Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een vraag over de eindeloopbaanproblematiek. Ik wil eerst het volgende zeggen. In deze commissie zijn er heel wat hoorzittingen geweest rond het lerarentekort. Ik denk dat men op elke fase in de lerarenloopbaan kan en moet ingrijpen of maatregelen moet nemen, daarom niet tot in de eeuwigheid, maar op een moment dat het hoort, om dat beroep aantrekkelijker te maken. Ik denk dat het goed is dat we met de partijen samen zullen zitten om te kijken of we geen voorstel van resolutie kunnen afleiden op basis van al die hoorzittingen. Misschien zullen er nog een aantal volgen.
Minister, ik wil vandaag uw bijzondere aandacht vragen voor de eindeloopbaanproblematiek. Ik heb zelf lang in het onderwijs gestaan. Ik wil niet te anekdotisch zijn, want dat gebeurt hier in het parlement misschien soms te vaak. Toen ik pas startte, konden leerkrachten of docenten al heel vroeg, als vijftigers, uitstappen aan heel gunstige voorwaarden. Ik wil voor alle duidelijkheid niet terug naar die tijd. Dat is zeker niet mijn pleidooi. Ik wil gewoon dat er gepaste maatregelen worden genomen om te zorgen dat mensen op hogere leeftijd op een goede manier aan de slag kunnen blijven. Dat is de scope van mijn vraag. Ik wil die hier graag uit de doeken doen.
De aanpak van een tekort aan gekwalificeerde leerkrachten kent vele werven. Met ‘leerkrachten’ bedoel ik het heel generiek: zowel voor kleuter-, lager-, secundair als hoger onderwijs. Alles tegelijk doen, zal inderdaad niet gaan. Er is al vaak gezegd dat we de wagen niet gaan overladen, dus ik ga daar ook geen pleidooi voor houden. Maar het is wel belangrijk om planmatig te werk te gaan, met zicht op datgene wat we graag willen bereiken.
Er is vaak aandacht – en terecht ook – voor de start van de loopbaan, en de fase ervoor: de studiekeuze. In een van de vorige vragen is er nog op gewezen om bepaalde aspecten van de lerarenopleiding te versterken. Dat is superbelangrijk. Daar wil ik het vandaag niet over hebben.
Ik wil mij vandaag focussen op de eindeloopbaanproblematiek. Er was een tijd, zoals ik zonet al zei, dat er op het einde van de lerarenloopbaan heel erg veel kon, misschien wel te veel. Nu stel ik vast dat er nog maar heel weinig mogelijk is.
Breed maatschappelijk is de problematiek van de vele langdurig zieken, burn-outs, oudere werknemers die weinig kansen krijgen, enzovoort is ons bekend. Ook het onderwijs ontsnapt niet aan deze problematiek. Daarnaast – en die groep horen we jammer genoeg veel minder – zijn er ook heel wat oudere werknemers die bijzonder goed functioneren, die bijzonder enthousiast voor de klas staan, maar die misschien kleine en specifieke issues hebben waar ze toch graag een oplossing voor willen. Die laatste groep komt in de media jammer genoeg weinig aan bod. Ik wil in deze vraag aandacht hebben voor beide groepen.
Tot voor kort bestonden er heel wat maatregelen die de eindeloopbaan in het onderwijs moesten begeleiden. Ik ga ze niet allemaal uit de doeken doen, ze veranderden ook in de tijd. Maar ik geef misschien toch één voorbeeld: het systeem van 55-plussers met een premie van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). Dit liet 55-plussers toe om voor de klas te blijven staan met minder uren zonder al te veel inkomensverlies, want de RVA legde een stukje bij. Deze situatie is te verkiezen boven leraren die uitgeput afhaken op het einde van hun loopbaan.
Mijn vraag is wat generieker: voorziet u een nieuw verlofstelsel eindeloopbaan? Nogmaals, mijn pleidooi is niet om iets te kopiëren van het verleden, maar gewoon iets te hebben dat aangepast is aan de noden van vandaag. Welke andere maatregelen wilt u nemen om de eindeloopbaan te begeleiden, zodat meer oudere leraren deels of volledig voor de klas kunnen blijven staan?
Ten tweede: er zijn leerkrachten die ook na hun pensioen nog zouden willen blijven werken. In een tijd dat er heel veel leerkrachten werkloos zijn, zou je kunnen zeggen om dat misschien niet te doen, maar vandaag lijkt dat misschien toch een optie. Dit zou ook een van de oplossingen kunnen zijn voor het lerarentekort: laat oudere leerkrachten deeltijds hun pensioen opnemen en deeltijds werken. Met deeltijds bedoel ik ook echt deeltijds, op maat van de persoon die dat wil doen; dat kan vier, vijf of tien uur zijn in een leraren- of lesweek. Nu is het dus alles of niks. Ik heb begrepen dat er mogelijkheden zijn om te blijven werken na je pensioenleeftijd, maar dan heb je geen pensioen. Het is het een of het ander.
Dus je kan nu wel je pensioen opnemen en onbeperkt bijverdienen. Dat kan ook, maar dat lijkt me toch niet bijzonder eerlijk. Het is correcter om parttime te blijven werken, en dus ook belastingen en RSZ-bijdragen (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) te betalen en parttime je pensioen te trekken. De meest gemotiveerden zullen gebruik maken van het systeem deeltijds werken-deeltijds pensioen. Ze hebben bakken ervaring die je niet wegsmijt, maar het best ook op een nuttige manier gebruikt. Ze kunnen een rol spelen bij de begeleiding van jongere leerkrachten, collega’s, stagiairs. Ik moet ook wel zeggen dat oudere leerkrachten vaak ook rust brengen in situaties die soms wel ‘opvliegend’ kunnen zijn op school, want die zijn er altijd wel wat. Het is heel goed dat je daar een goede leeftijdsmix hebt. Dat is dus een win-winsituatie voor het individu en de gemeenschap. Nogmaals, het is niet mijn pleidooi om daar verplichtingen in op te leggen, maar gewoon om de mogelijkheid te voorzien.
Wat denkt u van die piste? Wilt u maatregelen ter zake nemen?
Minister Weyts heeft het woord.
In september 2017 werden de verlofstelsels grondig hervormd. Die hervorming was het gevolg van de beslissing van de regering om te stoppen met het eindeloopbaanstelsel in het kader van de loopbaanonderbreking. Als alternatief werd het mogelijk om een verlof voor verminderde prestaties op te nemen vanaf de leeftijd van 55 jaar tot en met het pensioen. Ik voorzie geen nieuw eindeloopbaanstelsel.
Wat onze eigen bevoegdheden betreft, willen we vooral inzetten op werkbaar werk. Ik heb bij het begin van de legislatuur opdracht gegeven om via een werkgroep psychosociale risico’s te bekijken welke acties we kunnen opzetten om scholen te stimuleren om hun beleid rond psychosociaal welzijn te verbeteren en ook te ondersteunen in het organiseren van werkbaar werk in hun instelling. Men heeft daar dus wel enige ruimte, enige autonomie. Die werkgroep is vrij ruim samengesteld met de administratie, de onderwijsverstrekkers, de vakorganisaties en de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO).
Om oudere leerkrachten te stimuleren langer les te geven, zetten we verschillende initiatieven op poten om schoolleiders en schoolbesturen te ondersteunen bij het versterken van hun welzijnsbeleid. Zo zal ik een inspiratiegids laten ontwikkelen over hoe een welzijnsbeleid in scholen vorm kan krijgen. Deze gids zal zich richten tot schoolleiders en schoolbesturen en zal praktische handvatten aanreiken om scholen te helpen bij het vormgeven van hun welzijnsbeleid. De gids zal ook goede praktijkvoorbeelden bevatten die kunnen inspireren tot het nemen van gerichte acties.
U houdt een pleidooi voor een halftijds pensioen. Ik denk dat u daar meer aan te zeggen hebt dan ikzelf, gelet op de federale bevoegdheid ter zake. Ik weet dat dit bij de federale minister van Pensioenen ook even ter sprake is gekomen, maar die piste zit momenteel in de koelkast. Het is misschien meer aan u om die uit de frigo te halen dan aan mezelf.
Wat hebben we ook gedaan? Dit heeft misschien weinig ruchtbaarheid gekregen, maar we hebben wel een extra loontrap ingevoerd. Vroeger bleef de validering van de anciënniteit beperkt tot 27 jaar. We hebben nu een extra trap ingevoerd en een einde gemaakt aan het huidige loonplafond in het onderwijs. Dat loonplafond bereikten leerkrachten al na 27 jaar dienst, waardoor ze niets meer bij konden krijgen en geen enkel perspectief meer hadden. De extra loontrap zal er nu voor zorgen dat er na 36 jaar anciënniteit extra nettoloon bijkomt. Dat is een maatregel ter waarde van 13 miljoen euro, een aanzienlijk bedrag. Het geldt maar voor een klein aantal mensen, maar is toch een serieuze uiting van waardering en een poging om perspectief te bieden aan mensen die toch al wat jaren op de teller hebben staan. Zij kunnen uitkijken naar extra verloning. Daarmee geven we als overheid waardering aan mensen die hun hele loopbaan gewijd hebben aan ons onderwijs. Zo'n ervaring moeten we natuurlijk koesteren.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn pleidooi is niet om allerlei nieuwe dingen in te voeren. Mijn pleidooi is om het werk voor oudere leerkrachten meer werkbaar te maken.
U zegt te werken aan een inspiratiegids. Dat is één stap, maar alles staat of valt natuurlijk met het beleidsvoerend vermogen van scholen. We hebben het daar al vaker over gehad.
Ik heb ook weet van scholen waar iedereen gelijk is voor de wet. In principe is dat natuurlijk wel zo, maar er zijn goede redenen om iemand die bijvoorbeeld zestig jaar is en wil blijven lesgeven, een paar andere dingen te laten doen binnen de school, in vergelijking met wat hij twintig of dertig jaar lang heeft gedaan. Dat moet zeker mogelijk zijn. Ik weet dat scholen die mogelijkheid hebben, maar alles hangt ervan af in hoeverre ze daarmee aan de slag gaan. Zoals zo vaak in het onderwijs hangt alles met alles samen. Als we de directies en het beleidsvoerend vermogen van scholen versterken, zal hier ook op kunnen worden ingespeeld, lijkt mij.
Ik ben geen pleitbezorger van systemen zoals die vroeger bestonden, want die waren soms veel te genereus. Ik ben niet beschaamd om dat te zeggen. Ik heb relatief jonge vijftigers gezien, in de fleur van hun leven, die konden uitstappen. Dat was maatschappelijk niet verantwoord. Ik mag dat nu wel zeggen, denk ik. Het is goed dat er aanpassingen zijn gebeurd.
Ik zou toch willen vragen, minister, om te kijken wat er in de zorg gebeurt. Je kunt de zorgsector misschien niet met het onderwijs vergelijken, maar daar zijn ook maatregelen genomen om voor oudere verpleegkundigen – ik denk al vanaf 45 jaar – zogenaamde rimpeldagen in te voeren. Ik pleit zeker niet voor een een-op-eenomzetting van het systeem naar het onderwijs, want de situatie is natuurlijk anders, maar ik denk wel dat er iets voor te zeggen valt om mensen die wat ouder zijn – laat ons zeggen vanaf 55 jaar – misschien wat minder voor de klas te laten staan en andere taken te laten doen. Ik begrijp dat scholen die vrijheid wel hebben en ik hoop dat die inspiratiegids daarvoor kan helpen, samen met het versterken van de schoolbesturen.
Ik zal mijn tweede vraag zeker meegeven aan mijn federale collega's. Ik ken een aantal mensen van 65 jaar die graag willen blijven werken in het onderwijs of in andere sectoren, maar door de strikte regelgeving is dat bijzonder moeilijk en bijzonder verwarrend. Mensen die gezond zijn en willen blijven werken, moeten we die mogelijkheid blijven geven. Maar u hebt gelijk: ik zal die vraag op een ander niveau laten stellen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wou even iets zeggen over de link tussen het lerarentekort en werkbaar werk. We moeten dit goed op elkaar afstemmen. We weten dat op dit moment heel veel scholen zoeken om bepaalde vacatures in te vullen. We moeten dus nagaan hoe we dat kunnen doen en dan denk ik dat die twee zeker op elkaar moeten worden afgestemd.
Ik volg de redenering dat we ervaring moeten koesteren. Mensen die bereid zijn om na hun pensioen nog een aantal extra uren voor een klas te staan, zouden we die mogelijkheid moeten kunnen bieden. Ik denk dat er ook nog andere winsten te maken zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan mensen die langdurig ziek zijn en die geleidelijk aan opnieuw voor de klas willen staan, maar die dat niet kunnen door de rigide verlofstelsels.
Ik heb samen met een aantal collega's ook een conceptnota ingediend. We moeten even ons licht laten schijnen op de mogelijkheden die er zijn om ook die mensen aan de slag te laten. Het gaat niet alleen over de baten voor het onderwijs maar ook over de baten voor die mensen zelf, over hun psychisch welzijn. Minister, ik ben dankbaar dat u daar heel wat aandacht voor heeft. We moeten dit zeker meenemen.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik zou me ook graag kort aansluiten, omdat het een uitermate belangrijk thema is. We moeten in Vlaanderen alle zeilen bijzetten om de beschikbare pedagogische capaciteit meer dan ooit maximaal te mobiliseren.
Gisteren hebben we het gehad over de extra middelen voor de zijinstroom, maar we kunnen het niet enkel met extra middelen doen. Een slim onderwijsbeleid op het niveau van de organisatie, de school, is cruciaal, en dat begint met een dynamisch personeelsbeleid. We moeten aan scholen alle mogelijkheden bieden om zo’n beleid effectief te kunnen voeren. Een dynamisch personeelsbeleid heeft verschillende componenten en één daarvan is de eindeloopbaan, met het werkbaarwerkprincipe. We moeten nagaan welke mogelijkheden we vanaf een bepaalde leeftijd aan leerkrachten kunnen geven om zo lang mogelijk hun job te kunnen blijven doen met de passie die ze hun hele carrière aan de dag hebben weten te leggen. In het verleden is er in deze commissie al vaker over gesproken: mogelijkheden tot functiedifferentiatie, een laatste fase in de carrière, een seniorleerkracht. Er kan heel wat creativiteit aan de dag worden gelegd binnen een dynamisch personeelsbeleid om de leerkrachten zo lang mogelijk als het ware vast te houden, met de nodige vrijheid natuurlijk. Vandaag is er nog onvoldoende vrijheid in het personeelsbeleid van scholen om daarmee aan de slag te gaan.
Minister, ik denk dat functiedifferentiatie, seniorleerkracht, enzovoort belangrijke componenten zijn in het personeelsbeleid. Wat kunnen we die personen bieden? Er is al verwezen naar begeleiding van jonge leerkrachten. We moeten naar die dingen op zoek gaan en het beleid moet dat faciliteren.
De heer Laeremans heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het is een interessante problematiek die we nog een aantal jaren goed gaan moeten opvolgen. Het is belangrijk dat we inspelen op de actualiteit en dat heeft men 35 jaar geleden ook wel gedaan. U zegt dat mensen er toen te veel van hebben genoten. Mijn vader was leraar en is op zijn 56e kunnen stoppen. Ik vind dat veel te vroeg, maar waarom heeft men het toen gedaan? Omdat er veel te veel jonge leerkrachten, waaronder ik en vele anderen, in de scholen geen werk vonden en dus elders gingen werken. Daarom heeft men die maatregelen genomen. En die hebben wel gewerkt, want er zijn toen heel wat van die oudere leerkrachten met pensioen of prepensioen gegaan om die jongere generatie toch nog in het onderwijs te houden.
Maar de situatie is nu omgekeerd: we hebben veel te weinig leerkrachten, en het zou dus beter zijn dat we iedereen langer aan het werk kunnen houden. Dat heeft men ook al gedaan, want alle leerkrachten moeten langer werken. Het was eerst 58 jaar, maar wat is het perspectief voor de jonge leerkrachten die nu bezig zijn? Wordt het 65, 66 of 68? We weten het niet. Dat hangt natuurlijk van de federale beslissingen af. Ik denk dat de meeste mensen ook wel beseffen dat het nodig is dat ze langer aan de slag blijven, we leven ten slotte ook langer. Maar het moet inderdaad werkbaar blijven.
Een van de maatregelen die men genomen heeft, terecht, is die extra loontrap, omdat men iedereen ook wel, laat ons zeggen, acht jaar langer laat werken. Het is dan maar normaal dat als je dat doet, je daar ook extra centen voor voorziet. Maar uw voorstel om minder lesuren te laten geven lijkt mij terecht, om het werkbaar te houden. Als men in plaats van twintig nog maar zestien uur voor de klas moet staan kan men dat misschien nog een aantal jaren volhouden. En anders gaat men proberen om ziekteverlof op te nemen of gaat men proberen om toch maar met pensioen te gaan voor een kleiner pensioen. Het lijkt mij belangrijk dat men die piste onderzoekt.
Hoe kunnen we het de leerkrachten gemakkelijk maken? Natuurlijk met minder ballast. Mijn vrouw zegt dat ze vertrekt op de dag dat ze met pensioen kan gaan. Want al die ballast is er te veel aan. Ze staat nog altijd graag in de klas maar die ballast moet weg. Daar speelt dus een combinatie van factoren. Ik vind het toch belangrijk dat men een eindeloopbaanstelsel overweegt, een uitdoofstelsel om stilaan minder te gaan lesgeven. Men zou dat in de volgende jaren toch moeten blijven onderzoeken.
Ik kom zelf ook even kort tussen. Het klopt dat leerkrachten na hun 65 nog kunnen blijven lesgeven, aan de slag kunnen blijven, weliswaar onder bepaalde voorwaarden. En dat gebeurt ook. Maar het zijn er heel weinig. Vorig jaar waren het er een dikke 1000 die zo moedig waren. Er is blijkbaar wel elk jaar een lichte stijging.
Die piste in verband met dat pensioen, dat halftijds pensioen, lijkt mij wel interessant. Maar u zult dat inderdaad moeten opnemen met uw federale collega’s. Wat we wel kunnen doen, is inzetten op werkbaar werk. Het is heel goed dat u zegt daar volop te willen op inzetten, minister, niet alleen voor leerkrachten maar vooral ook voor de schoolleiders. Ik heb daar gegevens over opgevraagd. Als men ziektedagen opneemt tussen 55 en 65, blijkt dat 62 procent daarvan met psychosociale klachten te maken heeft. Werkbaar werk is inderdaad enorm belangrijk. Die inspiratiegids lijkt mij dan ook een heel goed initiatief. Mijn vraag is wanneer we die gids mogen verwachten. Hebt u daar zicht op?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wil toch nog even tussenkomen. Want het verhaal van werkbaar werk en de percentages waarin je je werk kunt hervatten na een ziekte of langdurige ziekte, is iets wat al lang meegaat. Ik ben daar in het verleden ook al over tussengekomen. Dat staat nog niet volledig op punt, en ik denk dat we daar naar variaties moeten kijken.
Ik wil hier toch ook nog eens de werking van die pensioencommissie onder de aandacht brengen. Want ik hoor van mensen die daar passeren dat ze niet het gevoel hebben dat dat een commissie is die hen helpt om te kijken hoe men terug aan het werk kan gaan. Ze hebben allemaal het gevoel voor een soort van tribunaal te komen van mensen die niet eens de moeite doen om het dossier te lezen.
Mensen hebben een dossier van een vuist dik, omdat ze in universitaire ziekenhuizen worden behandeld en begeleid door professoren, bijvoorbeeld in het kader van ingewikkelde kankers maar ook in het licht van stofwisselingsziekten. Zij krijgen dan vragen als: ‘Hoeveel weegt u? Sta eens recht, ga eens terug zitten.’ En op basis van dergelijke zaken vellen ze dan een oordeel. Ze doen niet eens de moeite om de begeleidende brieven van de professoren te lezen. Het omgekeerde gebeurt ook: men wil dan in beroep gaan, en men moet dan binnen de zeven dagen – ook binnen een vakantieperiode – stukken verzamelen die er niet zijn.
Minister, mijn oproep is om de mensen die willen en kunnen werken, te begeleiden. Ik vraag ook om met die pensioencommissie aan de slag te gaan, zodat zij ook die bril opzetten, in plaats van de bril waarmee ze het moeilijk maken voor mensen die willen werken.
Alle begrip, collega’s, er zijn ook een aantal leerkrachten die daar via die weg misbruik van maken, daar moeten we niet flauw over doen. Dat we die eruit halen, daar ben ik het mee eens. Maar voor wie wil werken, moet die beoordeling professioneel gebeuren, op een degelijke manier. Zo hebben mensen het gevoel dat hun case, hun ziekte en ook hun wedertewerkstelling serieus wordt genomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Het zijn terechte bekommernissen en het is een goede discussie. We moeten natuurlijk oog hebben voor het gegeven dat we hier wel te kampen hebben met een krapte op de arbeidsmarkt, zeker als het gaat over de leerkrachten. We hadden het daarstraks al over de kleuterleiders, en er is ook de krapte bij de verzorgers die soms moeten instaan voor de vervanging van kleuterleiders. Dat moeten we natuurlijk in ogenschouw nemen, nog los van de bevoegdheidsdiscussie van de pensioenen. Maar er is in eerste instantie oog voor werkbaar werk, voor het welzijnsbeleid.
Die inspiratiegids moet er volgend jaar zijn. Maar het verlof voor verminderde prestaties is geen binair gegeven. Je kunt dat voor 100 procent opnemen maar ook voor 80 of 50 procent. Dat biedt wel een mogelijkheid. Zo binair is dat dus niet. Los daarvan zijn die inspiratiegids en de voorstellen die al ten dele bestaan rond coaching en rond parallelklassen concrete suggesties, net om dat werk wat bevattelijker, wat draaglijker te maken. Maar verschillende andere suggesties die hier gedaan zijn, liggen soms ook wel op tafel met ons sociaal overleg. Ik denk aan die personeelsleden die tussen wal en schip vallen en wier ziektedagen na een langdurige ziekte zijn uitgeput, maar die toch opnieuw willen werken. Dat heeft natuurlijk budgettaire repercussies, maar daarover spreken we ook met de sociale partners, om te zien wat we daar zouden kunnen betekenen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik voel een hele sterke gedragenheid om die hele loopbaan aan te pakken, maar vooral ook om het einde van de loopbaan werkbaarder te maken. Ik denk dat dat een win-win moet zijn, want het alternatief is dat als werkbaar werk niet meer mogelijk is, mensen helemaal uitvallen. En dat is allerminst te verkiezen.
Het komt erop aan een goed evenwicht te vinden, en ik weet niet of we dat al gevonden hebben. Maar ik merk ook wel dat dat een werk is van lange adem. Het personeelsbeleid van de schoolbesturen is daar een cruciale factor in, dus dat versterken lijkt mij ook een heel belangrijke werf. Wij zijn als partij zeker bereid om daar samen met jullie aan mee te werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.