Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden las ik in een opvallend artikel dat in de provincie Antwerpen niet minder dan een op de drie flitspalen buiten werking is. De provincie Antwerpen is daarbij van alle Vlaamse provincies de provincie met procentueel het minst aantal werkende camera’s. De andere Vlaamse provincies doen het een pak beter. Dat is toch wel opmerkelijk, omdat de vorige Vlaamse Regering in het belang van de verkeersveiligheid eiste dat defecte snelheidscamera’s een uitzondering moesten zijn. In elke provincie moest minstens 80 procent van de flitscamera’s werken. De reactie van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) mag eveneens opmerkelijk genoemd worden. Volgens het agentschap is het bijzonder lastig om een werkingspercentage van 80 procent te halen vanwege, ik citeer letterlijk “het erg drukke verkeer in de regio Antwerpen (…) waardoor het herstellen van die defecte camera’s of bijhorende lussen in het wegdek, bijzonder moeilijk is."
Verder verwijst men ook naar de werken voor de Oosterweelverbinding die ervoor zorgen dat een aantal flitscamera’s niet functioneren. Minister, dit kan en mag geen excuus zijn in de strijd tegen de verkeersonveiligheid.
Welke acties zult u ondernemen om het aantal defecte flitscamera’s in de provincie op te trekken naar een werkingsgraad van minstens 80 procent? Binnen welke termijn zult u die werkingsgraad realiseren?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Verheyden. Wij focussen ons niet alleen op de provincie Antwerpen, maar uiteraard op heel Vlaanderen.
U vraagt specifiek welke acties wij willen ondernemen om de werkingsgraad op te trekken naar 80 procent. Ik kan u meegeven dat Agentschap Wegen en Verkeer op verschillende sporen werkt. Enerzijds blijven ze inzetten op een goede afstemming met de vergunningverlenende instanties om op zo kort mogelijke termijn vergunningen te kunnen verkrijgen voor het slijpen of het herslijpen van de lussen nadat er defecten zijn vastgesteld, of nadat er wegenwerken waren, of nadat er door vandalisme of wat dan ook ergens een probleem ontstaan is met de lussen in het wegdek. Anderzijds, voor locaties waar er veel problemen zijn met de lussen zelf, kan men nu al gebruikmaken van een nieuw type camera dat niet werkt met lussen in het wegdek, maar los van het wegdek werkt en een detectie opneemt, waardoor het aantal vergunningen dat nodig is om te interveniëren in het wegdek, enorm beperkt kan worden. Dat is toekomstgericht sowieso een veel betere oplossing. Maar we zitten natuurlijk nog met een aantal oudere camera’s die werken aan de hand van die lussen.
Binnen welke termijn willen we de werkingsgraad optrekken en realiseren? We hebben eigenlijk een continu streven naar een werkingsgraad van 80 procent. Maar het is natuurlijk niet evident om de realisatietermijn hier ten volle op vast te leggen, omdat we ook afhankelijk zijn van andere instanties, van andere vergunningverlenende overheden, van steden en gemeenten, van wegenwerken die her en der worden uitgevoerd, of van defecten die er zijn en nog niet onmiddellijk gedetecteerd zijn.
De cijfers zijn alleszins niet goed en zeker niet als je specifiek naar Antwerpen kijkt. De zone van Antwerpen, waar de actuele werkingsgraad slechts 66,25 procent is: dat is niet goed, dat moet hoger, zeker als we naar de rest van de provincie kijken, waar het wel 80,18 procent is. Het is één welbepaalde zone waar het niet goed is. We zullen zeker aan de administratie vragen om er asap voor te zorgen dat dat percentage hoger is. De handhaving is en blijft heel belangrijk om de hardleerse snelheidsduivels uit het verkeer te halen. We proberen alleszins overal die 80 procent te halen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik denk ook dat het evident is dat we allemaal willen dat minstens 80 procent van die camera’s werkt, zeker als we dan kijken naar zo’n verstedelijkt gebied zoals de omgeving van Antwerpen, waar we heel druk verkeer hebben, heel gevaarlijke kruispunten hebben, waar de verkeersveiligheid vaak niet altijd gegarandeerd is. Het is dan belangrijk dat daar zo veel mogelijk camera’s werken.
U zegt dat u afhangt van heel wat andere stakeholders, dat u vergunningen moet krijgen en dergelijke meer. Maar als ik zie dat de opmerking van AWV is dat men vooral vanwege de verkeersintensiteit herstellingen vaak niet kan uitvoeren, vraag ik mij af waarom er dan ’s nachts geen werken uitgevoerd worden. Dan is de verkeersintensiteit een pak lager. Als men daarop zou kunnen focussen, zou die werkingsgraad vrij snel opnieuw naar die 80 procent en misschien zelfs daarboven opgetrokken kunnen worden. Ik wil erop aandringen om toch te bekijken of men ook ’s nachts geen werken kan uitvoeren. Elke dag dat flitscamera’s niet werken, is een dag dat het gevaar voor andere en vaak zwakkere weggebruikers veel te hoog is.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik heb ook al over andere elementen meermaals aan AWV gevraagd om zeker ook ’s nachts te werken, wanneer de verkeersintensiteit een pak lager is. Maar specifiek daar waar de laagste graad is inzake de werking van de flitscamera’s heeft het vooral te maken met het krijgen van de vergunningen. Daar waar men op sommige locaties gemiddeld op tien dagen tijd de toelating krijgt van de gemeente om de lussen in de weg opnieuw aan te leggen, gebeurt dat hier op welbepaalde plaatsen over een veel langere tijd. Dat is ook wel een probleem waar misschien het best op gefocust kan worden. Maar AWV is daarmee bezig. We hopen dat daar ook snel verbetering in kan gebeuren. Natuurlijk is ’s nachts werken sowieso ook een oplossing om te zorgen dat er niet veel te veel opstoppingen zijn waar de verkeersintensiteit hoog is.
De heer Verheyden heeft het woord.
We leven op goede hoop. We hopen inderdaad, net zoals over alle fracties heen, dat we heel snel die werkingsgraad kunnen optrekken. Het is in het belang van ieders verkeersveiligheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.