Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, vorig jaar hebben we hier gesproken over het initiatief van het Agentschap Natuur en Bos (ANB) inzake duurzaam kamperen. Dat was toen een eenmalig initiatief, van juli tot en met september 2020, waarbij Natuurinvest en ANB op een aantal locaties in Vlaanderen een tweehonderdtal kampeerplaatsen voorzag.
Dit paste ook in de corona-aanpak, om onze Vlaamse toeristen in die uitzonderlijke tijden zo goed mogelijk te gaan spreiden over heel Vlaanderen. Het ging om een kleinschalig initiatief met, ik dacht, een zestiental locaties, goed voor een drie- à vierduizend overnachtingen, met opmerkelijke verschillen in bezettingsgraad per locatie.
Dat was een eerste initiatief, ook om te kijken welke toeristen op dat duurzaam kamperen, dat stukje ‘back to basics’, ingaan. Natuurinvest kon het concept van duurzaam kamperen in Vlaanderen uittestten om het daarna te evalueren en te onderzoeken hoe men dat kamperen in de natuur goed kan organiseren, samen met private partners, zonder te veel druk te gaan zetten op de natuur zelf. Het was de start van een bredere reflectie over recreatief medegebruik van de Vlaamse natuurdomeinen.
Ik heb vernomen dat er hierover recent een overleg plaatsvond tussen uw kabinet en diverse stakeholders uit de kampeersector, om te kijken hoe dit project samen met hen in de toekomst verder vorm kan krijgen. Ik vond het dan ook goed om opnieuw een vraag te stellen.
Is het project ondertussen geëvalueerd? Wat zijn de voornaamste bevindingen? Zijn er specifieke aandachtspunten? Moeten we bijsturen of bepaalde zaken herbekijken? Kunt u dat kort toelichten?
Is er ook zicht op het profiel van de logerende gasten? Waren dat jongeren, ouderen, gezinnen met kinderen, rugzaktoeristen? Hebben zij een reden opgegeven waarom ze kiezen voor dat basic kamperen in de natuur? In welke mate is dit een nieuw soort toerist die voor het eerst kennis maakt met kamperen? In welke mate kan deze ‘back to basics’-kampeerformule dienen om ook te proeven van het regulier campingaanbod?
Heeft ANB signalen ontvangen vanwege bestaande kampeerondernemers die interesse zouden hebben om een duurzaam kampeerconcept verder uit te rollen en uit te werken? Zijn daar al verdere gesprekken mee gevoerd?
Wat het overleg met de stakeholders betreft, specifiek met RECREAD: RECREAD was vorig jaar zeer terughoudend, om het voorzichtig uit te drukken. Hoe is dat overleg verlopen? Zijn er samenwerkingsverbanden? Zijn er win-winsituaties voor iedereen?
Welke mogelijke andere pistes voor recreatief medegebruik van Vlaamse natuurdomeinen zijn er mogelijk in de nabije toekomst?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, we hebben vorig jaar inderdaad een eenmalig initiatief genomen. Daar werden vanuit deze commissie toen ook redelijk wat vragen over gesteld en ik heb toen altijd duidelijk gesteld dat het om een eenmalig initiatief ging dat we vanuit het Agentschap Natuur en Bos zelf organiseerden. Het lijkt me logisch dat we daar de private markt bij betrekken, als we dat in de toekomst willen blijven doen. Er zijn heel wat kampeerorganisaties en bedrijven die daar de nodige knowhow rond hebben.
Als we de evaluatie bekijken, dan is die redelijk positief. In totaal kampeerden 9617 gasten in een van de tenten van Buitengewoon Kamperen. Vaak ging het om mensen die zelf niet echt kampeerders waren. Bijna driekwart – 65 procent – daarvan waren gezinnen met kleine kinderen, kinderen onder 12 jaar. Dat is heel wat.
Bij de evaluatie werd gepeild naar de tevredenheid en daaruit bleek dat het initiatief een score van 4,7 op 5 kreeg. Veel kampeerders waren dus tevreden met het concept.
Het ging natuurlijk om iets kleinschaligs. Er waren 13 locaties – u sprak over 16 locaties, maar het waren er 13 – waarmee we 9.617 gezinnen een aanbod hebben kunnen doen. Die locaties werden vooral ’s weekends bezocht: zaterdagen waren de topdagen, met een bezettingsgraad van 90 tot 100 procent. In de weekends zaten de locaties dus redelijk vol, in de week minder. De gemiddelde bezettingsgraad over de hele zomer was 48 procent. Voor een eerste keer valt dat goed mee, denk ik. Maar nogmaals, we hebben dat toen gedaan in het kader van de coronacrisis, waarin veel mensen niet naar het buitenland konden gaan. We wilden iedereen de kans geven om samen met de kinderen te genieten van de omgeving.
Ik heb altijd gezegd dat, als we dit overdoen, we goed moeten kijken welke locaties in aanmerking komen en welke private initiatiefnemer dat dan moet uitbaten. Daarover lopen gesprekken samen met de sector, en die verlopen heel goed. We zullen zien of er zich private spelers of kampeerondernemers gaan aanmelden om het concept eventueel verder te zetten. Die gesprekken lopen. Het is nu aan hen om, als er vraag is, dat ook te doen.
Belangrijk bij die gesprekken is ook het behoud van natuur en landschap. Uit de evaluatie bleek dat er geen natuurschade werd vastgesteld en dat er ook nauwelijks overlast was, noch vandalisme of diefstal. Ik denk dat dat heel goed was.
Vaak ging het om mensen die nog niet eerder waren gaan kamperen. Bij velen was dit de eerste ervaring, die positief bevonden werd. Hopelijk zetten die mensen nu ook de stap naar het echte kamperen.
Maar of we dit nog opnieuw gaan doen, hangt nu volledig af van de vraag vanuit de private sector.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
De evaluatie geeft toch wel een aantal positieve zaken aan: de tevredenheid ligt hoog; het trekt vooral gezinnen met kinderen aan; voor vele, was dit de eerste keer dat ze gingen kamperen, back to basics, maar zonder een tekort aan comfort; er is geen natuurschade; er was weinig overlast. Zeker in een coronajaar was dit een mooi initiatief.
Het is goed om te stellen dat alles nu verder afhangt van de vraag vanuit de kampeerders, maar ook vanuit de ondernemers zelf. Willen zij daar een aanbod voor creëren? Zolang corona er is – en er zal ook de komende jaren nog wel een impact zijn – zal men misschien sneller een weekendje kortbij weg gaan om eens even uit te waaien. Men heeft ook Vlaanderen ontdekt en de natuur gevonden, dus ik vermoed dat de consumenten er wel zullen zijn. Maar het zijn de ondernemers die het aanbod moeten creëren. Als we hen daarbij kunnen begeleiden, dan is dat prima.
Een extra vraag. Dit past natuurlijk ook perfect in de verhaallijn 'Vlaanderen Natuurlijk'. Ik kreeg gisteren nog een antwoord binnen op een schriftelijke vraag, waarin gesteld wordt dat het Logiesdecreet geen vragen of knelpunten in verband met uitbatingsvoorwaarden oproept. Dat Logiesdecreet zit op dat vlak dus goed.
Er worden echter wel wat knelpunten gemeld in andere regelgevingen, vaak ook in andere beleidsdomeinen. Ik dacht dat er verder onderzoek is wat dat betreft. Kunt u al een tipje van de sluier oplichten ter zake?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, dank u wel. Collega Coudyser, ik dank u ook voor de opvolgvraag. We hebben hier inderdaad vorig jaar een gedachtewisseling gehad over dit toch wel bijzondere initiatief. Ik denk dat we het er toen allemaal over eens waren dat dit positief was, uiteraard met enig voorbehoud. U hebt het ook al aangehaald: er is het aspect van het beschermen van de natuur. Men komt immers op locaties waar dat anders niet mogelijk is. Er is natuurlijk ook de complementariteit en de bezorgdheid van de sector over concurrentie en het feit dat er ook op die locaties kwaliteit moet worden geboden. Ik ben blij dat er overleg is met de sector en dat het eventueel breder kan worden uitgerold, dus ik ben heel benieuwd hoe dit verder zal verlopen. Ik ben ook heel enthousiast over het feit dat men gezinnen met kinderen ziet op die locaties. Ik denk dat dat heel wat meerwaarde biedt. Dat is dus echt goed om te horen.
Minister, ik had vorig jaar in januari, toen nog in het precoronatijdperk, ook nog een vraag gesteld over de ambitie van de provincie Antwerpen om een gratis netwerk van bijzondere standplaatsen uit te bouwen, bijvoorbeeld bij landbouwbedrijven, bij brouwerijen en toeristische attracties. Ik weet niet u of daar verder nog iets van hebt vernomen. Is dat van start gegaan? Wat dat betreft, geldt eigenlijk dezelfde bezorgdheid die RECREAD ook had: moet men in dezen geen kader met voorwaarden inzake kwaliteit creëren? Ik wou even horen in hoeverre u nog mee bent wat die ambitie van de provincie Antwerpen betreft.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ook ik wil me graag aansluiten bij deze vraagstelling in opvolging van het debat dat we hierover vorig jaar hebben gevoerd. Minister, ik ben ook blij dat heel wat gezinnen inderdaad hebben genoten van het aanbod dat er is gecreëerd. Zoals ik vorig jaar aangaf, was ik er ook wel van overtuigd dat dit een aantrekkelijk aanbod zou kunnen zijn, maar er zijn inderdaad ook bezorgdheden, die de collega’s ook hebben aangestipt. Enerzijds is er de zorg met betrekking tot natuurschade en de eventuele vergunbaarheid in dergelijke zones. Anderzijds is er de bezorgdheid over wie dit inricht, over de concurrentiepositie van onze kampeerterreinuitbaters. Dat zijn twee bijzonderheden die we toch in het oog moeten houden.
Minister, ik begrijp heel duidelijk dat u stelt dat er geen natuurschade is opgetreden. Daaruit blijkt dan ook heel duidelijk dat het mogelijk moet zijn om in deze bijzondere gebieden toch ook wel recreatief medegebruik mogelijk te maken, bijvoorbeeld in de vorm van kamperen. Ik begrijp dat u aan het onderzoeken bent op welke manier u het concept eventueel verder kunt uitrollen. Ik heb daar een concrete vraag om verduidelijking over. Bedoelt u daarmee dat u bekijkt op welke manier en door wie er eventueel een uitbating kan worden voortgezet op de domeinen die eigendom van Vlaanderen zijn? Met andere woorden, denkt u aan het uitschrijven van concessieformules? Wordt er eventueel ook ruimte gecreëerd voor bijvoorbeeld uitbaters van kampeerterreinen die gelegen zijn in de omgeving van natuurwaardige gebieden, opdat ook zij in aanmerking zouden kunnen komen om dergelijke basic kampeerplaatsen in te richten? Zou dat voor hen ook mogelijk worden gemaakt, zodat dit dus niet beperkt zou blijven tot de dertien op eigen domeinen, maar men ook meer ruimte zou bieden aan private kampeerterreinuitbaters?
Ik ben blij dat u daadwerkelijk overlegt met de kampeersector. U hebt reeds overleg gehad. Wat was hun eerste reactie? Welke knelpunten hebben zij eventueel aangegeven? Welk enthousiasme hebt u ondertussen kunnen vaststellen tijdens dat eerste overleg? Welke timing stelt u voorop om in dezen een duidelijk kader of perspectief te geven, om knopen door te hakken?
Minister Demir heeft het woord.
Het overleg was uiteraard constructief. Ze zullen nagaan in hoeverre ze invulling willen geven aan het concept. De vraag ligt, denk ik, ook wel bij hen. Ik heb hun vorig jaar heel duidelijk gezegd dat dit initiatief, waarbij de overheid dat mee stimuleerde, eenmalig was. We hebben heel wat gezinnen in aanraking kunnen laten komen met kamperen, op een heel laagdrempelige manier. Vaak ging dat over gezinnen die dat normaal niet doen. Eigenlijk hebben we dus reclame gemaakt voor de kampeersector, terwijl de kritiek vooral uit die hoek kwam. Zo zie je maar dat je niet alles met kritiek moet bekampen. Soms zijn er goede ideeën en moet de overheid een eerste zaadje planten. Vervolgens is het aan de sector om daar al dan niet verder invulling aan te geven. Die gesprekken lopen dus. Men zou dat bekijken.
In eerste instantie denken we inderdaad aan concessieformules op de bestaande locaties. Dat zijn we op dit moment met de diverse diensten, waaronder de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), het Departement Omgeving en het Agentschap voor Natuur en Bos aan het bekijken. Ik hoop dat we heel snel zullen zien waar we staan. Vorig jaar was er veel kritiek uit de private sector. Ik ga er dan ook van uit dat ze met velen zullen zijn om in te tekenen op dit buitengewone initiatief.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik kijk ook naar die initiatieven die er van de ondernemers zelf zullen komen. Ik ben ervan overtuigd dat er consumenten voor zijn, dat er vraag naar is. Dan moeten we ook allemaal samen dat aanbod creëren. Verder kijk ik uit naar de verdere toeristische mogelijkheden die kunnen worden gecreëerd om in natuurgebied, in buitengebied, te logeren. Ik begrijp dat daar onderzoek naar is gebeurd. We zullen daar later dus zeker op terugkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.