Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Collega’s, de bouwsector is uiteraard een typische sector waar heel vaak een personeelstekort dreigt. Vacatures raken er heel moeilijk ingevuld. Dat is een oud zeer.
Er werden al heel wat initiatieven genomen om het aantal kandidaten te verhogen en de krapte op de bouwarbeidsmarkt op korte termijn aan te pakken.
De Bouwunie klaagde in het verleden vooral de kwalitatieve mismatch aan. Het is nodig, maar bijzonder moeilijk, om mensen met de juiste capaciteiten te vinden. Verschillende doelgroepen komen hiervoor in aanmerking. Zo probeert men schoolgaande jongeren warm te maken voor deze jobs via duaal leren of door het oprichten van voltijdse studierichtingen, ondersteund door VDAB. Minister, uw voorganger, collega Muyters, stelde in 2017 een tienpuntenplan op met als doel het personeelstekort in de bouwsector aan te pakken. Hierbij lag de focus op opleidingen om vraag en aanbod op de bouwarbeidsmarkt op elkaar te laten aansluiten.
Toch blijven er een aantal heel zichtbare knelpunten. Het aantal leerlingen in bouw- en technische richtingen daalt. Vorig jaar was er zelfs een historisch dieptepunt. De instroom in het onderwijs is van cruciaal belang om binnen enkele jaren niet nog meer in de problemen te komen. Bovendien weten we dat we heel veel handen nodig zullen hebben in de bouw. Kijk maar naar de relanceplannen op alle overheidsniveaus, Europees, federaal en Vlaams. Daar zitten heel wat incentives in, die uiteindelijk zullen leiden tot bouwprojecten, openbare werken, renovaties van woningen en overheidsgebouwen en dergelijke. De vraag naar gekwalificeerd personeel in de bouwsector zal dus enkel maar toenemen.
We moeten er dus voor zorgen dat we het binnenlandse potentieel op onze arbeidsmarkt zo veel mogelijk aanspreken om in de bouwsector aan de slag te gaan, voor we naar het buitenland of buiten Vlaanderen gaan kijken. Er zijn een aantal stappen te zetten, bijvoorbeeld met betrekking tot levenslang leren: slechts 2,6 procent van de Vlaamse arbeiders die actief zijn in nieuwbouw of renovaties, volgde een of andere vorm van bijscholing. Dat is toch een opmerkelijk cijfer, gezien de evolutie en transformatie die in die sector ook volop bezig zijn. Digitalisering en technologische ontwikkelingen zetten zich ook hier door. Ze maken de jobs complexer en wijzigen de jobinhoud. Bijscholing is dus ook in deze sector bijzonder belangrijk. Denk maar aan technologieën zoals drones en het 3D-printen, die ook in de bouwsector opgang maken. Ook de innovatie schrijdt voort. Dat vergt dus bijscholing.
Het Vlaams Bouwoverlegcomité (VBOC) wil die strategische oefening opnieuw maken en zou overleg plegen, ook met de Vlaamse Regering, om tot een nieuw actieplan te komen.
Minister, vandaar een aantal vragen. Hoe evalueert u het actieplan uit 2017? We zijn nu een vijftal jaar verder. Welke lessen trekken we daaruit?
Hoe ziet u de evolutie betreffende de vacatures in de bouwsector van de afgelopen jaren die niet ingevuld geraken? Hoe wilt u dat in de toekomst aanpakken, zodat de invullingsgraad stijgt?
Hoe evalueert u het duaal leren in de bouwsector? In hoeverre leidt dit ondertussen tot het invullen van vacatures op het terrein?
In welke mate kijkt u naar nieuwe opleidingen als een onderdeel van dit actieplan?
Wat zijn de wachttijden voor knelpuntopleidingen binnen de bouwsector via VDAB en zijn partners? In hoeverre leidt het volgen van die knelpuntopleidingen via VDAB tot het invullen van vacatures in de bouwsector?
Welk plan van aanpak zult u hanteren om arbeidskrachten in de bouwsector warm te maken om zich in te schrijven in de strategie van levenslang leren?
Kunt u de contouren van het nieuwe actieplan toelichten?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de zeer uitbundige vraagstelling. Het is uiteraard een heel terechte bezorgdheid. Ik sta absoluut positief ten opzichte van de acties die de jongste jaren zijn gebeurd in de bouwsector, onder andere door het actieplan van mijn voorganger als minister, collega Muyters. De acties zijn voltooid of zijn ondertussen geïncorporeerd in de reguliere werking van VDAB. Onder meer werd het aanbod voor werkzoekenden richting de zwaarste knelpuntberoepen gevoelig uitgebreid. De opleidingen voor bouw die worden georganiseerd bij VDAB, zijn voor 84 procent knelpuntberoepgericht. De overige opleidingen zijn gericht op de instap in de bouwsector. De samenwerking met hogescholen is opgezet en loopt nog altijd. De tiendagenregeling is actief en wordt benut door het onderwijs. Het aantal duale trajecten is gedurende het actieplan toegenomen. In elke provincie zijn er ondertussen ook bouwbaden bij gekomen, om kennis te maken met bouwberoepen en gerichte keuzes te maken in functie van finaliteitsopleidingen. De sectoraccounts van VDAB hernieuwden ook de samenwerkingsovereenkomsten. VDAB won samen met RMDY en Odisee Hogeschool de Computable Award voor IT-project van het jaar 2019. VDAB werkte ook veel mee aan beurzen. VDAB zet nog altijd in op Nederlands in praktijkgerichte opleidingen. De sectorale bemiddeling is een feit en wordt ook geïntensifieerd.
Er is dus heel veel uit dat actieplan gerealiseerd.
Wat is de evolutie? De afgelopen jaren merkt VDAB dat men steeds meer vacatures in gedeeld beheer ontvangt en dat die ook steeds meer ingevuld raken, namelijk van 4287 naar 5629. Vacatures in gedeeld beheer zijn vacatures waarbij de werkgever expliciet vraagt om ondersteuning bij de invulling ervan. Tegelijk merken we dat het aantal geannuleerde vacatures ook is toegenomen. Doorgaans gaat VDAB ervan uit dat het de moeilijkere vacatures zijn waarvoor gedeeld beheer wordt aangevraagd. Je zou dus kunnen stellen dat er alsmaar meer moeilijkere vacatures in gedeeld beheer komen, en dan is het ook niet onlogisch dat er iets meer wordt geannuleerd.
Vacatures raken niet ingevuld omdat er in de eerste plaats te weinig interesse is om in de bouwsector te willen werken, vandaar dat er absoluut meer moet worden ingezet op digitale infopakketten om mensen te informeren over de pluspunten van jobs in de bouw. Er zijn al heel wat van die pakketten opgesteld.
U haalt terecht aan, collega, dat er naast het kwantitatieve tekort ook een kwalitatief tekort is. En daarnaast zijn er ook de arbeidsomstandigheden die door mensen worden aangeduid als reden om niet in de sector te willen werken. In die zin is het snel matchen van klanten met de reële arbeidssituatie in de bouw zeer belangrijk, bijvoorbeeld al in de bemiddelingsperiode door een beroepsverkennende stage, maar ook in de opleiding door kandidaten zo snel mogelijk op de werkvloer zelf te laten meedraaien. Werkplekleren is zeker in die sector een sleutel tot succes.
VDAB maakt sectorale ondernemingsplannen om net die sectorspecifieke knelpunten aan te pakken. Ik ben volop aan een nieuw actieplan aan het werken, in samenwerking met de sociale partners en de bouwsector. Ik zou daar heel binnenkort mee willen landen. U haalt terecht aan dat dat ook nodig is.
Er zijn heel veel duale studierichtingen. Daar zien we dat de installatieberoepen en de houtopleidingen meer succes hebben dan de klassieke bouwopleiding. Via het duale addendum, dat zal worden afgesloten bij de nieuwe sectorovereenkomst van de bouw, zal ook versterkt worden ingezet op duaal leren.
Het is enorm hoeveel knelpuntberoepen er zijn in de bouwsector. Er zijn 38 knelpuntberoepen die rechtstreeks gelinkt zijn aan beroepen in de bouwsector. En er zijn ook nog knelpuntberoepen die verwant zijn en ook in de bouwsector zullen voorkomen. We hebben daar dus heel veel werk aan de winkel. VDAB richt zich au fond op de basiscompetenties, zodat personen zo snel mogelijk aan de slag kunnen.
De vervolmaking zal zich in de toekomst steeds vaker voordoen op de werkplek zelf, op maat ook van het bedrijf en de werkcontext. Het is ook daar dat de samenwerking met de sectoren nog intenser kan gebeuren. Daarnaast is het van belang om ook alle partners op de arbeidsmarkt aan te spreken en zo een complementair aanbod te voorzien.
VDAB heeft vandaag nog geen standaardrapportering over wachttijden. Er zijn wel cijfers over de vraag omtrent de uitstroom naar werk drie maanden nadat een cursist een opleiding heeft gevolgd die naar een knelpuntberoep leidt. Daar zien we dat de uitstroom naar werk na drie maanden in de periode 2018-2020 schommelt tussen 50 en 65 procent.
Voor het plan van aanpak qua levenslang leren in de sector kijk ik in de eerste plaats naar het sectorfonds. Dat is ook een beetje logisch. De nieuwe sectorconvenant geeft ondersteuning aan de sector. Het is de bedoeling om de sector voluit te engageren.
Op dit ogenblik loopt het overleg tussen VDAB en de bouwsector volop. Ik zie enkele interessante opportuniteiten. Het is bijvoorbeeld belangrijk om rekening te houden met de digitalisering en de vergroening, die structureel onderdeel zijn gaan uitmaken van de processen en producten in de sector. De sector zal zich dus ook steeds vaker gaan profileren als een digitale sector. Dat opent ook perspectieven naar hogergeschoolden en naar kandidaten voor wie de bouwsector een minder evidente keuze is, zoals meisjes en vrouwen. De komende periode komen er mogelijk ook meer werkzoekenden en zullen we ook moeten kijken hoe we intersectoraal de grote noden die er binnen de bouwsector zijn, kunnen opvangen. Het is dus een ‘work in progress’, wat het actieplan betreft.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik denk dat de problematiek bijzonder belangrijk is. Zonder bijkomende instroom in de bouwsector zijn heel veel van onze relanceplannen eigenlijk zonder voorwerp. Als we niet zorgen dat er mensen zijn die het werk kunnen uitvoeren, heeft het natuurlijk allemaal bijzonder weinig zin. En deze sector wordt al geconfronteerd met een bijzonder hoog knelpuntkarakter, zoals u terecht aangeeft. 38 beroepen op de lijst van knelpuntberoepen – en dat zijn er een goeie 200, als ik mij niet vergis – zijn rechtstreeks gelinkt aan de bouwsector. We moeten dus alles op alles zetten om tot een sterk actieplan te komen om die instroom te verhogen en ook om mensen langer aan de slag te houden in de sector. Want er is ook uitstroom uit de sector.
U geeft een aantal instrumenten aan, zoals werkplekleren. Nu, ik heb al eerder gesignaleerd dat er problemen zijn met bijvoorbeeld de individuele beroepsopleiding (IBO), het Belgische instrument voor werkplekleren vanuit VDAB. Eenvoudige discussies rond de vergoeding voor verplaatsingen naar werven leiden er blijkbaar toe dat de instroom in IBO in de bouwsector terugvalt. Dat zijn quick wins, waar we met een betere vergoeding en een iets soepeler systeem allicht een betere instroom kunnen realiseren. Ik ben ook een beetje benieuwd naar cijfers rond het duaal leren en rond de knelpuntopleiding. Het verwondert me ook dat er geen cijfers zijn over de wachttijden in de knelpuntopleiding in de bouw, want die zijn er normaal gezien wel.
Ik maak me ook zorgen over de uitstroom naar werk, na het volgen van de knelpuntopleidingen voor de bouwsector bij VDAB. Die schommelt tussen de 50 en 65 procent. Dat wil dan zeggen dat een derde tot de helft van de mensen die slagen in een knelpuntopleiding voor de bouw bij VDAB, uiteindelijk niet op korte termijn aan de slag geraken in de bouwsector. Daar zit dan iets fundamenteel mis met de matching tussen werkzoekenden die slagen voor die knelpuntopleidingen in de bouwsector, en de vacatures in de sector. Ofwel ligt het aan de opleidingen, ofwel ligt het aan de werkzoekenden, ofwel aan de werkgevers, of aan VDAB. Maar ik vind het toch geen positieve cijfers, waardoor we tot actie moeten overgaan. In die zin komt uw actieplan juist op tijd.
Daaromtrent heb ik nog een vraag rond de rol van het sectorfonds. We gaan naar een nieuwe sectorconvenant. Het sectorfonds van de bouwis van oudsher een belangrijke speler als het gaat over opleidingen en vorming. Hoe ziet u die rol evolueren in het kader van het actieplan? Zijn er eventuele problemen bij de samenwerking tussen VDAB en Constructiv, en hoe gaat u dat eventueel verhelpen? Dus, minister, ik heb nog wel wat bijkomende vragen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik had niets anders verwacht, collega Bothuyne, want ik weet dat u een gezonde interesse hebt in een gezonde evolutie van onze bouwsector. Kijk, we hebben heel wat extra budgetten – ook voor de bouw – voorzien, in het kader van de relance. Veel bouwwerven hebt op dit moment veel handen nodig. We zijn nu intensieve gesprekken met de sector aan het voeren, om in de combinatie tussen het goed inzetten van de budgetten, het vinden van de mensen, het opleiden van de mensen, het intersectoraal aantrekken van mensen, grotere succesratio’s te boeken. Op de hoorzitting IBO heb ik ook geantwoord dat dit deel uitmaakt van de loononderhandelingen in de sector, en eigenlijk niet tot de IBO op zich behoort. Er zijn trouwens ook budgetten voorzien voor innovatie en circulair bouwen. Dat is in het kader van de relance, maar dat toont net aan dat we naar een grotere wijziging gaan in de sector.
De uitstroom, daarover was ik ook verbaasd. De uitstroom uit de opleiding is niet slecht. Maar natuurlijk, de cijfers 2018-2020, daar zit natuurlijk ook 2020 in, collega Bothuyne. Ik ga toch nog eens kijken wat de impact van 2020 is op de gemiddelde cijfers. Want het zou natuurlijk kunnen dat 2018 veel beter was, 2019 ook, maar 2020 slecht. Dus, sta mij toe om daar even te zien of dat geen veralgemening is. Ik kan mij echt niet van de indruk ontdoen dat mensen die zo’n bouwopleiding volgen, dan ook wel in de bouw gaan werken. Het lijkt me heel vreemd dat de helft er dan toch niet zou instappen. Ik ga dus eens aan mijn mensen vragen om die cijfers eens wat meer in detail te gaan bekijken. Ik zal dit aanvullend op het antwoord bezorgen, zodra ik daar wat cijfers over heb.
Ik begrijp uw opmerking dat we nog vaag zijn. Ik heb u wel proberen te duiden wat de effecten zijn van het vorige actieplan, en op welke manier we nu het nieuwe actieplan aan het maken zijn.
De samenwerking met Constructiv moet, wat mij betreft, vernieuwd worden, en voorlopig verlopen die gesprekken constructief. Maar er zijn ook wel wat gevoeligheden, waar ik vandaag niet in detail zal op ingaan, maar die ik ook hoop opgelost te krijgen. Er is wat discussie over de manier waarop er samengewerkt zal worden, en wat in de toekomst beter kan. En ik denk, als ik al uw vragen hoor, dat u ook aan de kant staat van degenen die vinden dat er betere, intensere en concretere resultaten geboekt moeten worden. Want het probleem is zeer acuut. De bouw is de motor van onze economie, maar als je geen volk hebt, kun je natuurlijk niets doen. Daarover zijn we het eigenlijk eens.
Inderdaad. ‘Work in progress’ en nog veel werk op de plank, minister. Bedankt nog voor de bijkomende informatie.
Ik noteer alvast dat er een nieuw actieplan komt voor de bouwsector. Dat is op zich al een heel goede zaak. Er is nog heel wat potentieel om te benutten. Ook al zou de uitstroom naar werk via de knelpuntopleiding 65 procent zijn vorig jaar, dan nog gaat er 35 procent verloren en dat mogen we eigenlijk niet laten gebeuren. Ik ga er dus van uit dat hier en daar nog wel een tandje bij kan worden gestoken, zowel bij VDAB en de partners als bij de sector zelf en het sectorfonds. We kijken uit naar het actieplan. Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.