Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, het WALDEN-project staat voor: Wouden, Akkers en Landschappen langsheen de Dijlevallei Ecologisch laten Netwerken. Een mooie naam vind ik, vooral de afkorting. Het project gaat verschillende Brabantse wouden en valleien verbinden. Het is een initiatief van verschillende gemeenten – Oud-Heverlee, Huldenberg, Leuven en Bertem –, de provincie Vlaams-Brabant en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Dit is natuurlijk een eerste stap in de richting van het grote Brabantse woud en het nationaal park – of hoe het ook zal heten – waaraan gewerkt wordt.
De projectpartners slaan drie jaar lang de handen in elkaar om samen met het departement de open ruimte tussen het Meerdaalwoud en het Zoniënwoud met het landbouwplateau van Duisburg en de valleien van de Dijle, de Laan, de IJse en de Voer te versterken. Dit gebeurt via een strategisch project, waarmee de Vlaamse overheid de gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen wil realiseren. Het geeft daarmee uitvoering aan het reeds langer lopend project Brabantse Wouden. Via WALDEN bundelen de verschillende partners hun krachten om de vier bosrijke gemeenten klimaatrobuuster, landschappelijk authentieker, toeristisch aantrekkelijker en belevingsvoller te maken. Dat is een hele mondvol, veel ambitie. Het strategisch project loopt tussen 2021 en 2023. Elk jaar wordt door de Vlaamse Regering een subsidie van 100.000 euro toegekend, dus 300.000 euro in totaal, als bijdrage voor de professionele projectcoördinatie en voor de uitvoering. Dit jaar starten de werkgroepen en het overleg met de partners op. In 2022 en 2023 worden publieke evenementen georganiseerd.
Minister, het zal u niet verwonderen dat wij dit project zeer genegen zijn, en ook de samenwerking tussen gemeenten, provincie en Vlaamse overheid om dat te realiseren. De reden voor mijn vraag is de ongerustheid bij de landbouwers. Zij zien blijkbaar vooral een bedreiging in de aankopen van grond om de gewenste ruimtelijke doelen binnen dit project te kunnen realiseren. Nochtans heb ik begrepen dat er ook een belangrijke rol wordt voorzien voor de landbouw in dit project. Op het plateau zal ook de landbouw aandacht krijgen door bijvoorbeeld ondersteuning voor erosiebestrijding en het bevorderen van koolstofopslag in de bodem. Dat zijn eigenlijk toekomstige taken voor de landbouw, die belangrijk kunnen zijn in een nieuw landbouwverdienmodel. Ik veronderstel – ik ga daar toch van uit – dat landbouwers ook een actieve rol zullen kunnen spelen in de verdere ontwikkeling van het park Brabantse wouden, bijvoorbeeld door hen in te schakelen in het landschapsbeheer of door hun verhoogde kansen te geven op bijvoorbeeld hoeveverkoop of andere verbredingsactiviteiten die aansluiten op de doelstellingen van een nationaal park.
Mijn vragen zijn ingegeven door mijn hoop dat dit project een echte win-win kan zijn waarbij ook de landbouw een positieve stimulans kan krijgen. In dit verband mijn vragen, om het wat te objectiveren, en een zicht te krijgen.
Wat is de impact van dit project op het landbouwareaal?
Hoeveel hectare landbouwgrond zijn tot nu toe, in het kader van het WALDEN-project, aangekocht?
Hoeveel hectare daarvan was in actief landbouwgebruik, dus eigendom van een actieve landbouwer of verpacht aan een actieve landbouwer?
Werden al die gronden aangekocht via een vrijwillige verkoop? Werd er gebruik gemaakt van hardere instrumenten, zoals onteigening? Werd er gebruik gemaakt van een voorkooprecht? Kunt u aangeven welke methode in welke gevallen werd toegepast?
Is er ook overleg geweest met de landbouwers in de opmaak van het project?
Hoe ziet u het overleg voor de komende periode, bij de verdere uitrol van het project?
Welke rol ziet u voor de landbouwers in de verdere ontwikkeling van het WALDEN-project en in de ruimere context binnen de uitbouw van het nationale park Brabantse wouden? Hoe kunnen zij een positieve bijdrage leveren aan de doelstellingen van het project en op die manier eigenlijk ook hun eigen positie versterken?
Welke specifieke acties zult u ondernemen om hen in die rol te ondersteunen?
Minister Demir heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, collega, het WALDEN-project heeft niet tot doel gronden aan te kopen en ik kan dus ook geen overzicht geven van het aantal hectare, enzovoort. Het project heeft tot doel een oplossing te bieden voor een aantal complexe werven waar men momenteel nog tegenaan loopt bij het realiseren van de ambitie om het Meerdaalwoud, Zoniënwoud en Hallerbos met elkaar te verbinden, zoals u weet. WALDEN voorziet daarnaast in de realisatie van een aantal voorbeeldprojecten en ondersteuning bij lokale groenprojecten. Ik kan niet compleet uitsluiten dat voor specifieke werven binnen dit project – indirect, en in een latere fase – gronden kunnen worden aangekocht door een of andere partner. Op dit ogenblik hebben wij geen gegevens die ik zou kunnen voorleggen, over hoeveel hectares of zo. De bedoeling is vooral om te bekijken hoe men die complexe werven, waar men tegenaan botst, kan oplossen.
Het project moet, voor alle duidelijkheid, nog worden opgestart. Overleg met de landbouwsector zal worden georganiseerd in het kader van de bovenlokale voorbeeldprojecten. In de voorbereidingsfase vonden er ook al gesprekken plaats met Boerenbond. Dit overleg heeft ook mee vorm gegeven aan bepaalde topics in de projectaanvraag.
Uw derde vraag gaat over het overleg bij de uitrol van het project. Bij de start van het project zal de projectcoördinator – die moet nog worden aangeworven – samen met de partners een planning opmaken voor de uitvoering van het strategisch project. Uiteraard zal de landbouwsector hierbij ook structureel worden betrokken.
In uw vierde vraag vroeg u welke rol ik zie voor de landbouwers in de ontwikkeling van het project WALDEN. Er zijn verschillende thema’s binnen het project waarvoor de landouwsector mee input kan geven. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan voorbeeldprojecten rond koolstofopslag en waterbeheer. We denken ook aan specifieke vegetaties voor waterberging of erosiebestrijding. Er kan ook een koppeling gemaakt worden met toerisme en de korteketenproductie. Uit het voorbereidend overleg is gebleken dat de landbouwsector in de regio nu reeds een aantal proefprojecten heeft lopen rond deze thema’s. Dat is goed, en hier kunnen we ook op voortbouwen. We zullen ook zien wat de ervaringen zullen zijn met de proefprojecten rond de thema’s die ik heb opgesomd. Ik denk wel dat we daar de handen in elkaar kunnen slaan om een mooi verhaal neer te zetten.
Ten laatste vroeg u welke specifieke acties ik nog zal ondernemen. Ik denk dat we verschillende instrumenten ter beschikking hebben die burgers, maar ook landbouwers kunnen ondersteunen wanneer ze zelf ook natuurdoelen willen realiseren. Ik denk bijvoorbeeld aan de subsidies voor bebossing en de projectsubsidies Natuur. Landbouwers die hun bedrijf klimaatrobuuster willen maken en een steentje willen bijdragen voor onze biodiversiteit kunnen steun krijgen voor de aanplanting van bijvoorbeeld hagen. Daar krijgen we ook meer en meer vragen over. We zijn nog aan het bekijken of we misschien een soort haagplan kunnen opstellen, specifiek gericht naar de landbouwers die daarin geïnteresseerd zijn. Dat is ook heel positief.
Het strategisch plan ,WALDEN zal onderzoeken of er nog andere vormen van samenwerking of ondersteuning kunnen worden ingezet.
Tot slot heb ik recent aan mijn administratie de opdracht gegeven om voor de bosverbindingsgebieden die ze willen realiseren, de impact van de realisatie op de landbouwbedrijven te laten bestuderen en altijd goed en constructief overleg te plegen met de landbouwbedrijven ter plaatse.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben misschien een beetje vroeg met mijn vraag maar ik heb die gesteld, omdat er commotie was binnen de landbouwgemeenschap over die plannen. En misschien gaat het niet per se over dit project dat de facto nog moet opstarten, maar meer over het concept van Brabantse wouden en de idee van een dergelijk park waarbij men, denk ik, het gevoel heeft dat het een nationaal park, een soort reservaat, is waar landbouw geen rol meer in kan spelen. Daarnaast speelt volgens mij ook het feit dat er bij de ontwikkeling van dat nationaal park wel al degelijk initiatieven zijn genomen door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) om gronden te verwerven. Ik weet niet of u in de bredere context van Brabantse wouden daar nu iets over kunt zeggen of ons eventueel later gegevens kunt bezorgen over de aankopen die al zijn gebeurd. Misschien is de vraag in die zin wat te beperkend gesteld binnen WALDEN en is dit iets wat zich meer op het niveau afspeelt van het nationaal park in zijn geheel. Het lijkt me nuttig om daarover informatie na te bezorgen als dat mogelijk is.
Het gaat over projecten die men vanuit de landbouwsector vooral moet zien als een opportuniteit, als een kans om een streek, een regio, meer onder de aandacht te brengen, een authentiek karakter te geven en daar producten en bepaalde belevingswaarden aan te koppelen. Ik hoef u dat niet te vertellen. Dat zijn de verhalen die natuurlijk worden gekoppeld aan dat soort van parken. Het goede voorbeeld van het nationaal park Kempen en Maasland toont aan welke economische meerwaarde een dergelijk park in een regio kan creëren. In die zin is dit ook een pleidooi om dat overleg zeker intensief verder te zetten, om te zoeken naar partnerschappen met landbouwers in dat gebied. Ik ben er zeker van dat een aantal onder hen zeker geïnteresseerd zullen zijn om daar mee hun schouders onder te zetten en de aangeboden opportuniteit zullen grijpen om hun eigen activiteiten te versterken en hun economische draagkracht als bedrijf te vergroten.
Ik ben ook tevreden dat u aangeeft dat er al proefprojecten zijn en dat er ook veel interesse is, bijvoorbeeld voor de hagen. U weet dat in Wallonië de Waalse Regering een groot hagenplan heeft aangekondigd. Veel mensen hebben daar heel enthousiast op gereageerd. Dit is niet nieuw natuurlijk, maar dit zijn toch elementen die kunnen bijdragen tot een verbetering en een versterking van het landschap enerzijds en van de belevingswaarden anderzijds, ook binnen een landbouwcontext. Ik wil benadrukken dat dat gebied immers ook een landbouwstreek is waar landbouw ook in de toekomst een zeer belangrijke rol zal en moet blijven spelen om mee voor dat landschap te zorgen en aan voedselproductie te blijven doen.
Ik heb geen bijkomende vragen, maar hopelijk kunt u mij wat informatie nabezorgen over de aankopen die tot nu toe zijn gedaan binnen het grote project van Brabantse wouden.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik wil namens onze fractie herhalen hoe belangrijk wij het draagvlak vinden in dossiers als deze. Ik denk dat de collega en de minister in haar antwoord daar invulling aan hebben gegeven. Uiteraard moet daarover overleg worden gevoerd en uiteraard moet samen met de verschillende betrokken actoren, de landbouw, maar ook de steden en gemeenten die in het projectgebied liggen, worden gezorgd voor een draagvlak om te bekijken wat de economische meerwaarde kan zijn. We moeten daarbij ook durven te denken aan het diversifiëren van landbouwinkomsten: de korte keten, hoeveverkoop, toerisme, enzovoort. Er zijn tal van mogelijkheden. Ik denk dat het antwoord van de minister duidelijk aangeeft dat de inspanningen wel degelijk in die richting gaan.
Dat draagvlak moet van onderuit groeien, dat kan men inderdaad niet decretaal bepalen vanuit Brussel. Laat ons dat vooral niet proberen.
Minister, als schepen van Milieu is me gisteren het project voorgesteld. Ik moet eerlijk zeggen dat het een heel interessant project is, maar vooral in landelijke gemeenten voelen we opnieuw dat natuur en landbouw een gevoelig thema zijn. Dat komt in een groene, landelijke gemeente onmiddellijk naar voren. En dan zien we dat het Waalse Gewest toch wel al grotere stappen vooruit heeft gezet dan Vlaanderen. Het aanleggen van groene corridors, enzovoort gaat daar veel soepeler dan hier. Ik denk dat er wat dat betreft echt wel werk aan de winkel is om onze regelgeving te versoepelen. Ook in het bosuitbreidingsplan destijds was al sprake van de noodzaak tot versoepelen.
Minister, wat zijn uw plannen om de obstakels die men op het terrein ziet, ook wanneer landbouwers vrijwillig willen bebossen of een corridor willen aanleggen, weg te werken?
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben me ervan bewust dat het belangrijk is dat het project zo goed mogelijk wordt gerealiseerd, maar daarvoor is het draagvlak van groot belang. Ik heb dan ook gevraagd om een projectcoördinator aan te stellen. Ik begrijp dat daar, soms terecht, soms onterecht, wat ongerustheid over bestaat. We willen die onmiddellijk capteren en daar een antwoord op bieden. Vandaar mijn vraag aan de administratie om te zorgen voor een goede samenwerking op het terrein en voor een goede ondersteuning.
De projectcoördinator die zal worden aangesteld zal heel veel op het terrein aanwezig moeten zijn om alle mogelijke complexiteiten uit te leggen en iedereen te overtuigen van de voordelen van het project.
In het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) werken we samen met collega Crevits. De Europese Commissie vraagt ook om bepaalde landbouwondernemingen te vergroenen. Ik zie dat op het terrein. Ik ben de afgelopen maanden veel op het terrein geweest, van Limburg tot Veurne, en heb daarbij vastgesteld dat er enorm veel belangstelling is voor het project, ook bij de landbouwers. De overheid moet dat in goede banen leiden. En als er drempels zijn, collega De Vroe, moeten we die onder de loep nemen.
Het zou immers jammer zijn dat als de landbouwgemeenschap daar klaar voor is, wij als overheid wat achternahollen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik denk dat de richting van de Europese Commissie heel duidelijk is. Op die manier kunnen we twee mooie doelen verzoenen, namelijk de nabijheid van voedsel in combinatie met natuur. Dat kan een heel mooi verhaal zijn. Voor de landschapsparken bijvoorbeeld zijn wij een aantal criteria aan het vastleggen. Dat is nog niet rond. Zowel voor de nationale parken als voor de landschapsparken zal het van onderuit moeten komen. Daar kunnen verschillende sectoren samen – landbouw, natuur en erfgoed – zeggen dat een bepaald gebied uniek is en moet worden erkend als landschapspark bijvoorbeeld. Dat kan allemaal. Aan die criteria zijn we nu de laatste hand aan het leggen. Dan kan dat vervolgens naar het lokale niveau want ik vind het heel belangrijk dat de projecten ook van onderuit komen. We leggen dat niet op vanuit Vlaanderen.
De heer Steenwegen heeft het woord.
De landbouw is een sector die vaak onder vuur ligt, in de eerste plaats om economische redenen, boycot en sanitaire problemen waardoor export stilvalt, enzoverder. We hebben het straks misschien nog over mest, ook iets dat ons bezighoudt wat betreft de landbouw. Ik wil dan nog niet spreken over stikstof. Er zijn heel wat negatieve verhalen rond landbouw. Dit is iets waar we een positief verhaal van kunnen maken. Ik vind het belangrijk dat we proberen met onze landbouwers dat soort positieve verhalen te maken en samen met hen na te denken hoe zij in de toekomst een belangrijke rol kunnen blijven spelen, maar dan in een nieuwe context, die hun mogelijkheden geeft om een waardig inkomen te genereren.
Minister, u verwees naar het GLB. Ik hoop met u dat de uitkomst op Europees vlak, waar men nu in een trialoog zit, leidt tot een Europees beleid dat zo veel mogelijk de vergroeningskaart trekt, en dat wij in onze vertaling via het strategisch plan voor Vlaanderen ook die vergroeningskaart volop trekken. Uw administratie zit mee in het overleg rond de opmaak van het GLB en het strategisch plan op Vlaams niveau. Ik hoop toch dat dat zo is. Ik hoop met u dat daar de vergroeningsmogelijkheden maximaal zullen worden ingevuld zodat onze landbouw mee op die toekomstgerichte kar kan springen.
Dat er wordt gewerkt aan landschapsparken doet mij deugd want eind jaren 70 was ik nog als jobstudent betrokken bij het landschapspark Krekengebied. Dat is een figuur die daarna compleet vergeten en verdwenen is. Ik durf bijna niet vragen of u toen al geboren was. Waarschijnlijk niet. U ziet, de goede dingen keren altijd terug.
Neen, ik ben van 1980, collega.
Dat zegt iets over mijn leeftijd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.