moet helpen om ervoor te zorgen dat hun werkvloer ‘regenboogvriendelijk’ is. Bent u daarvan op de hoogte, en vooral, bent u bereid om eens na te gaan of u kunt helpen om die toolbox meer bekend te maken bij bedrijven en werkgevers?
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Gennez, ook van mij dank voor de goede vraag. Liefhebben mag nooit een reden zijn om het moeilijker te krijgen op de werkvloer.
Ik vermoed dat er binnen die gemeenschap geen enkel probleem is als het gaat over de kans om te worden uitgenodigd voor een job, aangezien van een cv niet kan worden afgelezen wie men liefheeft. Ik vermoed dat weinig mensen dat ook op hun cv plaatsen. Ik vermoed dus dat het veeleer over pesten op het werk om wie men liefheeft zal gaan. Ik kan me inbeelden dat er bij een aantal mensen ook wat angst is om daarover te spreken, angst om dat te melden. Dat zijn allemaal zaken die we níet in de cijfers zullen zien. Ik deel de vraag van collega Gennez om die monitoring misschien afzonderlijk op te nemen, als dat kan, maar we moeten er natuurlijk ook voor zorgen dat dingen in die monitoring kúnnen geraken. Minister, zijn er acties mogelijk, misschien in samenwerking met çavaria, om mensen uit die gemeenschap voor een stuk te versterken wanneer ze dat soort dingen ervaren, die ontoelaatbaar zijn, zodat ze zeker niet bang zijn om dat ook te melden?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de aanvullingen. Collega Gennez, het klopt absoluut dat we aandacht moeten hebben voor specifieke vormen van discriminatie. Ik ben bereid om uw voorstel te bekijken, maar het is soms moeilijk om op te delen. Het kan soms geslacht én geaardheid zijn, begrijpt u? Ik vind het echter wel interessant, dus we zullen bekijken of dat mogelijk is.
Collega Ongena, in aanloop naar de sectorconvenanten hebben we contact gehad met çavaria. De toolbox is ons en de sectoren bekend. Ze kunnen een budget inzetten vanuit de sectorconvenanten, de 3,2 miljoen euro waarnaar ik verwijs, om die toolbox te gebruiken.
Mijnheer Ronse, het klopt dat je van je cv niet kunt aflezen wat je geaardheid is. Maar het blijkt dat heel velen angst hebben om zich te outen op het werk. Dat is problematisch. Ik heb mij de voorbije dagen – dat hebben jullie gemerkt – kwaad gemaakt op de paus. Ik vind het compleet onaanvaardbaar dat je zou moeten verantwoorden met wie je een relatie hebt. Voor mij is dat echt een heel groot werkpunt. Ik heb het op mijn kabinet ooit meegemaakt dat iemand die werd aangeworven kwam zeggen dat hij of zij een relatie had met iemand van hetzelfde geslacht en vroeg of dat geen probleem was. Ik vind het heel erg dat mensen zich daarover zorgen zouden moeten of kunnen maken. Alle middelen moeten worden ingezet om dat uit de wereld te helpen. Ik dank u.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het is één strijd tegen homofoob gedrag, zeker op de werkvloer. Zoals ik al zei, worden zulke dingen soms heel bewust gedaan of gezegd, en dan is het natuurlijk verwerpelijk. Maar soms is het ook een gebrek aan sensitiviteit. Daartegen moet dan natuurlijk ook worden opgetreden. Dat is dan eerder op het vlak van vorming. Ik had ook al gehoord over de toolbox van çavaria. Het lijkt me zeker belangrijk om die te promoten in de sectorconvenanten.
Het onderscheiden, rapporteren en monitoren van die vormen van discriminatie is ook belangrijk, om er dan zeer gericht iets aan te kunnen doen. Ik kijk uit naar het vervolg. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.