Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, ondertussen is het weer wat warmer, maar in de tweede week van februari was het heel koud en kenden we enkele heel koude dagen. Hoewel de thermometer meer dan geregeld negatieve temperaturen aangaf, waren er toch nog mensen die ondanks de koude de nacht buiten doorbrachten. Met die temperaturen was dat levensgevaarlijk.
Vanuit die optiek trok het outreachteam van het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) dan ook de Antwerpse straten op. Normaal gezien gaat dat team drie keer per week op pad om in gesprek te treden met daklozen in Antwerpen, met de bedoeling een duurzame oplossing voor hen te vinden. Maar de vriestemperaturen verhogen de druk om iedereen toch al zeker tot in de nachtopvang te krijgen, nachtopvang die vaak nagenoeg zijn maximumcapaciteit had bereikt.
Ondanks de kou en de proactieve inspanningen van het outreachteam blijven sommige daklozen hardnekkig vastklampen aan een slaapplek op straat, in de inham van een gebouw, op een parking of in een bankkantoor. Vaak gaat het daarbij over daklozen met complexe multiproblematieken zoals middelenafhankelijkheid en psychische problemen, dak- en thuislozen die nood hebben aan een gespecialiseerd en integraal begeleidingstraject.
Ik heb hier dan ook enkele vragen over, minister.
Hoe evalueert u de noodopvangcapaciteit voor daklozen die de afgelopen winter werd ingezet?
Is er ergens in Vlaanderen sprake geweest van een tekort aan plaatsen? Zo ja, hoe is hieraan tegemoetgekomen?
Hebt u zicht op de grootte van de groep van opvangweigeraars?
Wat is de laatste stand van zaken omtrent structurele oplossingen zoals initiatieven als Housing First?
Hoe verhouden vooropgestelde nieuwe ‘Housing First’-plaatsen zich ten opzichte van de totaalcapaciteit aan noodopvang? Is deze inspanning volgens u voldoende?
Van welke hulpverlening kunnen daklozen vandaag al gebruikmaken? Hoe kunnen zij alsnog afkicken of aan hun psychische problemen werken?
Minister Beke heeft het woord.
Het organiseren van de nacht- en winteropvang is een opdracht van de lokale besturen. Ik beschik zelf niet over de gegevens om een sluitend beeld te geven van de beschikbare capaciteit en het gebruik hiervan in de verschillende gemeenten.
In een aantal steden organiseren de Centra voor Algemeen Welzijnswerk de nacht- of winteropvang in opdracht van en in samenwerking met de lokale besturen. Men heeft daarbij bijzondere inspanningen geleverd om de nodige capaciteit vrij te maken. Op heel wat locaties werd de infrastructuur uitgebreid om het aantal opgevangen mensen maximaal te kunnen spreiden, en zo het risico op besmetting met COVID-19 in te perken.
Ik heb geen signalen dat een tekort aan capaciteit maakt dat mensen ergens niet zouden terechtkunnen. Hoeveel mensen weigeren om gebruik te maken van deze opvang is niet gekend.
In verschillende regio’s zetten zowel de lokale besturen als de CAW’s in samenwerking met andere voorzieningen in op de uitbouw van een aanbod van Housing First. Voor de CAW’s werd in de vorige legislatuur eerst projectmatig gewerkt in een aantal regio’s, met name in Gent, Antwerpen, Brussel, Kortrijk en Limburg. Aansluitend werd gevraagd om de methodiek van Housing First een structurele plaats te geven in het aanbod van woonbegeleiding. Hiervoor werd sinds 2019 zowel het eigen aanbod woonbegeleiding als de noodzakelijke intersectorale samenwerking binnen het aanbod versterkt.
Een vergelijking tussen de capaciteit van Housing First versus de capaciteit aan noodopvang is moeilijk. Wie concreet welk hulpaanbod krijgt, varieert in functie van het beschikbare aanbod, de noden van de cliënt en de begeleiding, en de cruciale randvoorwaarden, zoals de mogelijkheden op het vlak van de huisvesting, in het bijzonder voor Housing First.
Hulpverleners werken op maat met de cliënt en zullen daarbij keuzes maken in functie van wat beschikbaar en haalbaar is in specifieke situaties. Een grote drempel binnen de aanpak van dak- en thuisloosheid blijft het tekort aan betaalbare en kwalitatieve woningen.
In theorie kunnen daklozen vandaag gebruikmaken van al het andere beschikbare aanbod. Hierbij moet een nuance worden aangebracht. De populatie van dak- en thuislozen is zeer divers en dus is ook de problematiek waarmee zij geconfronteerd worden divers. Het is niet zo dat heel deze groep een zware multiproblematiek heeft, maar er zijn dak- en thuislozen waar verslaving en/of psychiatrische problemen een rol spelen. In de praktijk is de complexiteit van het samengaan van deze problematieken vaak geen evidentie en valt deze categorie vaak door de mazen van het net. Daarom wordt binnen Housing First en in het andere aanbod van woonbegeleiding sterk ingezet op intersectorale samenwerking, waarbij bijvoorbeeld via het vormen van ‘dedicated teams’ expertise van eerstelijnsdiensten als OCMW en CAW gebundeld worden met die van hulpverleners uit de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) of het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).
Ook met betrekking tot deze groepen blijkt uit de ervaringen met Housing First alvast dat het kunnen beschikken over een woning vaak een eerste stap is om ook andere problematieken te kunnen verwerken.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik heb in november 2020 een vraag om uitleg gesteld over deze problematiek. Toen zei u dat er ongetwijfeld al initiatieven zijn geweest die volzet zijn geraakt, en dat er geen zicht op was hoeveel dak- of thuislozen op een andere locatie werden opgevangen, dan wel of ze effectief de nacht op straat doorbrachten. Ik had toen al opgeroepen om vanuit Vlaanderen eventueel flankerend of ondersteunend te werken ten aanzien van lokale besturen, zonder daarom de schoonmoeder uit te hangen. De lokale besturen zijn zelf ook heel creatief. Zij hebben geen noodwoningen, maar als zij daklozen hebben die nergens terechtkunnen, kunnen zij die daklozen vaak opvangen in hotels of B&B’s.
We weten ook dat er vaak structurele problemen zijn met personen die op straat belanden. Dan hebben we het vooral over die multiproblematieken waarover we het al zo vaak hadden: verslavingen of psychische problemen. Die zijn er vaak de oorzaak van dat die mensen op straat belanden.
Kunnen wij die uitrol van die initiatieven, zoals Housing First, misschien versnellen? Is dat niet aangewezen voor die mensen waarbij structurele problemen echt wel aan de basis van die dak- en thuisloosheid liggen?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u geeft het zelf al aan: een basisprobleem is het gebrek aan betaalbare, kwalitatieve sociale woningen. In dat opzicht vraag ik me af wat u vindt van de uitspraken van uw collega Diependaele, die aangeeft het verantwoord te vinden om de bouw van sociale woningen te beperken. Wetende hoeveel mensen er op dit moment op de wachtlijst staan voor een sociale woning, is een van de knelpunten op dit moment een cumulatief probleem. Er is het tekort aan betaalbare, kwalitatieve woningen in het algemeen, op elke markt. Er is het feit dat er op dit moment geen verbod op uithuiszettingen is in Vlaanderen. Er is anderzijds ook het feit dat dak- en thuisloosheid inderdaad een steeds groter probleem wordt. U verwijst naar de lokale besturen. U hebt een plan inzake dak- en thuisloosheid gepresenteerd, maar we horen daar toch vrij weinig van. Net als de collega vraag ik me dus af wat uw ambities op dat vlak zijn. Er zijn intussen een aantal steden en gemeenten die inderdaad naar buiten zijn gekomen met een ambitieus plan, waaronder recent Leuven. Gaat u een aantal van die ambities volgen, of bent u van plan om dat inderdaad grotendeels aan de lokale besturen over te laten?
Minister Beke heeft het woord.
Wat Housing First betreft, heb ik geantwoord wanneer dat aan bod zou komen. Wat dat versnellen betreft, het gaat vaak over het vinden van een betaalbare woning, om dan ook begeleiding op te starten in het kader van Housing First. Dat eerste moet natuurlijk wel eerst gebeuren.
Algemeen werken we aan meer opvang op individuele basis, ook bijvoorbeeld via studiowonen. Collega Groothedde, ik zou toch wel even willen aanbrengen dat deze Vlaamse Regering meer in sociale woningen investeert dan ooit tevoren. Daar wordt dus gigantisch veel geld voor uitgetrokken, en terecht, want dat is een belangrijke zorg.
Ieder heeft zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Het is logisch dat de lokale besturen hun rol spelen voor de bevoegdheden die zij hebben. Zij zijn verantwoordelijk voor noodwoningen, noodopvang. Ik ben zelf ooit burgemeester geweest. Ik heb zelf ooit een woning voor noodopvang aangekocht om dat te managen. Dat is dus iets dat bij de lokale besturen zit, die vaak ook heel goed hun verantwoordelijkheid ter zake opnemen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik geloof ook heel sterk in die Housing-Firstprojecten. Voor mij kan het dus allemaal niet snel genoeg gaan, maar het moet inderdaad praktisch ook haalbaar blijven.
Collega Groothedde, ik vind het een beetje jammer dat u dat nu aanhaalt. Ik heb het gevoel dat u een aantal zaken op een hoopje gooit. Wat dat verbod op uithuiszettingen betreft, het is niet zo dat mensen van de ene dag op de andere uit hun huis worden gezet, en als ze bij het OCMW komen aankloppen, dan wordt er ook altijd wel gezorgd voor een oplossing, toch in mijn gemeente, en in andere gemeentes is dat ook wel zo. Er zijn ook heel wat personen, maar dat is een heel andere discussie, die al voor de coronacrisis financiële problemen hadden. Ik ga daar niet over uitweiden. Dat moet in de commissie Wonen gebeuren, denk ik. Ik denk echter dat we dit allemaal niet op één hoop mogen gooien. De tijd is ook te kort om daar nu een heel debat over te voeren. We kunnen daar beter onze tijd voor nemen. Het is echter veel genuanceerder dan u nu aangeeft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.