Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de toezichtsronde bij de woonzorgcentra van Zorginspectie
Vraag om uitleg over de aandacht van woonzorgcentra voor de preventie van infecties
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Op 19 februari 2021 presenteerde de Zorginspectie de resultaten van de voorbije inspecties in de Vlaamse woonzorgcentra. Die inspecties zijn vorige zomer gestart in juli en liepen tot eind vorig jaar. Ze hadden als focus het voorkomen van besmettingen, de naleving van de basishygiëneregels en alles wat erbij komt kijken als er zich een besmetting voordoet. Zo wilde men de voorzieningen een spiegel voorhouden. Zorginspectie ging ook in op bewezen maatregelen die een effect hebben op de preventie van uitbraken in de voorzieningen, zo zeiden ze zelf.
In januari heeft de minister in de commissie Welzijn gezegd dat er ongeveer vijfhonderd inspecties werden afgerond en ongeveer tweehonderd plaatsbezoeken. Er werd alleen maar geïnspecteerd in voorzieningen waar er geen uitbraak was. De vraag is of er daarna ook inspecties zijn gevolgd in de voorzieningen waar de uitbraak achter de rug was, of dit dus een volledig of een partieel beeld schetst.
Zorginspectie heeft in haar rapport aangegeven dat drie elementen hebben bijgedragen tot het verspreiden van infecties: de inzet van interimmedewerkers, medewerkers die bijsprongen in andere voorzieningen en medewerkers die op meerdere afdelingen werkzaam waren.
Zorginspectie geeft aan dat de resultaten niet eenduidig positief of negatief zijn, het beeld is gemengd. Er is een schat aan informatie uit die inspecties naar voren gekomen. Het is belangrijk om bij te sturen waar het fout loopt, maar ook om te benoemen waar het vandaag goed gaat in onze woonzorgcentra. Dat doet het rapport natuurlijk ook.
Minister, wat er dan is gebeurd met die meer dan tweehonderd voorzieningen die niet konden worden geïnspecteerd tijdens die periode?
Welke aanpassingen ziet u als prioritair na de bekendmaking van dit rapport? Hoe zult u dat opvolgen?
Hoe heeft Zorginspectie vastgesteld dat die interimmedewerkers, die medewerkers die van andere voorzieningen kwamen en op verschillende afdelingen stonden, een belangrijke bron van infectie waren in de woonzorgcentra? Hoe werd die causaliteit vastgesteld?
Minister, mijn laatste vraag heb ik in de pers ook gesteld. We hebben op meer dan tweehonderd indicatoren gemeten. Maar vreemd genoeg hebben we op een van de belangrijkste indicatoren die de verspreiding van het virus kunnen tegengaan, géén inspectie gehouden, namelijk ventilatie. Minister, hoe komt dat? Want daar bestaan richtlijnen voor. Er is heel duidelijk gezegd dat er op maatregelen die een bewezen effect hebben op de preventie van uitbraken in de voorzieningen werd geïnspecteerd. En toch wordt er daarover plots gezegd: ‘Ja maar, we zijn dat niet vergeten. Dat zijn richtlijnen. We volgen die op via de richtlijnen.’ Maar voor al die andere dingen bestaan er ook richtlijnen. Minister, hoe verklaart u dat? Zal er daar toch nog een inspectie op volgen?
De heer Anaf heeft het woord.
Collega Parys heeft het al ingeleid. Zorginspectie heeft tussen juli en december een grote inspectieronde gedaan. Het gaat misschien niet echt over een klassieke inspectie, maar wel over een soort van toezichtsronde – zo gaf Zorginspectie het zelf aan – bij een 540-tal van de 824 instellingen. De bedoeling was om te kijken naar hoe de infectiepreventie in de dagelijkse praktijk gebeurde in het midden van de tweede golf. 66 procent van de woonzorgcentra werden gecontroleerd.
Zoals collega Parys terecht zei, kwamen er een aantal goede praktijken naar voren – een aantal dingen werden duidelijk heel goed opgevolgd, wat uiteraard een goede zaak is – maar waren er ook een aantal pijnpunten. Zo werd in 90 procent van de onderzochte woonzorgcentra een preventiebeleid rond infecties in schriftelijke afspraken vastgelegd. Maar er waren wel nog een aantal uitdagingen zoals de hygiëne aan wastafels en handgeldispensers aan de kamers enzovoort.
Minister, welke lessen trekt u uit deze toezichtsronde?
Hoe verhoudt het huidige percentage aan woonzorgcentra met schriftelijke afspraken zich tot het percentage pre-corona?
Op welke manier zal ervoor worden gezorgd dat de openstaande aandachtspunten ook geremedieerd worden?
Komt er een tweede toezichtsronde bij die woonzorgcentra die nog gebreken vertoonden?
Ventilatie werd niet mee genomen in de toezichtsronde. Waarom niet? Het is een vreemde redenering om zo’n belangrijk item, zeker in deze pandemie, niet op te nemen. Op welke manier zal dit alsnog worden gecontroleerd?
In de aanbevelingen van de coronacommissie vond men de bezoek- en uitgaansregeling zeer belangrijk. In het rapport werd aangehaald dat er in nagenoeg elk woonzorgcentrum, op het moment van inspectie, bezoek werd toegelaten. Dat is op zich een goede zaak. Het was wel zo dat er in elk woonzorgcentrum beperkingen werden gehanteerd die er niet waren voor COVID-19. Interessant is vooral dat die bezoekregelingen blijkbaar sterk verschilden van woonzorgcentrum tot woonzorgcentrum. Hoe evalueert u dat? Hoe komt het dat er zo'n grote verschillen zijn? Is dat op zich fout of niet?
Hier maak ik me wel echt zorgen over: uit het rapport blijkt dat maar liefst 35 procent van de woonzorgcentra niet-covid-besmette bewoners het woonzorgcentrum enkel voor hoogst essentiële zaken liet verlaten. Dat is in strijd met de richtlijnen en met alles wat in de coronacommissie is gezegd. Hebt u daarop gereageerd? En werden de richtlijnen verduidelijkt ten aanzien van de sector?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik heb vragen over dezelfde inspectie van Zorginspectie waarover werd gerapporteerd op 22 februari. Het ging over de inspectieronde in de woonzorgcentra tussen juli en december waarbij de focus lag op infectiepreventie. 66 procent van de erkende woonzorgcentra in Vlaanderen werden bezocht. Woonzorgcentra waar coviduitbraken waren, werden niet bezocht.
De conclusies van Zorginspectie zijn dat er enerzijds duidelijk aandacht wordt geschonken aan infectiepreventie en dat verschillende aspecten daartoe aanwezig zijn, maar dat er anderzijds zeker ook nog ruimte is voor verbetering. Zo rapporteert Zorginspectie bijvoorbeeld goede cijfers over het gebruik van mondmaskers en handschoenen en het respecteren van handhygiëne. Ook hebben nagenoeg alle voorzieningen schriftelijke afspraken over infectiepreventie, zoals bijvoorbeeld rond contactdruppelisolatie en cohortering. Voor woonzorgcentra waar verschillende werkpunten werden genoteerd, was er een aanbod van vormingen van de mobiele teams van het Agentschap Zorg en Gezondheid. Ook wordt het toezichtinstrument online gedeeld met de voorzieningen, zodat zij hiermee zelf aan de slag kunnen gaan.
Zorginspectie belicht in haar rapport ook enkele algemene pijnpunten. Zo worden personeelsleden ingezet op verschillende afdelingen en dit terwijl velen ook actief zijn in andere sectoren, zoals de thuiszorg, of interimkrachten zijn. Dat maakt natuurlijk dat deze mensen heel wat contacten hebben en zo de kans groter is dat als er een besmetting is, ze wordt verdergezet, ook buiten één afdeling.
Een tweede pijnpunt betreft de gebrekkige en soms onjuiste rapportering van cijfers over het aantal besmettingen en het aantal overlijdens.
Ten derde blijkt dat tussen september en december bewoners van een op de drie woonzorgcentra onder geen beding naar buiten mochten, tenzij voor strikt noodzakelijke zaken, zoals bijvoorbeeld een doktersbezoek. Het is begrijpelijk dat ook dat, samen met de restricties over het ontvangen van bezoek, weegt op het welzijn van de bewoners.
Ten slotte werd, hoewel ventilatie door de experts genoemd wordt als een van de essentiële elementen om virusoverdracht te voorkomen, dat aspect door Zorginspectie niet beoordeeld. Er bestaat dan ook geen normatief kader waarop de zorginspecteurs zich kunnen baseren bij inspectie, zo zei de minister in antwoord op mijn vraag om uitleg hierover van 12 januari. Wel wordt er over dit thema veel gecommuniceerd, gesensibiliseerd en geadviseerd aan de woonzorgcentra. Het thema zou ook worden opgenomen in het pakket dat de mobiele teams Infectieziektebestrijding aanbieden aan de woonzorgcentra.
De COVID-19-pandemie heeft aangetoond hoe belangrijk het is om binnen voorzieningen aandacht te hebben voor de preventie van infecties. De woonzorgcentra nemen deze aandacht ook zeer ter harte en doen zoveel mogelijk om besmettingen, hetzij door het coronavirus, hetzij andere, te voorkomen. Het is dan ook belangrijk om de werkpunten die er zijn met evenveel aandacht op te volgen.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij het rapport van Zorginspectie over de inspectieronde met de focus op infectiepreventie? Hoe kunnen goede praktijken gedeeld worden tussen woonzorgcentra aangaande het beperken van de circulatie van het personeel doorheen verschillende afdelingen binnen één centrum? Werd er al verder onderzocht of en desgevallend hoe de binnenluchtkwaliteit en de topic ventileren en verluchten als kwaliteitsnorm zou moeten of kunnen worden opgenomen? Op welke manier kan ervoor worden gezorgd dat de rapportage van cijfers meer nauwgezet gebeurt? Wordt er een nieuwe inspectieronde gepland met de focus op infectiepreventie, teneinde na te gaan in hoeverre de centrumgerelateerde en algemene werkpunten werden aangepakt? Worden de woonzorgcentra die in de ronde waarover het rapport gaat en niet werden bezocht, alsnog bezocht, zeker de woonzorgcentra waar er uitbraken zijn geweest?
Minister Beke heeft het woord.
De eerste fase van de COVID-19-pandemie toonde aan dat er in collectieve woonvormen voor ouderen extra moest worden ingezet op infectiepreventie om de veiligheid en de kwaliteit van zorg te garanderen. We hebben heel wat aanbevelingen gehad in de bijzondere commissie en dat is daar aan bod gekomen. Het is een van de aanbevelingen die we op deze manier mee ter harte hebben genomen.
Zorginspectie ontwikkelde daartoe in samenspraak met het Agentschap Zorg en Gezondheid een toezichtinstrument dat focust op infectiepreventiebeleid binnen een voorziening. Het instrument, een zelfevaluatietool, werd en wordt ook online gedeeld zodat voorzieningen hiermee aan de slag kunnen.
Er werd beslist om te starten met de toezichtronde in juli 2020. Elke geïnspecteerde voorziening kreeg een individueel verslag met alle inspectievaststellingen en werkpunten. Het instrument, een zelfevaluatietool, werd en wordt ook online gedeeld zodat voorzieningen hiermee aan de slag kunnen. Met het oog op de voorbereiding van deze vaccinaties besliste Zorginspectie de inspectieronde eind 2020 te beëindigen en alle inspectievaststellingen te bundelen in dit beleidsrapport.
Sinds het begin van de toezichtronde heeft het agentschap aan de voorzieningen gevraagd om aan de slag te gaan met de zelfevaluatietool en met de rapporten die Zorginspectie aan de voorziening in kwestie bezorgde. Er werd dus niet gewacht tot de publicatie van het volledige rapport.
De voorzieningen namen en nemen hierin zelf hun verantwoordelijkheid, maar ook vanuit het agentschap Zorg en Gezondheid hebben we hier sterk op ingezet. Naast de teams die wij naar woonzorgcentra sturen voor ondersteuning bij een uitbraak, beschikken we sinds september over mobiele teams die opleidingen over infectieziektepreventie geven aan personeelsleden van de woonzorgcentra. Intussen zijn zo al ongeveer 490 opleidingen georganiseerd en staan er nog zo’n 370 gepland tot mei.
Tijdens die opleidingen komen uiteenlopende thema’s aan bod, van het gebruik van beschermingsmaterialen tot het belang van handhygiëne en andere principes. Ik verwijs nog eens naar de e-learningmodule Zwiep over infectiepreventie, waarop alle personeelsleden uit collectiviteiten of in de thuiszorg hun kennis over infectiepreventie permanent kunnen updaten en actueel houden.
Er werden ook middelen vrijgemaakt om verder te werken op de cultuurverandering rond preventie in onze woonzorgcentra. Aan de hand van coaches zal enerzijds worden ingezet op verdere aandacht voor infectiepreventie in de woonzorgcentra, anderzijds bereidt het agentschap ook beleidsaanbevelingen voor die bijvoorbeeld kunnen leiden tot aanpassingen aan de regelgeving.
Uit de internationale literatuur en vanuit de filosofie ‘hoe meer circulatie van mensen, des te meer circulatie van het virus’, weten we dat dit een risico inhoudt. Vandaar dat dit ook een item was bij de inspecties. Zorginspectie bracht deze risico’s in beeld aan de hand van een gesprek met een leidinggevende van de geïnspecteerde voorziening.
De voorzieningen moeten reeds verschillende jaren een afdelingsgerichte werking hebben. In overleg met de koepelverenigingen zal er worden gekeken hoe goede praktijken verder sectorbreed kunnen worden gedeeld.
Collega Anaf, er zijn geen gegevens beschikbaar over hoe de verhouding is bij woonzorgcentra met schriftelijke afspraken over infectiepreventiebeleid tussen nu en de precoronatijd.
Dan was er de vraag over een tweede toezichtronde bij de woonzorgcentra met gebreken. De focus van Zorginspectie lag in deze ronde op het nazicht van de maatregelen ter preventie van infecties, en daarom werden enkel woonzorgcentra geïnspecteerd waar er geen COVID-19-uitbraak heerste. Toch werd ondertussen ook in 75, ongeveer een kwart, van de niet-geïnspecteerde woonzorgcentra een plaatsbezoek uitgevoerd naar aanleiding van een uitbraak, waarbij nog dieper werd ingegaan op het infectieziektepreventiebeleid. Er wordt momenteel geen nieuwe aparte toezichtronde gepland. Wel is het zo dat de aandacht voor handhygiëne en infectiepreventie wordt meegenomen in de reguliere inspecties.
Ventilatie en verluchting zijn een complex en zeer technisch gegeven, waarvoor op zo’n korte termijn geen volledig uitgewerkt inspectiekader voorhanden is. Vandaag bestaat er wel al regelgeving met betrekking tot ventilatievereisten en binnenluchtkwaliteit, namelijk de codex over welzijn op het werk, de energieprestatieregelgeving en het Binnenmilieubesluit, en zijn er Belgische normen die de regels bepalen met betrekking tot ontwerp, installatie, gebruik en onderhoud van HVAC-systemen (heating, ventilation, air conditioning). Specifiek voor de woonzorgcentra zijn er erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de CO2-concentratie als indicator voor de mate van luchtverversing in de verblijfsruimten. De huidige regelgeving voorziet reeds in een zeer solide basis. Voor de beperking van bepaalde infectieziekten, en dan specifiek COVID-19, zijn de normen echter niet toereikend bij een hoge bezettingsgraad van de ruimten. Ik verwijs naar de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad van nog maar enkele weken geleden betreffende de ventilatie van gebouwen, met uitzondering van ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen, om de overdracht van SARS-CoV-2 via de lucht te beperken. Vanuit dat gegeven zal verder worden bekeken of en hoe een eventuele structurele aanpassing van de regelgeving wenselijk is om ook deze risico’s beter te capteren. Dit jaar werd er wel al gestart, in nauwe samenwerking met de mobiele teams, met een ondersteuningstraject voor de woonzorgcentra met betrekking tot ventileren en verluchten. De medisch milieukundigen bij het lokaal gezondheidsoverleg ondersteunen woonzorgcentra met advies en informatieve materialen, via het ontlenen van CO2-meters en ondersteuning bij het gebruik ervan, en met het opstellen van een aanpak omtrent ventileren en verluchten.
Ik kom tot de vragen over het bezoek. In de 824 verschillende woonzorgcentra leidden verschillende redenen tot soms uiteenlopende bezoekbeperkingen. Dat kan gaan van uitbraken bij bewoners en/of personeel tot de infrastructuur, de epidemiologische situatie in de omgeving en eventuele ervaringen met vroegere uitbraken of besmettingen. Voorzitter, we hebben over de bezoekregelingen in deze commissie vorige week aan de hand van 4 vragen om uitleg ook al uitgebreid van gedachten gewisseld. De directies van de voorzieningen hebben in moeilijke omstandigheden op basis van veel verschillende parameters steeds weloverwogen beslissingen menen te moeten nemen, denk ik. De inspectie heeft daarover ook feedback aan de diverse voorzieningen gegeven, waarmee ze aan de slag kunnen.
De richtlijnen worden regelmatig naar de sector verstuurd en in herinnering gebracht. In elk van die richtlijnen was opgenomen dat het verlaten van de voorziening onder bepaalde omstandigheden is toegelaten. De Woonzorglijn is ook tussengekomen naar aanleiding van diverse klachten en vragen die hierover zijn toegekomen.
Het melden van infectieziekten is al opgenomen in de bestaande regelgeving. In normale omstandigheden is dat door contact op te nemen met het agentschap. Op dit moment gebeurt dat via de dagelijkse bevraging van de woonzorgcentra. Voorzieningen die niet registreren, zoals is voorgeschreven, zijn niet in orde met de regelgeving. We blijven dat ook herhalen in de richtlijnen en in de diverse communicaties.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik vind het wel belangrijk om, aangezien het gaat om een sector die het het afgelopen jaar heel zwaar te verduren heeft gekregen, ook de goede elementen in dat rapport te belichten. Ik hoop dat die ook zullen worden uitgedragen. Het is immers heel duidelijk dat er ook goede dingen zijn gebeurd in onze woonzorgcentra, dat onze mensen bijzonder hard hebben gewerkt. Dat is ook een deel van het verhaal van het afgelopen jaar.
Minister, ik heb drie heel concrete vervolgvragen voor u.
Ik heb vorig jaar geprobeerd om de resultaten van de vorige inspectieronde omtrent handhygiëne te leggen naast de resultaten van hoe woonzorgcentra het hebben gedaan tijdens de covidcrisis. Eerlijk gezegd is dat een oefening waarvan ik verwacht dat de administratie die zou doen. Je kunt daar immers twee dingen uit leren. Ten eerste, is er een causaal verband met de woonzorgcentra die slecht scoorden bij die inspectie inzake handhygiëne die net voor de corona-uitbraak is uitgevoerd? Ten tweede, is de manier waarop wij inspecteren een goede manier gebleken? Toen ik dat opvroeg, moest ik dat immers op A3-formaat printen om alle parameters in kaart te kunnen brengen. De vraag is dus niet alleen of de woonzorgcentra iets aan die inspectie hebben gehad, maar ook of de inspectie iets kan leren uit de rapporten die ze opstelde en de resultaten die we nu hebben gezien van infecties binnen woonzorgcentra. Ik vroeg u die oefening intern met uw administratie op te nemen. Valt daar iets uit te leren voor de woonzorgcentra en voor de inspectie zelf?
Wat gebeurt er nu met die andere drie vierde van de woonzorgcentra waar niet kon worden geïnspecteerd omdat er een uitbraak was? U zegt dat er geen nieuwe ronde komt om hun toe te laten om te worden geïnspecteerd, maar zou men een systeem kunnen installeren waarbij woonzorgcentra kunnen aanvragen om te worden geïnspecteerd? Dat zou een vernieuwende manier van werken zijn. Daardoor zou een woonzorgcentrum dat de kans heeft gemist om mee te doen in deze ronde, daadwerkelijk kunnen bekijken waar er nog kan worden verbeterd.
Uw antwoord over ventilatie overtuigt me eerlijk gezegd niet helemaal. Ik denk dat de inspectie het gewoon vergeten is. Het lijkt me dan ook gewoon transparant dat men zegt dat men vergeten is om die belangrijke parameter mee te nemen. Komt er dan een aparte inspectieronde waarbij de richtlijnen en alle andere maatregelen die u hebt opgesomd in verband met ventilatie, ook daadwerkelijk in beeld worden gebracht?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Om nog even door te gaan op die ventilatie, u zegt dat dat een complex gegeven is en verwijst naar alle verschillende richtlijnen die er zijn, maar ik heb inderdaad ook het idee dat men dat vergeten is, terwijl dat toch wel cruciaal is. Ik heb dus dezelfde vraag: is het de bedoeling om dat toch alsnog te controleren?
U hebt op een bepaald moment aangegeven dat er extra opleidingen worden gegeven over hygiëne en zo. Ik denk dat dat inderdaad een goede zaak is. Tijdens de crisis is het heel duidelijk geweest dat er heel weinig kennis was in de woonzorgcentra over hygiëne en hoe men daarmee moet omgaan. Laat dat dan dus inderdaad ook een les zijn die uit deze crisis kan worden getrokken. Laten we hopen dat we op dat vlak aanzienlijke stappen vooruit hebben gezet.
Mijn twee belangrijkste vragen gingen eigenlijk over de bezoekregeling en de uitgaansregeling. Tenzij ik me vergis, want het is natuurlijk een lange commissievergadering, heb ik daar niet echt een antwoord op gekregen. Er waren toch heel veel woonzorgcentra waar het zelfs niet mogelijk was voor mensen om de voorziening te verlaten, ook als ze geen covidsymptomen hadden. Deze vraag is al een tijdje geleden ingediend. We hebben ze vorige week niet kunnen behandelen. Er bereiken mij ook vandaag nog signalen over woonzorgcentra waar meer dan 90 procent van de bewoners en meer dan 70 procent van het personeel is gevaccineerd en waar nog altijd heel strenge regels worden gehanteerd, waar bewoners nog altijd de grond van de voorziening niet mogen verlaten. Voor alle duidelijkheid, ik pleit er niet voor om alle deuren nu wagenwijd open te zetten. Ik denk dat dat geen goed idee zou zijn. Ik denk echter wel dat men er veel beter op moet toezien dat rusthuisbewoners minstens dezelfde vrijheden krijgen die wij allemaal hebben, en niet minder. Ik zou daar dus toch graag nog een antwoord op willen hebben, want dat bezoekrecht, dat uitgaansrecht, dat was toch iets dat we ook in de coronacommissie echt naar voren hebben gebracht als iets heel belangrijks. Er waren toch wel een aantal resultaten uit die bevraging die me wat deden vrezen op dat vlak.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik wil ook nog graag reageren op enkele puntjes eruit. Ten eerste is er de bezoekregeling en de mogelijkheid voor bewoners om de centra te verlaten. Ik heb daar al herhaaldelijk voor gepleit, ook in deze commissie: die bewoners wonen in een thuisvervangende omgeving en moeten zich dus ook als dusdanig kunnen bewegen en andere mensen kunnen ontvangen.
Nogmaals, ik heb veel begrip voor de angst en de bekommernis die veel directies hebben gehad in de voorbije periode, zeker in de beginperiode, maar ondertussen zijn de richtlijnen toch al heel lang aangepast en zijn er ook voldoende beschermingsmaterialen voorhanden en veiligheidsmaatregelen mogelijk om dat bezoekrecht toch te garanderen. Ik denk echt dat we er in de toekomst toch meer op moeten toezien dat bewoners daar daadwerkelijk van kunnen gebruikmaken, want het is niet alleen de beperking van het bezoek die een enorme impact heeft, ook de angst dat er een bezoekbeperking kan komen weegt zwaar op bewoners, omdat ze dat het voorbije jaar natuurlijk allemaal hebben meegemaakt.
Minister, u zegt dat er geen algemene tweede toezichtronde komt. Dat begrijp ik, maar u hebt anderzijds ook gezegd dat er ondertussen toch bij 75 woonzorgcentra een plaatsbezoek is geweest, centra die in de eerste ronde niet waren bezocht. Dat is ongeveer een kwart van de overblijvende centra. Zit de rest van de woonzorgcentra dan toch nog in de eerste ronde, of worden die niet meer bezocht?
Ik heb in januari een vraag om uitleg gesteld over ventilatie. Ik begrijp dat het allemaal niet zo eenvoudig is en dat er heel veel bij komt kijken, maar ik denk ook dat we ook op dat vlak veel kunnen leren uit deze crisis. U stelt dat de huidige normen niet toereikend zijn voor een virus zoals dat waarmee we werden geconfronteerd, en dat er een aanpassing van de regelgeving zal moeten komen. Als dat zo is, dan is dat terecht, en dan kijken we daarnaar uit, maar intussen kan er natuurlijk ook al heel wat gebeuren, qua opvolging van de huidige normen, maar vooral ook inzake het delen van goede praktijken en tips over ventilatie. Als het immers op het vlak van ventilatie misloopt, dan kan dat liggen aan de manier waarop er is gebouwd en zo, wat dan maar op termijn zal kunnen worden veranderd, maar dat is ook een kwestie van het kunnen delen van heel veel goede tips en praktijken. Op welke manier zal dat gebeuren?
De heer De Reuse heeft het woord.
Ik deel heel wat bezorgdheden die de collega’s hier naar voren hebben gebracht, maar wil toch nog één frappant cijfer uit dit rapport naar voren brengen, namelijk het aantal keren dat er bewonersraad is geweest. Ik stel vast dat er in 42 procent van de gevallen geen bewonersraad meer is geweest sinds maart 2020, tot het einde van het jaar. Dat is natuurlijk wel een groot probleem. De bewonersraad is immers dé plaats waar de bewoner, samen met een familielid of iemand die voor hem zorgt of voor hem opkomt, op een vrije manier zijn bezorgdheden en grieven kan overmaken aan de organisatie van het woonzorgcentrum. Ook de 59e aanbeveling van de coronacommissie zegt zelf dat er moet worden gezorgd voor een overlegstructuur waar bewoners, mantelzorgers, enzovoort inspraak hebben in het beleid van de residentie, het woonzorgcentrum in dezen. Ik denk dat dat toch wel een groot probleem is geweest.
Minister, ik denk dat u toch nog eventjes de aanbevelingen van de coronacommissie onder de aandacht zou moeten brengen bij alle woonzorgcentra, dat u hen er toch nog eens op moet wijzen dat die dingen, en ook de zaken die de collega’s al hebben aangebracht, onder andere inzake handhygiëne, niet van voorbijgaande aard zijn, dat dat aandachtspunten blijven, die zeker niet onder de mat mogen worden geveegd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik wou me toch nog even aansluiten bij deze vragen en bij wat de collega’s al naar voren hebben gebracht. Ik wijs op twee heel concrete zaken. Ten eerste is er de kwestie van het bezoek, die mevrouw Schryvers ook naar voren bracht. Ik wil toch nog eens benadrukken dat het een woonzorgcentrum is, geen ‘oudwordgevangenis’, vergeef me het straffe woord. Het is een woonplaats. Die mensen wonen daar.
Daar koppel ik mijn tweede aandachtspunt aan. Uit die inspecties, maar ook uit bevragingen blijkt dat een veilig milieu – opdat personeel, maar ook bewoners en familie daadwerkelijk zaken zouden kunnen melden – wel belangrijk is.
Wat bedoel ik met een ‘veilig milieu’? Ik stel vandaag vast dat personeelsleden, maar soms ook familie en bewoners, zaken niet durven doorgeven, omdat ze schrik hebben dat dat gevolgen zal hebben voor hen. En op die manier komen we natuurlijk niet tot het verbeteren van de woonzorgkwaliteit, maar blijft dat onder de waterlijn. Daar wil ik toch een actieve oproep voor doen. Die veiligheid, die openheid is cruciaal om met dergelijke inspecties en de resultaten ervan aan de slag te gaan. Dat wilde ik nog even inbrengen vanuit de praktijk. Ik dank u.
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, ik wil nog even het uitgangspunt naar voren brengen. U hebt mij 95 aanbevelingen gegeven. Een van die aanbevelingen ging heel specifiek over opleiding en sensibilisering met betrekking tot een betere naleving van de bestaande normen rond infectiepreventie en handhygiëne in de woonzorgcentra. Het is in uitvoering van die aanbeveling – dat heb ik vorig jaar in de zomer aangekondigd – dat we die inspecties zouden doen. Ik denk dat we wat dat betreft daaraan een belangrijke uitvoering hebben gegeven.
Infectieziektebestrijding is belangrijk. Dat is iets wat niet uitgevonden is voor corona. In het najaar van 2019 heeft Zorg en Gezondheid in de verschillende provincies regionale sessies georganiseerd over infectieziektebestrijding. Dat was drie maanden voor corona. Op 27 februari hebben wij onmiddellijk een richtlijn gestuurd om dat nog eens opnieuw in herinnering te brengen. Ik geef toe dat de aandacht wisselend was in die provinciale rondes in 2019. Dat is een andere zaak.
Dit is een belangrijk element. Dat was het pre-corona, er is aan herinnerd op het ogenblik dat we met de besmettingen in ons land werden geconfronteerd en het is nadien natuurlijk ook opnieuw gebleken. En omdat het op het terrein wisselend was, hebben wij, hebben jullie gezegd dat er daarrond beter moest worden gewerkt. Dat hebben we gedaan en dat is de grond geweest van deze inspectieronde.
We hebben het tijdens de vorige commissievergadering al uitgebreid gehad over de bezoekregeling. Ik heb bij de bespreking van de bezoekregeling en de adviezen van de Groep van Experts voor de Managementstrategie van COVID-19 (GEMS) over wat er in de toekomst mag, vastgesteld dat we in Vlaanderen eigenlijk al een behoorlijk soepele regelgeving rond bezoek hadden in vergelijking met de andere regio's. Dat is ook een van de elementen die uit deze 95 aanbevelingen is gekomen en die we daarmee ook hebben bewaakt.
Is dat overal perfect gelopen? Neen. Voorzitter, ik heb verwezen naar de commissievergadering waarin we hierover al uitgebreid hebben gesproken. Als er klachten zijn, dan moeten die via de Woonzorglijn worden opgepakt. Als men tijdens de inspecties heeft gezien dat er daarrond issues waren, dan is dat ook besproken.
Het is belangrijk om nog mee te geven dat we, wat de regelgeving betreft, nu eigenlijk hebben gezegd dat de huidige bezoekregeling in overeenstemming wordt gebracht met de richtlijnen voor de algemene bevolking.
Goede praktijken worden gestimuleerd. We zijn daarover in dialoog met de Taskforce, met de koepels van de ouderenzorg en met de eerstelijnszones.
De bewoners en de families werden in het merendeel van de woonzorgcentra wel geconsulteerd met betrekking tot de richtlijnen rond corona. Maar meestal gebeurde dat online, via een mail of op een aparte manier. Want de normale manier was niet meer normaal in de periode die we hebben meegemaakt. Ik denk dat er op vele plaatsen ook wel degelijk aandacht is gegaan naar bewonersparticipatie en dat men op een aangepaste manier heeft bekeken hoe dat op een goede manier kon gebeuren.
Collega Parys, ik neem uw suggestie mee om de correlatie eens te bekijken. Ik denk dat we dat ooit al eens hebben gedaan, maar ik ben er niet meer zeker van. Ik denk dat we geen causaal verband hebben gevonden. Ik zal het navragen. Ik moet dit eens bespreken met het agentschap.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het zou goed zijn dat u dat doet. Zoals het in mijn herinnering zit, hebben we inderdaad wel eens gekeken naar causaliteiten tussen types van woonzorgcentra, maar hebben we nog nooit de link gelegd tussen de voorbije inspecties en hoe de coronacrisis heeft toegeslagen in elk van die woonzorgcentra die in het verleden werden geïnspecteerd. Het zou inderdaad nuttig zijn om die vraag eens aan de administratie te stellen en ons het antwoord te laten bezorgen.
Minister, ik zou het ook goed vinden moesten de woonzorgcentra die zich door een uitbraak niet konden laten inspecteren, dit toch nog zouden kunnen aanvragen.
Uiteraard blijven wij hameren op het feit dat er over ventilatie toch aparte acties moeten worden ondernomen. Het is echt een van de heel belangrijke maatregelen in het terugdringen van de coronacrisis. U weet ook dat het voor de oversterfte tijdens de warme zomermaanden een heel belangrijke rol speelt. Zelfs met iedereen gevaccineerd, blijft het super belangrijk.
De heer Anaf heeft het woord.
Voor ventilatie wil ik nog even verwijzen naar het initiatief van collega Gennez dat ook werd gesteund in de verenigde commissie van vorige week.
Ik ben het er helemaal mee eens dat de richtlijnen en de regels rond uitgaansregelingen in Vlaanderen goed zijn. We hebben ze allemaal samen geadviseerd in de coronacommissie. Het is ook goed dat ze in overeenstemming zullen worden gebracht met wat bij de volledige bevolking mogelijk is. Dat is niet meer dan normaal, want het gaat ook over ‘woon’-zorgcentra. Het is een goede zaak. We kunnen natuurlijk heel wat richtlijnen maken, maar als ze in de praktijk niet worden toegepast, dan heeft het voor die mensen nog geen effect gehad. Ze moeten dus effectief in de praktijk worden nageleefd.
De opleidingsmomenten over hygiëne zijn heel belangrijk. U zegt terecht dat hygiëne ook voor de crisis heel belangrijk was, maar het is wel zo dat in heel veel woonzorgcentra weinig kennis rond hygiëne bij het personeel aanwezig was. Dat is gebleken uit de coronacommissie. Bepaalde woonzorgcentra hadden ‘geluk’ dat ze bezoek kregen van een hygiënist van een regionaal ziekenhuis. In de coronacommissie hebben we ook gehoord dat mensen die moe zijn, veel uren kloppen en onder zware druk staan, op gewoontes terugvallen. We weten dat die gewoontes van voor de crisis niet altijd de juiste gewoontes zijn. Daarom is het belangrijk dat die opleidingen er komen en dat er aandacht voor is zodat we beter gewapend zijn in een volgende crisis en er meer kennis is over alles wat met hygiëne te maken heeft.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Tijdens de crisis hebben we gezien hoe onvoorstelbaar nodig een goede infectiepreventie is. Op dat vlak hebben we zeer veel geleerd en bijgestuurd via onlineopleidingen maar ook door kennis en goede praktijken te delen. Het komt er nu op aan om dat in de toekomst verder te zetten. Zorginspectie moet er ook een goede partner in zijn en op een positieve manier de woonzorgcentra bijstaan. We moeten dit absoluut verderzetten.
Het thema van ventilatie zal meer en meer actueel worden. Ik kijk ook uit naar aanpassingen in de regelgeving die u hebt vooropgesteld, minister.
Tot slot, als we stellen dat een woonzorgcentrum een thuisvervangende omgeving is, volgen de regelingen met betrekking tot sociaal contact en bubbels die voor de rest van de bevolking. Voor alle duidelijkheid, minister, betekent dat dat het bezoek van negen mensen in de buitenlucht nu mogelijk is? Vanaf gisteren mogen ontmoetingen met tien mensen buiten. Kan dat ook in de tuin van een woonzorgcentrum? Kunnen meerdere familieleden tegelijk op bezoek? Of als de kinderen bijvoorbeeld in de buurt wonen, kunnen die bewoners daar dan naar toe en er meerdere familieleden ontmoeten?
Dat zou een enorme stap zijn voor bewoners van een woonzorgcentrum. Ze zouden niet alleen één of twee kinderen of hun partner kunnen zien, maar ook de kleinkinderen waar ze al heel lang naar uitkijken. Hen in het echt zien, is toch helemaal iets anders dan via andere communicatiemiddelen. Minister, u mag niet meer antwoorden, maar u kunt gewoon ‘ja’ knikken.
De minister zegt 'ja'.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.