Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Het is een moeilijk en gevoelig maar open debat. Het zal u niet verbazen, minister, dat het samenhangt met onderzoek naar het covidvaccin. Ik voer dit debat vandaag op basis van cijfers van 2019.
Het zal u niet ontgaan zijn dat er recent actie werd gevoerd aan de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) om maximale transparantie te vragen met betrekking tot dierproeven met proefapen. Het zijn toch dieren met een hoge ontwikkeling en een hoog pijnniveau. De vraag op zich is eigenlijk wel terecht.
Sinds 2014 werden er minstens 29 onderzoeken gedaan met 171 ‘niet-humane primaten’, zoals dat dan genoemd wordt. Dat zijn resusapen. We weten echter niet wat daarna het uiteindelijke lot is van die dieren. Geen enkel onderzoek geeft daar duidelijkheid over. Men noteert in een technische samenvatting wel verschillende opties, zoals euthanasie, pensionering van de dieren, hergebruik, plaatsing in een opvangcentrum.
Eigenlijk is het verplicht om, na het einde van elk onderzoek met niet-menselijke primaten, een retrospectieve analyse te maken, een terugblik dus op hoe alles verlopen is. Die moet onder andere het exact aantal dieren tijdens het onderzoek vermelden en moet worden opgesteld door de ethische commissie.
Die analyse moet dan toegevoegd worden aan de niet-technische samenvatting en moet gepubliceerd worden door de Vlaamse dienst Dierenwelzijn. Hoewel we deze verplichting al heel lang kennen, sinds 2013, werd geen enkele niet-technische samenvatting bijgewerkt met de resultaten van zo’n terugblik, van zo’n retrospectieve analyse. Dat baart me natuurlijk wel zorgen.
Minister, ik vermoed dat u wel op de hoogte bent van deze problematiek. Het gaat om een problematiek die ondertussen al acht jaar aansleept.
Kunt u inzage geven in die retrospectieve analyses van onderzoeken met niet-humane primaten sinds 2014? Hebt u die en kunt u ons daar toelichting bij geven? Kunt u die aan ons bezorgen? Kunnen wij daar tenminste, als parlementsleden, transparantie over krijgen – die eigenlijk verplicht is?
Kunt u ons zeggen hoeveel dieren er effectief gebruikt werden voor deze proeven? Wat gebeurde er met deze dieren na afloop van het onderzoek?
Hoe staat u tegenover de eisen van Animal Rights en GAIA, dat dieren die experimenten hebben ondergaan, een volwaardig pensioen moeten kunnen krijgen in een opvangcentrum en de universiteit?
Ik zal hierover nog een aantal meer technische vragen schriftelijk indienen, afhankelijk van uw antwoord. We kunnen misschien straks nog dieper ingaan op een aantal zaken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil wat verduidelijking geven over deze technische materie. We hebben de sector niet gevraagd om de niet-technische samenvattingen bij te werken op basis van de retrospectieve analyses. De Europese Proefdierenrichtlijn en het hierop gebaseerde Proefdierenbesluit bevatten tot voor kort een onduidelijkheid, die we aangepakt hebben. Er werd namelijk gesuggereerd dat de niet-technische samenvattingen, die opgesteld worden in het kader van de aanvraag van een projectvergunning, in een latere fase moeten worden aangepast aan de resultaten van eventuele beoordelingen achteraf – de zogenaamde retrospectieve analyses. In de praktijk werd echter duidelijk dat het niet de bedoeling kan zijn dat niet-technische samenvattingen, die opgesteld moeten worden bij de aanvraag van een projectvergunning, later nog bijgewerkt worden. Dat werd ook door de Europese Commissie bevestigd. De niet-technische samenvatting kan dus enkel worden aangepast wanneer het project zelf wordt aangepast.
Gelet op die onduidelijkheid, zijn we dan op zoek gegaan naar een oplossing, die ook afgestemd moest worden op een initiatief van de Europese Commissie hierover. Dat vergde wel wat tijd. Er volgden een wijziging van de Europese richtlijn midden 2019 en een nieuw uitvoeringsbesluit in april van het afgelopen jaar. Rekening houdend met die informatie, heb ik vervolgens de Vlaamse regelgeving aangepast in december van afgelopen jaar.
De gewijzigde regelgeving voorziet nu expliciet dat de retrospectieve analyses na afronding ervan aan de dienst Dierenwelzijn bezorgd moeten worden. In de Vlaamse regelgeving wordt nu ook verduidelijkt dat het niet de bedoeling is om de niet-technische samenvattingen te wijzigen na afronding van de retrospectieve analyse, maar dat een link voorzien zal worden tussen de niet-technische samenvattingen en retrospectieve analyses zodat deze laatste informatie kan worden geraadpleegd samen met die van de niet-technische samenvatting.
De gevraagde retrospectieve analyses zijn dus niet in het bezit van mijn diensten, maar deze documenten konden wel steeds ingekeken worden door de inspecteur-dierenartsen tijdens hun controles.
Zoals gezegd, geldt vanaf dit jaar dat de retrospectieve analyses na afronding ervan aan de dienst Dierenwelzijn en aan de Europese Commissie bezorgd moeten worden.
De Europese Commissie zal instaan voor de publicatie van de niet-technische samenvattingen en de retrospectieve analyses in een centrale EU-databank, die ook publiekelijk toegankelijk is.
De data over hoeveel dierproeven er worden uitgevoerd op niet-menselijke primaten, zijn publiek. Ze worden bekendgemaakt in de proefdierstatistieken die jaarlijks online gepubliceerd worden. De cijfers van de voorbije jaren tonen dat het aantal proeven op niet-menselijke primaten stabiel is. Dat aantal schommelt steeds rond de 40 proeven per jaar. In 2019 ging het om 37 dierproeven, wat natuurlijk maar een klein percentage is van het totaal aantal dierproeven, namelijk 0,014 procent. Dat is gelukkig beperkt. Het gaat trouwens om cijfers inclusief hergebruik. Dat wil zeggen dat het ging om dieren die ook al in andere proeven gebruikt zijn. In 2019 ging het om 7 proeven op dieren die voor het eerst gebruikt werden in een proef en om 30 proeven op dieren die reeds eerder in een proef werden ingezet.
Wat er na het onderzoek gebeurt met de dieren, wordt uiteraard voor elk individu apart bekeken. De mogelijkheid is voorzien om ze te plaatsen in een opvangcentrum. Dat is natuurlijk altijd de meest aangewezen optie. Een alternatief is een adoptie via het opvangcentrum, maar dat is natuurlijk niet altijd mogelijk, gelet op de mogelijke implicaties van proeven op de dieren zelf.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het verheugt me om te horen dat de informatie gebundeld zal worden bij de Europese Commissie, die het zal publiceren, conform onze doelstellingen, maar ook conform de doelstellingen die de universiteiten zelf aangeven. Zij zeggen dat ze maximale transparantie willen, zodat de informatie in een databank terechtkomt die men kan raadplegen. Dank u wel voor deze informatie die ik nog niet had, en ook om de onduidelijkheid weg te nemen in het nieuwe uitvoeringsbesluit. Als je dit uit de techniciteit haalt van retrospectieve analyses, de link met de technische samenvattingen enzovoort, dan is de vraag die het meest in het oog springt: wat zijn de omstandigheden van de dieren die gebruikt zijn voor de dierproeven, en wat gebeurt er uiteindelijk met die dieren? Kunnen we er zicht op krijgen of ze werden geëuthanaseerd, in leven gehouden, of hergebruikt ? Er is op dit moment geen enkel project dat daarover duidelijkheid gaf.
Daarom is de precisering achteraf, over wat er uiteindelijk van de dieren geworden is, zo belangrijk. Dat is ook wat de gemoederen beroert, en dat zou in die retrospectieve analyse behandeld kunnen worden. Wat dat betreft ben ik dus blij dat u wat licht hebt kunnen werpen op de evoluties in dat dossier. U verwijst nu specifiek naar de niet-humane primaten, maar we weten wel dat, terwijl het aantal dierproeven tot 2019 eigenlijk gedaald was, het aantal pijnlijke proeven gestegen is. Het gaat dan over katten, honden, primaten. Pijnlijkheid is dan de focus om in eerste instantie op in te grijpen. De focus op de niet-menselijke primaten is dan logisch ook sterker. België zit op dit moment, als het gaat om die pijnlijke proeven, op een niet-benijdenswaardige vijfde plaats binnen de Europese rangschikking.
Ik dank u dus, minister, voor uw antwoorden betreffende mijn vraag. Ik kijk uit naar de databank van Europa. Zou u alleen nog kunnen zeggen wanneer die daadwerkelijk online gaat, en of ze ook alle onderzoeken gaat vermelden die sinds 2014 zijn opgestart ? Dat zou ik nog graag weten, als bijkomende vraag, omdat het meestal niet gaat over onderzoekjes van een paar maanden, maar meestal over vier, vijf jaar of langer. Het gaat vaak over onderzoeken die vorig jaar nog liepen, of zelfs nu nog lopend zijn. Mijn vraag is dus of die ook in de databank zullen opduiken, of ze raadpleegbaar zullen zijn. Dat lijkt me wel aangewezen, nu de onduidelijkheid is weggenomen. Op die vraag had ik nog graag een antwoord.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik zou graag willen aansluiten met betrekking tot deze vraag. Het is een thema dat ik zelf ook heel geregeld aan bod breng. Heel recent, minister, heb ik aan u een schriftelijke vraag gesteld. Daar heb ik uitgerekend gisteren een antwoord op gehad. Aansluitend bij deze vraag zou ik er gebruik van willen maken om een bijkomende vraag te stellen.
Want uit het antwoord dat ik van de minister kreeg, leer ik dat er een initiatief werd genomen om te verhelpen aan het feit dat een evaluatietool voor een periodieke, systematische evaluatie van de ethische commissies ontbrak. Dat was namelijk vooral mijn vraag. De minister heeft een externe partner onder de arm genomen om een dergelijk instrument te ontwikkelen. Minister, in het antwoord dat ik kreeg op mijn vraag stelt u dat deze overheidsopdracht lopende is. Kunt u daar een duidelijkere actuele stand van zaken over geven? Zit het nog in de gunningsfase of is er al een externe partner bekend? Over welk budget gaat het? Welke timing voorziet u daarvoor?
Verder wil ik nog aandacht vragen voor het onderzoek naar alternatieven voor dierenproeven. Want jammer genoeg zijn dierenproeven nog altijd een noodzakelijk kwaad. We gaan nu altijd uit van het 3V-principe (vervanging, vermindering en verfijning), maar het is toch ook een uitdaging om ervoor te zorgen dat er in de toekomst hopelijk een dierproefvrije wereld kan bestaan. Toch bestaan er in Vlaanderen geen of nauwelijks instrumenten om die transitie in te zetten. Wel bestaan er in Vlaanderen verschillende budgetten en vehikels die bijdragen aan onderzoek en ontwikkeling en die dat financieren. Die zitten vooral onder de bevoegdheid van minister Crevits. Minister, zult u er bij uw collega op aandringen om, waar relevant, bij de toekenning van kredieten rekening te houden met het welzijn van proefdieren die eventueel worden gebruikt en actief te zijn in het toepassen van dat 3V-principe? Ik doe een warme oproep om daar als minister van Dierenwelzijn goed in overleg te gaan met uw collega, zodat die budgetten goed worden besteed.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de vragen met betrekking tot die Europese databanken betreft, kan ik zeggen dat er een verschil is tussen de Europese regelgeving en de Vlaamse. Ook op dat vlak staan wij in Vlaanderen verder. Op Europees niveau zal alleen de retrospectieve analyse vanaf dit jaar online komen, niet met terugwerkende kracht. In Vlaanderen verplichten wij voor veel meer proeven retrospectieve analyses dan Europa. Europa vraagt dat enkel bij niet-menselijke primaten en voor de ernstige proeven. Wij vragen voor alle dierproeven retrospectieve analyses, tenzij voor terminale proeven. Dat is een incongruentie en wij hopen dat Europa ook op dat vlak volgt.
Wat betreft de evaluatietool kan ik het niet onmiddellijk uit het hoofd zeggen. U hebt net een schriftelijk antwoord gekregen. De opdracht is nog lopende, ik denk dat ze niet bepaald eenvoudig was. Ik zal uitzoeken tot wanneer dat nu precies is en wanneer we de afhandeling voorzien.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Ik houd het kort. Ik onthoud van de minister – en dat was voor mij belangrijk, omdat het de nieuwe informatie betreft waarover ik die bijkomende vraag had gesteld – dat de databank van de Europese Commissie niet retrospectief is. Vermits alle documentatie van projecten met niet-humane primaten moet worden bewaard tot de retrospectieve analyse is afgerond, is het vandaag niet te laat om de retrospectieve analyses op te vragen voor de afgelopen projecten. Minister, mijn vraag is dan expliciet om daar op enige manier toch transparantie in te creëren wat ons land, wat Vlaanderen, betreft. Want dat is eigenlijk de aanleiding tot deze vraag, aangezien er op dit moment uit de data niet kan worden opgemaakt wat er achteraf effectief gebeurt met de dieren die worden gebruikt.
Op welke manier kan er transparantie komen over de afgelopen projecten, die niet in de Europese databank zullen zitten? Zo kunnen we toch wat zicht krijgen op de situatie sinds 2014 tot nu. Kunt u daarover informatie bezorgen aan de commissie? Dat kan perfect schriftelijk. Kunt u daarover transparantie geven?
De vraag om uitleg is afgehandeld.