Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Wie thuis een student heeft, wie een student kent en zich in die milieus bevindt, weet dat ze al maanden gebukt gaan onder een heel streng regime. Als de coronacijfers gunstig evolueren, gaf minister Weyts aan dat vanaf 15 maart meer contactonderwijs op de campussen van ons hoger onderwijs georganiseerd kan worden. Dat is een mooi perspectief. Het is de bedoeling om de 270.000 studenten 2 halve dagen per week, of een equivalent daarvan, te verzekeren. Belangrijk natuurlijk is dat de praktische omstandigheden dat toelaten.
De universiteiten en de hogescholen zijn in de eerste plaats zelf aan zet. Als we kijken naar eerdere ervaringen uit de coronacrisis, zien we dat ze dat binnen die gebouwen en de aula’s al bij al veilig kunnen organiseren. Een andere belangrijke praktische voorwaarde is natuurlijk de omgeving, de stad zelf. Daar zagen we in het verleden veel meer problemen opduiken.
Onze lokale besturen, in dezen de studentensteden, zullen een cruciale rol spelen om het heropenen van het hoger onderwijs mogelijk te maken en vooral te doen slagen.
Zo zal het belangrijk zijn dat er veilige gecontroleerde omgevingen voor studenten in de buitenlucht worden gecreëerd. We moeten vermijden dat er in studentenkoten in grote groepen wordt samengezeten. We weten dat dat risico bestaat. We weten allemaal dat het risico bestaat dat studenten samenkomen op pleinen, denk aan het Sint-Pietersplein in Gent of het stadspark in Leuven. Dit is een belangrijk aandachtspunt.
Maar de vraag naar veilige omgevingen gaat verder dan de studentensteden. Onder de noemer ‘Luisteren is voorbij, jongeren willen actie’ vroegen jongerenvertegenwoordigers van de Vlaamse Scholierenkoepel, de Vlaamse Jeugdraad en de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) samen aan alle beleidsmakers om maatregelen te treffen zodat kinderen, jongeren, scholieren en studenten het volhouden. Ook zij wijzen expliciet naar onze lokale besturen. Er wordt uitdrukkelijk gevraagd om plaatsen te creëren in steden en gemeenten waar jongeren elkaar virusveilig kunnen ontmoeten. Her en der zien we dat al gebeuren. Ik denk aan de krijtcirkels op het Sint-Pietersplein.
In het verleden, minister, hebt u de lokale besturen meermaals ondersteund en geïnspireerd tijdens deze coronacrisis. Ik denk aan de handreiking, maar ook aan de omzendbrief voor studieruimtes, die de trigger was om heel wat ruimtes in te richten. Gaat u dat opnieuw doen?
Welke rol ziet u voor de studentensteden om de heropstart van het hoger onderwijs mogelijk te maken en te doen slagen?
Zult u opnieuw initiatieven nemen om lokale besturen te ondersteunen om veilige plaatsen te creëren in studenten- en andere steden en gemeenten, zoals de handreiking of de omzendbrief?
Treedt u in overleg met de minister van Onderwijs, de minister van Jeugd en de steden en gemeenten om na te gaan in welke mate ondersteuning vanuit Vlaanderen nodig of nuttig is?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, dank u voor de vraag. U bent mediator tussen deze commissie en de studenten. Ik heb een studerende dochter thuis: ik heb het uit eerste hand hoe zwaar het voor jonge mensen is en hoezeer zij snakken naar de normaliteit. Dat doen we allemaal, maar voor jonge mensen heeft tijd een andere relativiteit dan voor vijftigplussers zoals ik. De nood aan en de intensiteit van sociale contacten zijn voor hen ook groter dan voor mijn generatie, alhoewel het ook voor ons tijd wordt om die coronamiserie achter ons te laten.
Jonge mensen vragen dat. Ze vragen mogelijkheden om elkaar te kunnen ontmoeten op een veilige manier. De vraag komt van de jongerenvertegenwoordigers van de Vlaamse Scholierenkoepel, de Vlaamse Jeugdraad en de Vlaamse Vereniging van Studenten, van de politieke jongerenorganisaties. Ze vragen allemaal om plaatsen te creëren in de steden en gemeenten waar jongeren virusveilig elkaar kunnen ontmoeten. Ik heb daarover trouwens al een gesprek gehad met de nieuwe voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad, een begenadigde jonge gast die een enorm engagement toont en zijn rol hier ten volle wil opnemen.
Gelet op de ernst van de epidemiologische toestand zijn de mogelijkheden tot aanpassing spijtig genoeg zeer beperkt, maar minister Weyts van Onderwijs bekijkt welke mogelijke initiatieven ondernomen kunnen worden vanaf 15 maart 2021.
Lokale besturen kunnen hieraan enkel tegemoetkomen binnen de federale richtlijnen rond COVID-19. Zij kunnen momenteel geen versoepelingen toestaan. Ze moeten roeien met de riemen die ze hebben en binnen het huidige strakke kader, in afwachting van meer versoepelingen en mogelijkheden.
Specifiek met betrekking tot bijvoorbeeld de stille studeerruimtes, omdat het nog steeds een hot item is, werd op 1 december 2020 door de Vlaamse Regering de omzendbrief geschreven. De omzendbrief was een samenwerking tussen verschillende collega’s en mezelf. Minister Dalle was erbij betrokken, minister Weyts ook. Samen hebben we een kader gecreëerd waarbinnen lokale besturen aan de slag kunnen.
De omzendbrief kent geen einddatum en kan dus door lokale besturen verdergezet worden, zowel naar de letter als de geest, om daarbinnen maatregelen te nemen. We blijven andere voorbeelden ook promoten. Die staan op de websites van onder andere www.vlaanderenhelpt.be. Er is het voorbeeld van Bataljong. Er is de gemeente Beveren waar men online les kan volgen of studeren in de bib. Er is de stad Bilzen, waar ook na de examenperiode blijvende stille studieruimtes zijn ingericht.
Of en hoe studentensteden dit organiseren, behoort tot de lokale autonomie. Ik weet dat ze daar heel hard aan werken, dat ze proberen goede banden te onderhouden, proberen samen met de onderwijsinstellingen – niet enkel hoger onderwijs, maar ook secundair en lager onderwijs – initiatieven te ontwikkelen. Kijk naar Kortrijk: daar heeft een burgerinitiatief het creatieve idee gehad om in de parken kalkcirkels te tekenen waarbinnen vier personen kunnen zitten, op veilige afstand van andere cirkels. Ze kunnen dus buiten, in hun omgeving. Dat is onder meer in een park bij de campus van de HoWest! gebeurd. De studenten krijgen daar de mogelijkheid om elkaar buiten op een veilige manier te zien.
Er is steeds overleg met mijn collega-ministers. Dit overleg heeft onder meer geleid tot de voornoemde omzendbrief. Er gaat geen ministerraad voorbij, mijnheer Warnez, dat het thema corona niet op tafel ligt. We bekijken wat kan en wat niet. We proberen het beste van onszelf te geven.
Zodra op federaal niveau, in overleg met de experten, het Overlegcomité een nieuw kader heeft gecreëerd, zodra nieuwe dingen worden toegelaten, staan we klaar om onmiddellijk initiatieven te nemen die lokale besturen kunnen aanmoedigen en inspireren om in de eerste plaats – als het van mij afhangt – voor onze jongeren te kijken wat er extra mogelijk is.
Minister Weyts kijkt richting 15 maart wat er kan. Lokale besturen gaan we verder inspireren met de plannen. Het KB rond stille studieruimtes loopt nog altijd. Zodra de deur verder opengaat, gaan we de ruimte gebruiken om vooral voor onze jonge mensen extra mogelijkheden te creëren. Daarbij rekenen we op de creativiteit en het voluntarisme van onze lokale besturen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij dat minister Weyts de mogelijkheden blijft onderzoeken om vanaf 15 maart de studenten on campus te krijgen. Het is goed dat hij daar initiatief toe neemt. Hij is daar samen met de hogeronderwijsinstellingen natuurlijk bevoegd voor.
Ik ben wel een beetje bang. Als we dat toestaan en er gebeurt weer iets onder de studenten ... Dat groeit waarschijnlijk organisch. Niet iedereen zal daaraan meedoen. Het is zelfs een beetje natuurlijk dat men daar samenkomt. Ik ben bang dat men de studenten dan weer met de vinger gaat wijzen, zoals in de tweede golf gebeurd is: ‘Als we hun vrijheid geven, gebeurt dit weer en dan verspreidt het virus zich weer verder.’
Dat is niet beschermen maar toch faciliteren, zodat de federale regels versoepeld worden, wat de lokale besturen niet kunnen doen. U verwijst naar Kortrijk: dat is een fantastisch voorbeeld. De krijtcirkels zorgen ervoor dat dat gefaciliteerd wordt. Het verandert niets aan de regels, maar het wordt gefaciliteerd. Ik vraag, minister, om elkaar te inspireren. Die krijtcirkels moeten we hier in Wingene, geen studentenstad, niet gaan plaatsen, maar er zijn misschien nog zaken die we kunnen uitwisselen via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) of een ander platform. Kruisbestuiving is altijd goed.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u voor de vraag. Minister, dank u voor het antwoord.
Misschien moeten we de omzendbrief van de stille studeerruimtes nog eens opnieuw onder de aandacht brengen. Die heeft geen einddatum. Het is niet omdat er geen formele examens meer zijn, dat dit niet meer zou kunnen. Ik stel vast dat de studeerruimtes in een aantal gemeenten nog bestaan, zoals in de gemeente van de voorzitter, maar in een aantal plaatsen zijn ze dicht. Ik denk dat we dit nog even opnieuw onder de aandacht kunnen brengen.
Collega's, het is een van de eerste keren dat ik jongeren actief hoor vragen om alstublieft weg te kunnen van hun computer en smartphone. Ik denk dat menig ouder blij is dat jongeren dit zelf vragen. Mijn oproep aan iedereen hier is, over meerderheid en oppositie heen, om te streven naar de kotbubbel, maar ook naar het opnieuw toelaten van fysieke lessen in het hoger onderwijs in veilige omstandigheden. Ik stel vast dat alle gemeenschap in dit land het eens waren over de kotbubbel en dat ook een aantal virologen het ermee eens waren. Ik kan dus enkel maar betreuren dat het op federaal niveau toch ergens is vastgelopen. Op dit moment zal het niet evident zijn, omdat de cijfers opnieuw stijgen.
Minister, ik wil een oproep doen om de dingen die wel kunnen binnen de geldende maatregelen, te faciliteren en bekend te maken. Graancirkels kunnen nog niet, want er staat nog geen graan. Er staat al wel gerst maar ik weet niet of dat de ideale plaats is om als student samen te komen. Als we echt perspectief willen bieden, dan zijn het fysieke lessen op fysieke plaatsen met de kotbubbel die we zouden kunnen realiseren. Ik wil daarvoor pleiten.
Minister Somers heeft het woord.
Dit is geen tegensprekelijk debat, maar het samenleggen van constructieve ideeën waar we allemaal dezelfde gevoeligheden hebben.
Wat de omzendbrief betreft: ik vind het een goed idee van zowel collega Warnez als collega Daniëls om die nog eens onder de aandacht te brengen van de lokale besturen. We moeten duidelijk maken dat er geen einddatum is en dat zulke studieplaatsen waardevol kunnen zijn. Men zit eens in een andere omgeving en ziet andere gezichten. Het kan bevrijdend zijn voor mensen die op hun kot moeten zitten of thuis op hun kamer moeten zitten, los van de gezonde sociale controle om goed te studeren – als vader heb ik dat graag. Het is heel anders dan in onze tijd: wij speelden samen en studeerden afzonderlijk, nu spelen ze afzonderlijk op hun computer en studeren ze samen. Dat we dat nog eens benadrukken, is heel goed.
Ik voel heel veel voor de kotbubbel en veilige lessen, maar het is mijn goede collega Weyts en het Overlegcomité die daarover de knopen moeten doorhakken.
Mijnheer Daniels, over de suggestie om duidelijk te maken wat er wel kan, heeft minister Dalle al een knappe brochure gemaakt. We zeggen altijd wat niet mag, maar men kan ook zeggen wat wel kan. Er zijn een aantal dingen die nog wel mogen die we op een positieve manier onder de aandacht kunnen brengen.
Ik denk dat het de echte uitdaging is – en dan kom ik bij collega Warnez – dat studenten bij dit prachtige weer met zon en 17 graden, niet alleen in een stille ruimte willen zitten maar ook buiten willen komen en elkaar willen ontmoeten. Men kan niet op een terras gaan zitten, men kan niets gaan drinken, maar men wil elkaar in een park ontmoeten. Er is zo'n behoefte aan dat men, voor men het weet, met heel veel mensen samen is en men de neiging heeft om regels te vergeten. De vraag is hoe men dat op een goede manier kan managen. Het zal zoeken zijn naar goede voorbeelden van lokale besturen die het op een slimme manier hebben aangepakt. Ik volg dit absoluut. De VVSG zou eens moeten nagaan wat er al gebeurt.
Er zijn ongetwijfeld genoeg slimme burgemeesters en creatieve schepenen die iets hebben gevonden wat we kunnen delen. Zeker de volgende maanden zal hieraan het meest behoefte zijn. Het is nog wel winter, maar toch ook al lente, en de komende maanden zal de behoefte er steeds meer zijn. Als ik denk aan mijn studententijd, dan zat ik in de winter graag binnen, maar in de lente zat ik misschien te vaak op de Oude Markt of op andere plaatsen, zoals in het park in Leuven. Je wilt elkaar ontmoeten en zien. Dat op een goede manier organiseren en mogelijkheden geven, is de belangrijkste uitdaging voor de komende maanden.
Naast het nog eens onder de aandacht brengen van de omzendbrief, collega Daniëls, zou het voor lokale besturen misschien wel een prioriteit kunnen zijn om goede voorbeelden te zoeken. Men ziet dan zelf ook wel nieuwe dingen. We zullen er met de VVSG over praten. Bedankt voor de goede suggesties.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik heb een aantal dingen geleerd over de studententijd van minister Somers. Dat is natuurlijk fijn, maar het is nog fijner dat de minister het initiatief zal nemen om steden en gemeenten elkaar te laten inspireren, zodat jongeren, maar ook de brede bevolking, elkaar veilig kunnen ontmoeten in dit goede weer en onder de mooie zon, die volop aan het schijnen is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.