Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Minister, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) bracht een lijvig informatierapport uit over artificiële intelligentie (AI), waarmee het een algemeen beeld wil schetsen van deze technologie. Het rapport heeft verschillende invalshoeken: het fenomeen van artificiële intelligentie technologisch en wetenschappelijk nader beschrijven, internationale en Vlaamse cijfergegevens bundelen en de sociaaleconomische impact vanuit een internationaal perspectief in kaart brengen. Hiermee wil de SERV ook inzichten aanleveren die kunnen leiden tot adequate beleidsmaatregelen.
Uit het rapport blijkt dat Vlaanderen over grote troeven beschikt, maar nog voor heel wat uitdagingen staat om de kloof met de andere grote economische spelers te overbruggen.
Welke conclusies trekt u uit dit rapport?
Welke uitdagingen ziet u voor de ontwikkeling en uitrol van artificiële intelligentie in Vlaanderen en hoe wilt u die aanpakken?
Het rapport gaat ook dieper in op de ethische omkadering voor artificiële intelligentie. In Vlaanderen is hierbij een rol weggelegd voor het Kenniscentrum Data & Maatschappij. Op welke manier vervult het kenniscentrum deze rol? Welke initiatieven zullen er vanuit Vlaanderen komen om deze ethische omkadering te voorzien?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral de SERV danken voor het diepgaande rapport, dat 444 pagina’s telt. Dat is dus spectaculair. Bedankt, collega Gryffroy, om dat allemaal te lezen. Ik zie u knikken.
Natuurlijk. Wat had u gedacht?
Mijn administratie levert elke week enorme inspanningen om alle vragen zo goed mogelijk te beantwoorden, en ik vind dat ze dat ook goed doet.
Dit rapport, en ook ons hele AI-beleid, verdient een zeer grondig debat. De omvang van dat rapport is ook tekenend voor het toenemend belang van artificiële intelligentie. Er is niet altijd een een-op-eenrelatie te maken, maar in dezen wel. Het is een technologie die potentieel in quasi alle beleidsdomeinen en sectoren een grote impact kan hebben.
Het rapport maakt ook duidelijk dat AI snel in de mond wordt genomen, maar eigenlijk heel veel onderdelen bevat. Er valt dus nog heel veel te ontdekken en te onderzoeken. Volgens mij staan we eigenlijk nog maar aan het begin van de revolutie inzake artificiële intelligentie. Het SERV-rapport bevestigt ook dat we niet blind mogen zijn voor de risico’s verbonden aan AI, vooral voor slecht ontwikkelde AI of AI die geen rekening houdt met bepaalde verworven normen en waarden die wij heel hoog in het vaandel dragen.
AI kan ook heel invasief werken. Zulke systemen hebben de mogelijkheid in zich om heel veel persoonlijke informatie over mensen op te slaan en voorspellingen te doen over hun gedrag. In Europa is er de General Data Protection Regulation (GDPR) die hiervoor omkadering voorziet en er tracht voor te zorgen dat de privacy van Europese burgers gevrijwaard blijft.
Dat brengt ons tot de rol van Europa inzake artificiële intelligentie. De geopolitieke ontwikkelingen zorgen er wel voor dat we binnen Europa moeten samenwerken als we relevant willen blijven in de technologie van morgen. Uit het rapport concludeer ik dat er ook op het vlak van de Europese samenwerking nog heel veel werk aan de winkel is.
Tot slot concludeer ik uit het rapport ook dat we met het Vlaamse Beleidsplan AI de juiste accenten leggen. We zetten in op onderzoek via het onderzoeksprogramma, op de adaptatie door onze bedrijven via de acties van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), op menselijk kapitaal via de Vlaamse AI Academy en het Europees Sociaal Fonds (ESF) en op ethische omkadering via het Kenniscentrum Data & Maatschappij. Dat zijn dus de acties waarvoor Vlaanderen bevoegd is en die onze grootste aandacht vereisen. Dit wordt ook bevestigd in het SERV-rapport.
Wat zijn de uitdagingen? Collega, wat mij betreft, zijn dat er vijf. Ten eerste moeten we zeer, zeer goed samenwerken, over de grenzen heen, met bedrijven. Enkel op die manier kan innovatie die hier wordt ontwikkeld, goed worden uitgerold. Ook op Europees niveau moeten we maximaal aansluiten op programma’s zoals Horizon Europe en het Digital Europe Programme. Ik denk dat we het een paar weken geleden daarover hebben gehad, naar aanleiding van een vraag van collega De Roo.
De tweede uitdaging is ervoor zorgen dat het talent dat in onze kmo’s, onderzoeksgroepen en overheid zit, kennismaakt met de mogelijkheden van AI. Daarvoor is onze Vlaamse AI Academy opgericht en worden er ook ESF-oproepen georganiseerd. Agoria heeft sinds 3 maart 'Sustainable AI in Business', een gratis online cursus voor het bedrijfsleven, gefinancierd met ESF-middelen en middelen uit het AI-plan.
De derde uitdaging is dat kmo’s moeten worden geïnformeerd en gesensibiliseerd over AI. Die aanpak zal vanaf maart nog worden versterkt via de Digital Experience Labs die overal worden opgericht. Daarbij komt de vierde uitdaging: ik wil dit jaar nog werk maken van de opstart van een wetenschappelijke monitoring van de adaptatie en verspreiding van AI-technologie in het Vlaams bedrijfsleven door het Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM). Uit het SERV-rapport blijkt ook dat een goede monitoring wenselijk is om goed te weten waar we staan en om de effecten van het beleid te meten en te kunnen bijsturen.
Het SERV-rapport wijst ten slotte nog op een vijfde uitdaging, de netwerkinfrastructuur waaraan moet worden voldaan om AI uit te rollen. Het snel uitrollen van het 5G-netwerk zou in dezen enorm helpen. Ik ben dus eigenlijk wel blij dat er nu eindelijk stappen worden gezet richting de spectrumveiling.
Wat uw derde vraag betreft, over de ethiek, ben ik heel blij dat u die vraag stelt. Het is voor de Vlaamse overheid niet mogelijk om een eigen Vlaams regelgevend kader voor AI op te zetten. We hebben daar niet de volledige bevoegdheid voor. Wat we wel kunnen doen, is zorgen dat onze organisaties, bedrijven en kennisinstellingen de nodige kennis hebben van die kaders en waarom die van tel zijn, zodat ze die kunnen integreren in hun werking. Dat is precies waarvoor het Kenniscentrum Data & Maatschappij is opgericht.
Het kenniscentrum zal dat doen door aanbevelingen en hulpmiddelen aan te reiken voor sectoren en beleidsdomeinen over hoe om te gaan met AI en datagedreven toepassingen, op een ethische manier. Het zal die kaders opzetten in cocreatie en samenwerking met intermediaire en representatieve organisaties. Ik vond het daarom ook heel belangrijk om de sociale partners op te nemen in de stuurgroep van het kenniscentrum. Kennis van AI en ethiek moet door deze organisatie en ook door de koepelorganisaties worden gecapteerd en gedragen. Vervolgens zijn het dan de individuele bedrijven die ermee aan de slag kunnen gaan.
De visie die het kenniscentrum nastreeft, is zodanig dat het zichzelf eigenlijk overbodig wil maken. Dat gebeurt niet zo vaak. Men wil eigenlijk dat elke organisatie die in Vlaanderen met AI werkt, ook kennis heeft van de ethische omkadering die voor de sector geldt, en dat ook incorporeert in de werking. Om die visie te bewerkstelligen en het Kenniscentrum Data & Maatschappij in staat te stellen hiernaartoe te werken, zal de Vlaamse overheid ook een convenant afsluiten met het kenniscentrum, op basis van die visie. Dat is trouwens ook voorzien in het programmadecreet. We hebben het daar een tijdje geleden ook over gehad. Dat zal meer strategisch denken tussen de werkjaren door toelaten. Zo zullen werkpakketten van het ene jaar ook beter zijn afgestemd op die van het komende jaar en kunnen er trajecten worden opgezet naar de integratie van ethische omkadering in haar geheel.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik denk dat AI heel wat potentieel heeft. Dan hebben we het ook over de energie- en klimaatproblematiek, over welzijn en zorg, over gezondheid, over veiligheid, over de arbeidsmarkt, over de dienstverlening van de overheid. Ik denk echter ook dat dat succes staat of valt met – inderdaad – die ethische omkadering, zodat de gebruiker zich veilig voelt, maar ook met de goede voorbeelden.
Minister, u hebt vijf uitdagingen opgesomd. Ik zou daar nog graag een zesde uitdaging aan toevoegen: hoe gaan we om met de onbewuste of de bewuste gebruiker van AI? Het zit al dieper ingebakken in de maatschappij dan we soms denken. Maar hoe maken we dat de burger zich ervan bewust is dat hij bezig is met artificiële intelligentie en dat hij er dus ook positief tegenover staat om met die artificiële intelligentie te werken? Uw antwoord was vooral gericht op de sensibilisering bij kmo’s, op wat we doen bij ondernemingen, op de samenwerking met het kenniscentrum, op het feit dat we internationaal moeten kijken enzovoort. Maar ik denk ook dat artificiële intelligentie zal staan of vallen in functie van hoe de gebruiker ermee omgaat. Dus hoe gaan we de gebruiker meenemen in het brede verhaal van de artificiële intelligentie, om tot een succes te komen?
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Ik zou voorstellen om in het kader van de regeling van de werkzaamheden eens te bekijken hoe we dit belangrijke rapport kunnen bespreken. Want zoals de minister terecht stelde, omvat dit rapport 444 pagina's en handelt het over een enorme diversiteit aan onderwerpen en uitdagingen. Het lijkt mij goed om dat eens apart te behandelen, zeker nu de vraag van collega Gryffroy zo uitgebreid en algemeen geformuleerd is.
Ook andere recente initiatieven, zoals de publicatie van het boek ‘Artificiële intelligentie en maatschappij’ door een van de onderzoekers verbonden aan het kenniscentrum, en het boek ‘Artificiële intelligentie voor lokale besturen’, waar onder andere mensen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en van het kenniscentrum aan gewerkt hebben, lijken mij heel wat informatie te bevatten om in het parlement mee aan de slag te kunnen. Het is maar een voorstel.
Dat nemen we dan mee in een volgende regeling van de werkzaamheden.
Minister Crevits heeft het woord.
Er zijn uiteraard veel uitdagingen, collega Gryffroy. Evident is het van belang dat je de burger meetrekt in een traject. Maar ik dacht dat dat ook vervat zat in mijn vijf prioriteiten. Wij sensibiliseren ook onze bedrijven via VLAIO. En in het actieplan zelf zitten absoluut ook acties naar het brede publiek. Daarvoor werkt het kenniscentrum net samen met het centrum voor burgerwetenschap. Wij willen burgers betrekken, om vragen te formuleren die dan via artificiële intelligentie aangepakt kunnen worden. Er is trouwens ook een jaarlijks budget voorzien om outreach naar het brede publiek te doen over artificiële intelligentie. Ik heb er ook geen probleem mee om daar een aparte zesde uitdaging van te maken, maar die burgersensitiviteit zit eigenlijk in elk van de uitdagingen vervat. Ik ben het er dus eigenlijk mee eens.
Wat de aparte zitting betreft: ik heb mij daar niet mee te moeien, maar als de SERV zo'n enorme inspanning levert op zo'n belangrijk thema, vind ik dat het als appreciatie voor hen ook heel interessant kan zijn. Ik ben er zelf verbaasd over, maar AI beheert ons leven nu al op een wijze die we totaal niet beseffen. Ik denk dat heel goed zou zijn om daar als parlement heel goed de vinger aan de pols te houden.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De reden waarom ik dat zesde elementje als een apart punt behandel, is dat, als we willen dat er een breed draagvlak is voor artificiële intelligentie, we heel specifiek moeten kijken naar de groep van de bewuste en onbewuste gebruikers. Anders gaan we plots geconfronteerd worden met alle mogelijke complottheorieën, wat we bijvoorbeeld zelfs al zien bij de vaccinaties enzovoort. Dat is eigenlijk voor een stuk ook al artificiële intelligentie, als je ziet wat we daar allemaal doen qua contactopsporing enzovoort. Het komt er dus op aan om het niet enkel ‘high level’ te maken, op een niveau waarvan de gewone burger zegt dat hij het toch allemaal niet kan volgen. Daarom zou het interessant zijn om dit als een zesde punt te behandelen.
Ik ga akkoord met het voorstel van collega Vanryckeghem. Dat kan dan juist een van de items zijn, dat we die punten gaan bespreken met de SERV. Hoe we dat moeten doen, is voor de regeling van de werkzaamheden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.