Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de Europese Dag van het Slachtoffer en de mogelijke invoering van een wet Salduz voor slachtoffers
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, u hebt al meermaals benadrukt dat u wilt investeren in de ondersteuning van slachtoffers, en onze fractie staat volledig achter die beleidsoptie. Ik heb u in het verleden ook al vragen gesteld naar bijkomende personeelscapaciteit voor justitieassistenten, inzonderheid ook voor slachtofferonthaal, en we zijn tevreden dat de aanwervingen daar lopend zijn.
Het is voor CD&V ook heel belangrijk dat er werk wordt gemaakt van geïntegreerde slachtofferzorg. Het is positief dat justitiehuizen als officiële partner worden opgenomen in de nieuwe lokale samenwerkingsovereenkomsten die per zorgcentrum na seksueel geweld (ZSG) worden opgesteld. U kondigde nu aan, minister, dat u de intentie hebt om slachtoffers, die zich na seksueel geweld aanmelden bij een zorgcentrum, een gratis gesprek met een gespecialiseerde advocaat aan te bieden. U verklaarde dat u dat wilt doen via de Vlaamse juridische eerstelijnsbijstand.
Volgens de berichten in de pers hebt u daartoe ook gesprekken opgestart met de Federale Regering, met name om te komen tot een zogenaamde Salduzwet voor slachtoffers. Ingevolge de zesde staatshervorming werden de gemeenschappen bevoegd voor de juridische eerstelijnsbijstand. Met ‘juridische eerstelijnsbijstand’ wordt bedoeld: de juridische bijstand die verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een gespecialiseerde instantie of organisatie die georganiseerd wordt door de Commissies voor Juridische Bijstand en door erkende organisaties voor juridische bijstand.
De federale overheid blijft bevoegd voor de juridische tweedelijnsbijstand. Dat houdt onder meer het systeem van de pro-deoadvocaten in. Aan dit systeem zijn bepaalde voorwaarden verbonden om te kunnen genieten van gratis – of bijna gratis – bijstand.
De federale Salduzwet van 1 januari 2012 bepaalt wat je rechten zijn als je verhoord wordt. Die verschillen als je slachtoffer of getuige bent of als je verdachte bent. Op dit ogenblik heeft men als slachtoffer of getuige geen recht op een advocaat die aanwezig is tijdens het verhoor. De Salduzwet heeft tot een verhoogde vraag naar tweedelijnsbijstand geleid.
Vlaanderen heeft uitvoering gegeven aan de nieuwe bevoegdheid met het decreet van 2019 en verankert de juridische eerstelijnsbijstand in een integrale en welzijnsgerichte benadering.
Ik verwijs ook graag naar Antwerpen, waar een belangrijk project Geïntegreerd Breed Onthaal (GBO) in een justitiële context tot stand gebracht werd in het justitiepaleis zelf.
Wat zijn uw concrete voorstellen in verband met de gratis juridische bijstand voor slachtoffers? Op welke manier wilt u dat realiseren? Welke bijkomende middelen staan daartegenover?
Wat zijn de resultaten van het overleg daaromtrent met de federale minister?
Ziet u uw voorstel voor koppeling aan de zorgcentra na seksueel geweld als een eerste stap? Welke verdere stappen worden dan nadien eventueel gepland?
Hoe ziet u de relatie tussen de juridische eerstelijnsbijstand en de juridische tweedelijnsbijstand? Is dat al aan bod gekomen op een bevoegde interministeriële conferentie (IMC)?
Wat is de stand van zaken in verband met het uitvoeringsbesluit van het decreet van 2019?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dank u wel.
Ik kan het kort houden. Het was op de vooravond van de Europese Dag van het Slachtoffer dat u aankondigde dat u de huidige Salduzwet wilt uitbreiden naar het slachtoffer. Ik zal niet herhalen wat collega Schryvers daarnet deskundig heeft uitgelegd, maar volgens ons kan dit voorstel toch wel een enorme meerwaarde bieden voor het slachtoffer. Enerzijds kan het slachtoffer zich met de hulp van een advocaat voorbereiden op het verhoor, waarbij al die traumatische ervaringen mogelijk opnieuw beleefd zullen worden, en anderzijds kan het slachtoffer professioneel advies krijgen omtrent zijn of haar slachtofferrechten.
Kunt u uw plannen voor slachtoffers met betrekking tot de Salduzwet verder toelichten?
Hebt u omtrent hiermee reeds overleg gepleegd met de Federale Regering? Zo ja, welk standpunt nam de Federale Regering hieromtrent in?
Hoe zult u als Vlaams minister van Justitie betrokken worden in de verdere uitrol van dit voorstel, en is er in die optiek een budgettaire impact op de Vlaamse begroting te verwachten?
Hebt u wat betreft de haalbaarheid van uw plan reeds overleg gepleegd met de Orde van de Vlaamse Balies, die hiervoor de vereiste extra Salduzadvocaten ter beschikking moet kunnen stellen? Zo ja, wat was het resultaat van het overleg? Zo nee, waarom niet, en wordt er alsnog een overleg gepland? En wanneer dan?
Op welke punten dient de liërende wetgeving gewijzigd of aangevuld te worden om deze plannen via het huidige systeem van de Vlaamse juridische eerstelijnsbijstand mogelijk te maken?
Als laatste vraag: binnen welke termijn wilt u als Vlaamse minister van Justitie uw plannen voor slachtsoffers realiseren?
Minister Demir heeft het woord.
Ik denk dat collega Schryvers het mooi verwoord heeft: we hebben inderdaad vanaf dag één altijd gezegd dat we de Vlaamse justitie zodanig vorm gaan geven dat justitie slachtoffers meer centraal zet. Er is een onevenwicht tussen slachtoffers en daders. Vandaar ook dat we volop justitieassistenten aan het aanwerven zijn. Het positieve is wel dat daar heel veel mensen voor gesolliciteerd hebben, maar dat geheel terzijde: vijfhonderd Vlamingen hebben gesolliciteerd voor ongeveer tachtig of honderd plaatsen. Dat is echt wel heel goed, want dat wil zeggen dat er toch veel belangstelling is. Die sollicitaties verlopen eigenlijk vrij goed. Er zijn ook veel verschillende profielen, dus ik denk dat dat goed zit.
Om het met de gevleugelde woorden van de voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters te zeggen: justitie is een weegschaal, en je moet altijd zoeken naar de juiste balans. Nu helt die weegschaal vooral over naar de daders en is de balans soms wat zoek. We vinden vanuit Vlaanderen dat we dat moeten herstellen en wat meer gewicht in de weegschaal moeten leggen naar de slachtoffers. We proberen dat te doen bij alles wat we ondernemen.
Zoals jullie weten, is de Salduzwetgeving een federaal initiatief. Daarbij worden daders volledig klaargestoomd voor hun verhoor, terwijl slachtoffers amper weten wat hen te wachten staat. Dat is ook wat wij vernemen van op het veld, zeker als het gaat over seksueel geweld, wanneer iemand verkracht is. Er komt dan ineens een strafpleiter binnen bij de verkrachter. Ik denk dat we ze wel kennen. U kunt zich voorstellen wie. De advocaat pepert heel goed in wat men moet zeggen tijdens het verhoor en wat men niet moet zeggen. En het slachtoffer staat er helemaal alleen voor. Die heeft een heel trauma meegemaakt en die moet dan ook beginnen aan het verhoor.
De Salduzwetgeving is dus federale materie. Ik kom daar straks even op terug, want we hebben daar goede gesprekken over lopen, maar zelf wil ik ook aan de slag gaan met de Vlaamse juridische eerstelijnsbijstand, die onder onze bevoegdheid valt. Als eerste stap wil ik daarom gespecialiseerde advocaten van de Commissies voor Juridische Bijstand gaan inzetten bij de zorgcentra na seksueel geweld. Want zoals mevrouw Blancquaert terecht aanhaalt, blijkt uit de evaluatie van die zorgcentra dat de juridische ondersteuning van de slachtoffers in het zorgcentrum beter kan. Dat is dus inderdaad een hiaat.
Slachtoffers van seksueel geweld zitten vaak met heel veel juridische vragen. Daarnaast twijfelen slachtoffers vaak of ze wel een klacht willen indienen. Men heeft ook vragen over informatie rond de procedure enzovoort. Gespecialiseerde advocaten van de juridische eerstelijnsbijstand kunnen slachtoffers bij zulke vragen dus wel helpen. Als het slachtoffer uiteindelijk beslist om een klacht in te dienen, kan de advocaat het slachtoffer, indien gewenst, ook voorbereiden op het verhoor. Want het is natuurlijk niet gemakkelijk om na zo’n trauma over zulke zaken te spreken. Slachtoffers hebben het ook vaak moeilijk om het volledige verhaal te vertellen, terwijl het voor het onderzoek natuurlijk net heel belangrijk is dat elk detail wordt verteld.
Slachtoffers gaan vaak ook dingen achterhouden, ook uit schrik voor ‘victim blaming’. En dat is wel begrijpelijk. Als dat dan later uitkomt, lijkt het verhaal ongeloofwaardig en dan spreekt dat in het voordeel van de dader. Een gesprek met een advocaat van de juridische eerstelijnsbijstand voor het verhoor kan zo’n situatie voorkomen.
De advocaten moeten natuurlijk ook wel kennis van zaken hebben hieromtrent. Daarom organiseren we ook opleidingen rond seksueel geweld voor de advocaten van de juridische eerstelijnsbijstand, maar bij uitbreiding ook voor andere advocaten die geïnteresseerd zijn. In april start die opleiding. Tegen eind oktober zouden alle ingeschrevenen alle modules gevolgd hebben.
Er zijn ook vragen gesteld over het budgettaire kader. We willen eerst starten met een proefproject in het zorgcentrum van Gent. Ik ben op dit moment samen met de commissie juridische eerstelijnsbijstand van Gent en de verschillende andere partners op het terrein bezig met het uittekenen van de lijnen voor dat project, zodat we ermee van start kunnen gaan zodra de advocaten zijn opgeleid. Ook de verhouding tussen de eerste- en tweedelijnsbijstand en het benodigde budget zal daarbij worden uitgeklaard. Wetswijzigingen zijn in deze fase niet aan de orde. Als dat allemaal goed zit, zal die werking ook worden uitgebreid naar de andere zorgcentra in Vlaanderen en bekijk ik ook hoe we voor slachtoffers van andere feiten zulke bijstand laagdrempelig kunnen opzetten.
Dit is dus een eerste stap. Het zou natuurlijk veel mooier zijn als we dit kunnen kaderen in een ruimer verhaal van een Salduzwet voor slachtoffers. Mijn kabinet heeft daarover ook nog overleg gehad met het kabinet van de federale collega-minister van Justitie, die het idee ook zeer genegen is. Samen gaan we nu bekijken hoe we dit het best verder vorm kunnen geven.
Tot slot kom ik nog terug op de vraag naar de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeringsbesluit van het decreet van 2019. Dat besluit zal binnenkort, in de komende weken, worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering voor een eerste principiële goedkeuring.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw uitvoerige antwoord.
U verwees naar de weegschaal die justitie is. Ik denk te mogen zeggen dat er binnen justitie veel evenwichten zijn die continu moeten worden bewaakt. We hebben het daarjuist over een ander evenwicht gehad, tussen een misdrijf en de reactie. Hier gaat het over het evenwicht tussen daders en slachtoffers. Dat is een even belangrijk evenwicht als het evenwicht waar we het daarnet over hadden. U zult daar ook onze steun in hebben, als u stelt dat de aandacht voor slachtoffers moet worden vergroot. We zijn allemaal opgeleid in onze rechtenstudies. De rechten van verdediging staan zo sterk voorop, maar voor slachtoffers is er ook een recht van verdediging. En dat zien we vaak veel te weinig. Het is dus goed dat u dat centraal stelt.
Mijn vraag richtte zich inderdaad op de fasering en uw plannen op langere termijn. Seksueel geweld meemaken, dat is natuurlijk onvoorstelbaar ingrijpend. Mensen die dat meemaken, moeten op een nog sterkere manier worden bijgestaan of geïnformeerd dan slachtoffers van andere misdrijven. Het is dus zeer goed dat u daarmee start. U gaat nu een proefproject opzetten in het zorgcentrum na seksueel geweld van Gent. Er zijn natuurlijk opleidingen nodig voor de gespecialiseerde advocaten die de slachtoffers gaan bijstaan.
Maar als we het slachtoffer centraal zetten, gaat het natuurlijk over veel meer slachtoffers dan alleen de slachtoffers van seksueel geweld. De manier waarop je wordt bijgestaan, mag eigenlijk niet afhankelijk zijn van wat je hebt meegemaakt als slachtoffer. Maar het is natuurlijk ook zo dat we niet alles ineens kunnen en dat Rome niet in één dag is gebouwd. Ik ben dus tevreden te horen dat u dat gaat doen voor de slachtoffers van seksueel geweld, dat u dat nu gaat koppelen aan de verschillende zorgcentra en dat er een proefproject loopt.
Maar ik ben ook heel tevreden – want dat had ik nog niet kunnen lezen in uw persmededeling, daarom heb ik er ook specifiek naar gevraagd – dat u stelt dat dit een eerste stap is, maar dat u ook verder wilt gaan in de bijstand van slachtoffers. We zullen dan natuurlijk samen moeten zien hoe we dat kader kunnen maken, ook budgettair. Maar dat er aandacht voor is, daarvoor kunt u alleszins op onze steun rekenen.
En met betrekking tot het uitvoeringsbesluit noteer ik dat dat er binnenkort aankomt. Ook daar kijken we dan naar uit.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, minister. U hebt in mij alvast een medestander om dergelijke plannen uit te voeren, dus op hoop van zegen. U spreekt ook over een proefproject. Dat is super. Over welke termijn spreken we dan precies?
Voor onze partij – maar ik ben ervan overtuigd dat dat geldt voor iedereen hier in de zaal – is het zeer belangrijk om die slachtoffers goed op te vangen. In het kader daarvan gaf u in de commissie van 9 februari 2021 aan dat de overheidsopdracht voor de slachtofferbevraging nog tot het einde van de maand liep. Is die bevraging momenteel al afgerond? Wanneer mogen we de resultaten verwachten?
Minister Demir heeft het woord.
De overheidsopdracht is nog lopende. Het zou nog een maand duren tot ze wordt afgesloten.
We starten in principe in oktober in Gent, omdat de opleidingen dan volledig achter de rug zijn. We nemen een jaar, inclusief de evaluatie, om dat proefproject te laten draaien. In de tussentijd gaan we ook wel zien dat de twee andere zorgcentra ook kunnen worden ingeschakeld.
Collega Schryvers, uiteraard is dit de eerste stap, maar het is natuurlijk de bedoeling om de andere slachtoffers ook niet in de kou te laten, en daar ook wel het nodige voor te doen. Dit was nu concreet naar aanleiding van seksueel geweld, maar het verontrust mij echt dat ik vanuit het veld hoor dat verkrachters worden voorbereid op hun verhoren. Die slachtoffers moeten dan helemaal alleen dat verhoor ingaan, zonder te weten hoe of wat. Ze hebben zo’n trauma meegemaakt. Het lijkt mij dan niet meer dan normaal dat we hen ook echt ondersteunen, en hen laten voelen dat we aan hun kant staan. We mogen ze niet in de kou laten staan, vandaar deze eerste stap. Maar het is pas de eerste stap.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We kijken natuurlijk uit naar de manier waarop dat proefproject zou verlopen. Er zijn ook wel een aantal randvoorwaarden. Ik hoor bijvoorbeeld ook reacties van de politiediensten. Die advocaten moeten dan wel beschikbaar zijn. Het kan zijn dat het slachtoffer veel langer moet wachten, wat natuurlijk ook een grote impact heeft. We moeten dus ook bekijken op welke manier het in de praktijk kan lopen. Maar er moet veel meer aandacht gaan naar het slachtoffer. We vinden het alvast zeer positief dat zij via die juridische eerstelijnsbijstand in de eerste fase in de zorgcentra al bijstand kunnen krijgen, en dat later ook de andere slachtoffers volgen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Het was alleszins een duidelijk antwoord. U hebt onze steun bij dit uitstekend initiatief. Ik zal u binnenkort nog wel eens lastigvallen betreffende die overheidsopdracht en de evaluatie van het proefproject.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.