Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, de relanceplannen krijgen nu concreet vorm op de diverse beleidsniveaus. Voka – Kamer van Koophandel West-Vlaanderen kon een aantal fiches van het interfederale relanceplan inkijken. Die plannen zijn bijzonder belangrijk om een constructieve uitweg te bieden uit de huidige crisis. Men zei het gisteren ook in de plenaire vergadering: de weg uit de crisis is de weg om te investeren. Investeren in productieve investeringen als overheid kan alleen maar aangemoedigd worden. Als parlementslid en lid van de commissie Mobiliteit doe ik dat uiteraard ook. De projecten die op til staan, zijn eigenlijk goed voor alle sectoren.
De Vlaamse voorstellen voor het interfederaal plan worden eigenlijk geput uit het relanceplan ‘Vlaamse Veerkracht’, dat voor een aantal specifieke mobiliteitsprojecten extra middelen vrijmaakt naast de begroting. Daar is duurzaamheid een zeer belangrijke pijler. Het verduurzamen van ons verkeer is een goede zaak. Dat staat buiten kijf. Het inzetten op meer, betere, en vooral veiligere fietsverbindingen komt iedereen ten goede.
Met een bepaalde verdeelsleutel zal er gewerkt worden om een soort cofinanciering op te zetten met de lokale besturen. De mensen van Voka zien daarin graag de focus op woon-werkverkeer. Ik moet zeggen dat ik hen hierin ondersteun en volg. Er is op korte termijn heel wat winst te halen op dat vlak. Zeker ook omdat bedrijventerreinen niet goed worden ontsloten met openbaar vervoer. Om dit mogelijk te maken moet er aandacht zijn voor veilige fietsverbindingen van en naar industrie- en bedrijventerreinen, haalt Voka aan. Maar op het werkveld, bijvoorbeeld hier in de derde stad van Vlaanderen, waar ik schepen van Openbare Werken ben, zeggen ook heel wat bedrijven dat ze zelf vragende partij zijn voor goede fietsverbindingen met het bedrijventerrein. Heel wat werknemers vragen ook naar een veilige fietsverbinding, zeker in de coronatijd – nu nog meer dan vroeger – maar ook naar aanleiding van de elektrische fiets die meer en meer populair wordt, en omdat het gezond is. Daarom denk ik dat het heel belangrijk is dat de overheid, en u als minister van Openbare Werken, deze veilige woon-werkfietsverbinding kunt realiseren. En het gaat niet alleen over de grote afstanden, maar soms ook de eerste en laatste kilometers van het traject.
In hoeverre komt er een focus te liggen op het woon-werkverkeer in de aanleg van de nieuwe fietsverbindingen?
Hoe zullen lokale besturen aangemoedigd worden om in te tekenen op deze investeringen, die cofinancieringen?
Hoe zullen lokale besturen worden aangemoedigd om de focus te leggen naar onder andere de ontsluiting van industrie- en bedrijventerreinen? Zou u dat doen naar analogie met uw projecten rond veilige schoolomgevingen? ‘Veilige bedrijventerreinen’ misschien?
Kunnen de industrie en de bedrijventerreinen een rol opnemen in het veiliger maken van woon-werkverkeer, een beetje naar analogie zoals u ook de scholen stimuleert?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, ik dank u voor uw zeer interessante vraag. U weet dat wij in ons regeerakkoord duidelijk hebben opgenomen dat wij deze legislatuur een geïntegreerd netwerk willen hebben van hoogkwalitatieve, brede en verkeersveilige fietspaden en fietssnelwegen die onderling met elkaar zijn verbonden, maar waarbij ook wordt ingezet op een verbinding tussen woonkernen, scholen en tewerkstellingspolen. Daarbij wordt optimaal ingespeeld op een hoog potentieel aan fietsgebruik voor het woon-werkverkeer en het woon-schoolverkeer.
Het woon-schoolverkeer hebben we hier al meermaals uit de doeken gedaan, maar ook het woon-werkverkeer is uiteraard van essentieel belang, misschien niet voor de volledige verplaatsing, maar zeker, zoals u zelf zegt, voor ‘the first and last mile’ willen we dat er een goede ontsluiting is van onze tewerkstellingspolen en voor ons fietsverbindingen.
We hebben daar verschillende partners. Zo zijn er enerzijds tewerkstellingspolen gelegen aan gewestwegen. Daar zal het Agentschap Wegen en Verkeer maximaal op inzetten. Daarnaast zorgen wij via het Fietsfonds voor een financiële ondersteuning van de provincies om een trekkende rol te spelen inzake de fietssnelwegen. Maar we willen uiteraard ook zeker onze lokale besturen nog meer faciliteren en subsidiëren om ook massaal in te zetten op extra fietsinfrastructuur, zeker richting het woon-werkverkeer.
Het woon-werkverkeer is heel goed bruikbaar via het Kopenhagen-model dat de Vlaamse Regering vorige week heeft goedgekeurd. Daarbij trekt de regering 150 miljoen euro uit om een soort trekkingsrechten te geven aan alle lokale besturen om te investeren in fietsinfrastructuur. Mevrouw Van Volcem, ik heb de lijst erbij genomen zodat u daar als schepen onmiddellijk mee aan de slag kunt gaan. Brugge krijgt een trekkingsrecht van 2,6 miljoen euro. Ik denk dat men daarmee sowieso al heel wat fietsinfrastructuur kan aanleggen. Dit is een aandeel van 33 procent. Het andere saldo zal moeten worden bijgelegd door de lokale besturen, in dit geval dus de stad Brugge.
Met deze trekkingsrechten trachten we gemeenten nog meer te faciliteren en over de streep te halen om volop te investeren in hun fietsinfrastructuur langs gemeentewegen, zeker ook voor tewerkstellingspolen of bedrijventerreinen gelegen langs gemeentewegen.
De gewestwegen nemen wij uiteraard zelf ter hand. Wat de schoolroutes betreft, gaat het ook gedeeltelijk over woon-werkverkeer.
Wat het onderwijzend personeel betreft, hebben we ook 30 miljoen euro vrijgemaakt: 50 procent voor de lokale besturen voor trajecten op gemeentewegen en 100 procent te betalen door het Agentschap Wegen en Verkeer, voor schoolroutes, gewestwegen.
Een ander element is het Pendelfonds, waarover we hier recent een gedachtewisseling hebben gehad. Daarmee willen we inzetten op duurzame verplaatsingen richting kmo’s en bedrijventerreinen. Binnenkort komt er daarvoor een call.
U vraagt hoe lokale besturen financieel worden aangemoedigd. Zij kunnen ten volle rekenen op de ondersteuning van onze administratie. Enerzijds zijn er dus de projectoproepen, anderzijds staan onze administratie en de mensen van mijn kabinet ter beschikking om ingeval van vragen de nodige informatie te bezorgen. Wanneer het specifiek gaat over de projecten inzake het Kopenhagen-model, kunnen de gemeenten zelf de lead nemen en hun aanvragen indienen.
U weet dat dat er mee op initiatief van collega Somers komt en dus ook van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), dat hier mee die middelen ter beschikking stelt. Ik denk kortom dat we wat dat betreft sowieso initiatieven kunnen nemen om ervoor te zorgen dat het woon-werkverkeer, ook met de fiets, een boost zal krijgen.
Het staat uiteraard de bedrijventerreinen en de industrie in het algemeen vrij om een rol op te nemen inzake het woon-werkverkeer. We nemen heel wat initiatieven inzake cursussen en dergelijke meer als het gaat over elektrisch rijden. Ook daar kunnen bedrijven op intekenen. Als het specifiek gaat over de infrastructuur is het in principe de wegbeheerder, met name de lokale besturen en de Vlaamse overheid. Zij mogen gerust weten dat wij hen daar ten volle in willen faciliteren.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. De middelen worden dus door de Vlaamse overheid ter beschikking gesteld aan de steden. Dat zijn echt wel injecties om te kunnen investeren en meer te investeren, zeker nu de steden en gemeenten minder inkomsten hebben.
Ik vind het een belangrijke vraag omdat de bedrijventerreinen, die meestal milieubelastend zijn, vaak afgelegen liggen. De mensen met een lager inkomen kunnen niet altijd een wagen aanschaffen om op hun werk te raken. Dan heb je ook soms een werkloosheidsval. Men zegt: ‘Ik moet mijn kinderen wegbrengen en ik moet de baan op. Dat is voor mij niet altijd de moeite om aan de slag te gaan.’ Maar een fiets kost niet zoveel geld, en een elektrische fiets kost iets meer, maar is ook nog aan te schaffen. Heel wat bedrijven stellen dat vandaag ter beschikking. Daarom, minister, is het heel belangrijk dat er ook voor fietsers een veilige weg is naar het werk.
Ik heb geen bijkomende vragen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, u verwees er al naar: de subsidie die minister Somers geeft aan de lokale besturen om fietspaden te kunnen aanleggen bedraagt 1 euro tegenover 2 euro voor de lokale besturen. Minister, ik verwees al naar een maximale afstemming tussen het aanleggen van fietspaden door lokale besturen en het aanleggen van fietspaden op de gewestwegen. U antwoordde al op een van de vorige vragen dat een fietser niet weet op welk fietspad hij rijdt. Ik vraag dus een maximale afstemming met de lokale besturen en met AWV.
De heer Bex heeft het woord.
Dank, collega Van Volcem, voor de vraag.
Collega’s, er komen straks nog een aantal vragen over fietsinvesteringen. Ik denk dat de antwoorden heel simpel kunnen worden samengevat onder het mantra ‘build it and they will come’. Zorg ervoor dat er goede fietspaden zijn, en dan zullen de mensen ze gebruiken. Of dat nu is om naar school te gaan of voor het woon-werkverkeer.
In dat opzicht, minister, wil ik toch twee bedenkingen maken. We hadden het gisteren in de plenaire vergadering over de moeilijkheden die de lokale besturen door de coronafactuur ondervinden om de komende jaren echt te kunnen investeren. Denkt u dat dat een hinderpaal kan zijn om de middelen van het Kopenhagenplan te besteden? U zegt aan mevrouw Van Volcem dat u 2,6 miljoen euro geeft, maar dat betekent wel dat mevrouw Van Volcem 5,2 miljoen euro moet vinden om zelf die investering te kunnen doen. Zal zij die vinden? En is dat dan het geval in alle Vlaamse gemeenten?
Ik verwees er gisteren ook naar in de plenaire vergadering: minister Weyts, uw voorganger, heeft over drie jaar gespreid 300 miljoen euro vrijgemaakt voor fietsinfrastructuur. Nu komt aan het licht dat een groot deel van dat geld nog steeds niet is uitgegeven en dat een groot deel van dat geld aan andere dingen moest worden uitgegeven omdat men het eenvoudigweg niet aan fietspaden besteed kreeg. Uw administratie is dus op dit moment niet klaar om die grote pot middelen, waarvoor ik u feliciteer, effectief te besteden aan fietspaden. Dat is het grote probleem. Dat is waar we ons in deze commissie mee moeten bezighouden, niet met kleine deelaspecten van het verhaal. We moeten er vooral voor zorgen dat die iets meer dan 300 miljoen euro effectief in fietspaden wordt gestoken, en dat dat geen vijf of tien jaar duurt, maar dat we dat snel zien. Wat zult u daarvoor ondernemen?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik heb het gisteren ook gezegd: het Kopenhagenplan is niet zozeer specifiek gericht op woon-werkverkeer. Daar is gewoon de optie om het zo laagdrempelig mogelijk te houden, met zo weinig mogelijk bureaucratie. Voor een grote stad speelt dat minder, omdat die snel kunnen schakelen en daar het personeel voor hebben. Het gaat mij vooral om de kleinere gemeenten, waar het ook wel nodig is. Daar zullen ze moeten schuiven in het meerjarenbeleidsplan. Dat men het dan alstublieft zo laagdrempelig mogelijk houdt, zodat dat geld toch kan worden uitgegeven, zij het voor fietspaden, zij het voor fietsverbindingen – gewoon in fietsinfrastructuur. Het zal dan wel de gemeente zelf zijn die zal bepalen waar het echt wel nodig is. Ik ga ervan uit dat iedereen dat wel weet voor zijn eigen stad of gemeente.
Wat de heer Bex aanhaalt, is inderdaad zo. Woon-werkveer en ontsluiting van industrieterreinen bijvoorbeeld, daar kan ik ook over meespreken. Ook wat fietssnelwegen betreft: je mag nog de beste bedoelingen hebben, maar je zit daar met een puzzel van fietssnelwegen, waarbij je telkens stukjes kunt aanleggen, omdat je steeds met andere partners zit. Er is bijvoorbeeld het geval van Infrabel, waar je dan weer mee moet gaan onderhandelen en die dan misschien ook nog eens andere eisen of andere vragen hebben, in verband met een overweg die dan het best gesloten wordt. Het is dus weer zoeken en tasten. En dat verklaart volgens mij ook voor een stuk die vertraging.
Het is nu belangrijk dat we, zoals u gezegd hebt, de gemeenten daarin gaan ondersteunen, zo laagdrempelig mogelijk, zodat we die investeringen dan toch in deze legislatuur kunnen uitvoeren.
Minister Peeteers heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Ik had verwacht dat ik, nadat ik de cijfers voor Brugge had vrijgegeven, van iedereen de vraag zou krijgen welk budget hun gemeente krijgt. Ik heb gauw al wat werk verricht. Dendermonde, mijnheer Meremans, krijgt een bedrag van 1 miljoen euro. Menen, mevrouw Fournier, krijgt een bedrag van 700.000 euro. Voor u, voorzitter, gaat het om een bedrag van 340.000 euro. En u, mijnheer Bex, moet ik het antwoord helaas schuldig blijven. Maar u weet ook waarom.
In Brussel wordt alleszins ook heel veel geïnvesteerd in fietspaden, minister.
Oké, dat dan terzijde. Ik weet niet of de lokale besturen daar ook zo maximaal mogelijk gefaciliteerd worden. Ik hoop alleszins van wel, want het is in ieders belang dat we massaal investeren in veilige en comfortabele fietsinfrastructuur.
We moeten daarvoor inderdaad ten volle samenwerken met de lokale besturen en met alle mogelijke andere entiteiten om daar volop op in te zetten, waarbij we dan ook subsidies of middelen ter beschikking stellen om dat ook zo laagdrempelig mogelijk te houden.
Ik heb misschien al meegegeven dat wij een oproep hebben gedaan bij lokale besturen om te kijken waar er voor schoolroutes een en ander moet worden bijgestuurd, daar waar die schoolroutes op gewestwegen liggen. Het totale aantal aanvragen dat ik daarvoor heb gekregen, ligt heel hoog. We hebben 805 knelpunten gekregen op onze gewestwegen. Het gaat vooral om fietsinfrastructuur, soms ook om voetpaden. We willen onze stappers en trappers op de meest veilige manier richting school laten gaan. Weldra komt daar ook het subsidiereglement, waarbij lokale besturen opnieuw die middelen gaan krijgen. En ik hoor van heel wat lokale besturen dat die daar nu al volop mee bezig zijn, om al die schoolroutes in kaart te brengen.
Dat is ook het verhaal van het Kopenhagenmodel. Daar gaat het dan, naast onze schoolroutes, over alle andere mogelijke fietsinfrastructuur. En ook daar hoor ik dat heel wat lokale besturen volop bezig zijn met de opmaak van fietsplannen en het uittekenen van hoe ze hun grondgebied fietsveiliger kunnen maken. Bij het begin van de legislatuur hebben ze misschien hun budgetten bepaald voor wat ze waar gaan doen, en daar krijgen ze nu nog eens een extra financiële injectie bovenop.
En ja, het klopt dat, als Brugge – om opnieuw dat voorbeeld te nemen – straks een bedrag krijgt van 2,6 miljoen euro en het dat bedrag zelf ten volle wil benutten, het daar zelf 5,2 miljoen euro naast moeten leggen. Maar ik ga ervan uit – en mevrouw Van Volcem zal het straks misschien beamen – dat de stad Brugge sowieso al van plan was om fietspaden aan te leggen en/of te verbeteren. Wel, ze krijgt nu een extra stimulans om dat te doen en kan zo andere middelen verschuiven. Opnieuw: ik denk dat het de gemeentes faciliteert en dat zij door die bijkomende middelen toch ook in hun budgetten kunnen kijken waar er een extra verschuiving kan plaatsvinden, om er zo voor te zorgen dat zij ook deze middelen optimaal kunnen benutten. Dus ja, het is volop een verhaal van samenwerking inzake fietsinfrastructuur.
Maar ik keer terug naar het verhaal waarmee we hier zijn begonnen, het verhaal van onze bedrijventerreinen en onze ontsluitingswegen. Mijnheer Bex, u hebt heel wat bijkomende vragen gesteld. Ik houd ze even voor de vraag die zo dadelijk komt. Daarin komt opnieuw een en ander aan bod dat verband houdt met de vragen die u stelde.
Ik herhaal: we zullen er met vereende krachten voor zorgen dat die extra fietsinfrastructuur en vooral die veilige en comfortabele fietsinfrastructuur er komt. Ik blijf er bij onze administratie alleszins continu op hameren dat ze effectief moet overgaan tot realisatie. We zullen daar zeker op blijven hameren. Dat doet iedereen in deze commissie, waarvoor dank, want dat gebruik ik natuurlijk ook richting de administratie: ze móét ook effectief overgaan tot het aanleggen van meer en betere fietspaden. Ik dank u.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, men kan altijd kritiek geven als men iets doet. Het slechtste is niets doen. Ik kan alleen maar beamen dat het geven van subsidies aan lokale besturen er eigenlijk wel toe aanzet om die projecten zeker uit te voeren. Waarom? Als schepen van Financiën kan ik zeggen dat je het niet kunt verantwoorden dat je de zaken waarvoor je een subsidie kunt krijgen, zou laten liggen. Men grijpt de subsidie aan om zeker tot de uitvoering over te gaan. In die zin vind ik de impulsen die van de Vlaamse overheid uitgaan een echte motor voor de lokale besturen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.