Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, eind vorig jaar kreeg studieondersteuningsorganisatie ’t Scharnier van OCMW Brugge onaangekondigd een brief van het departement Onderwijs met de melding dat de subsidies die het van Vlaanderen krijgt, geschrapt zullen worden. Hierdoor verliest de organisatie 30.000 euro per jaar. Door die stopzetting zouden naar schatting 25 kwetsbare kinderen in de regio Brugge en Blankenberge niet meer geholpen kunnen worden. Kompanjon vzw, werkzaam in Gent en Antwerpen, kreeg eenzelfde brief en verliest per jaar hetzelfde bedrag. Door het wegvallen van de subsidies kunnen ze zeker 40 kwetsbare kinderen niet meer helpen. Ook De Katrol vzw in Oostende verliest zijn subsidies.
Het is natuurlijk wat wrang, minister, dat u, terwijl de leerachterstand verder blijft oplopen, de gratis studieondersteuning voor de meest kwetsbare kinderen schrapt. Die organisaties hebben de voorbije weken en maanden bergen werk verzet om die kinderen zo goed mogelijk te ondersteunen tijdens de schoolsluiting en de coronacrisis. Ook naast corona leveren ze natuurlijk goed werk.
Waarom hebt u besloten om de subsidies voor organisaties als Kompanjon en ’t Scharnier stop te zetten?
Hoeveel organisaties voor studieondersteuning hebben hun jaarlijkse subsidie verloren? Over welk budget gaat het? Ik kreeg namelijk wel signalen uit het terrein, maar misschien gaat het om meer organisaties.
Op welke manier zult u structureel studieondersteuning voorzien voor de meest kwetsbare leerlingen?
Minister Weyts heeft het woord.
Er zijn heel wat organisaties overal te lande actief op het vlak van huiswerkbegeleiding en studieondersteuning. Ik heb daar ook bijzondere waardering voor, maar ik kan natuurlijk niet elk lokaal initiatief ondersteunen. Ik moet ter zake keuzes maken. Ik wil meer zorgen voor een Vlaanderenbreed beleid, in de plaats van het apart lokaal ondersteunen van vzw’s hier en daar.
Eind 2019 al heb ik per brief aan de verenigingen die u noemde, meegedeeld dat hun ad-hocsubsidie – want het was altijd een ad-hocsubsidie – in 2020 mogelijk de laatste zou zijn. In 2020 plande ik namelijk een oefening inzake het herbekijken van de subsidiekeuzes. Eind vorig jaar heb ik de drie vzw’s meegedeeld dat er geen nieuwe subsidie voor 2021 kwam.
Deze organisaties kregen samen ongeveer 100.000 euro steun. Ik voorzie dit schooljaar wel nog een halftijdse detachering voor vereniging SPOOR, voor haar studieondersteuningswerking van ’t Scharnier.
De inzet van studieondersteuningsinitiatieven is niet te miskennen. Ik waardeer dat, zeker in de context van COVID-19. Net daarom is het echter van belang om te werken op een Vlaanderenbrede manier. Er gaan geen middelen verloren, integendeel: er komen middelen bij, maar wel op Vlaanderenbreed niveau.
Ik subsidieer Vlaanderenbreed de studieondersteuning bij kwetsbare leerlingen via de jaarlijkse subsidieoproep voor student tutoring voor 230.000 euro. Daarbij schakelen hogeronderwijsinstellingen hun studenten in als buddy’s van leerlingen in de derde graad basisonderwijs en ouder. Verschillende daarvan werken ook samen met de lokale vzw’s in kwestie.
Daarnaast hebben we zelf een nieuw initiatief op poten gezet op het vlak van studieondersteuning. Vanaf september vorig jaar is het project Leerbuddy Vlaanderen gestart, dat ongeveer 110.000 euro ondersteuning krijgt. Daarbij willen we zo veel mogelijk kwetsbare leerlingen met een leerachterstand ondersteunen om een inhaalbeweging te maken.
Dat project ambieert enerzijds om de bestaande waardevolle initiatieven te versterken, waar ook in Vlaanderen. Het maakt hier niet echt uit of ze nu gevat worden onder de vlag van student tutoring, buddybegeleiding of huiswerkbegeleiding. Het is wel een Vlaanderenbrede coördinatie.
Het is ook de bedoeling dat de trekker daarvan nieuwe initiatieven in het leven roept en stimuleert, en ervoor zorgt dat nieuwe initiatieven het levenslicht zien. Zij treden daarbij op als een overkoepelende structuur, die zorgt voor de coördinatie van de activiteiten. Zij geven mee hoe je dat kwaliteitsvol aanpakt.
Er zijn vijf halftijdse gedetacheerde leerkrachten die overleggen met lerarenopleidingen en met lokale overheden, om te zien waar er nog kansen liggen om die capaciteit op te trekken en om op zo veel mogelijk plaatsen kinderen en jongeren te ondersteunen. Dat project zet natuurlijk ook in op de kwaliteit van het buddygebeuren, door die praktijken te inspireren met beschikbare modellen, succesverhalen, goede praktijken en ontwikkelde instrumenten. Het zet ook voor de deelnemende lerarenopleidingen, de lokale besturen en andere belangstellenden een lerend netwerk op.
Daarmee willen we, samen met de jaarlijkse subsidieoproep voor student tutoring, veeleer een Vlaanderenbrede studieondersteuning organiseren, en dat ook verankeren, en niet alleen op grond van de eenmaligheid. We zouden dat dus wel structureel gaan verankeren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Natuurlijk vinden wij het enerzijds bijzonder jammer dat dit soort lokale initiatieven hiermee verloren gaat, omdat dat natuurlijk initiatieven zijn die ondertussen een lokaal netwerk hebben, die kinderen ook bereiken, en die daarrond de nodige expertise hebben opgebouwd. Die gaat op deze manier natuurlijk compleet verloren.
Ik moet zeggen dat ik anderzijds ook wel begrijp dat u kiest voor een Vlaanderenbrede aanpak. Ik heb u daarnet in de vraag over lerarenachterstand al gezegd dat ik op zich wel heil zie in projecten als Leerbuddy Vlaanderen en student tutoring, hoewel ik natuurlijk denk dat we er met dat bedrag – laat mij er dan 330.000 euro van maken voor heel Vlaanderen – absoluut niet gaan geraken. Daarbij doe ik nog eens de oproep om daar echt verder in te investeren. Op welke manier kunt u garanderen dat dat soort initiatieven ook de focus gaat leggen op kwetsbare kinderen? Want daar is de nood natuurlijk het grootst; dat is net de groep van wie de ouders zich geen dure bijlessen kunnen permitteren. Het is dus heel erg belangrijk dat die in eerste instantie worden bereikt.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, in de commissievergadering van 5 oktober gaf u naar aanleiding van een aantal vragen over het stopzetten van de onderwijssubsidies voor vzw De Link de volgende quote: “U mag mij hier letterlijk op afrekenen: we zullen extra middelen investeren in de aanpak van kinderen en van volwassenen in armoede. Het is alleen onze verdomde plicht om ervoor te zorgen dat die middelen efficiënt worden besteed en dat die middelen optimaal worden aangewend, net in functie van ons doel, en dat is het bestrijden van armoede.”
Voor onze fractie is wat van onderuit groeit ook wel van belang. Wat nabij is, vinden we belangrijk. Maar in dezen is mijn vraag heel concreet. U pleit voor een Vlaanderenbrede verankering, en we zullen ook wel de vinger aan de pols houden. Maar hoe zorgen we ervoor dat er ook in de verre Westhoek en in het verre Limburg effectief van die initiatieven kunnen worden genomen, en dat die blijvend ondersteund worden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik ben wat in de war met wat collega Vandromme nu net zegt. Er waren projecten in een aantal steden, heel ad hoc. Ik heb de minister horen zeggen dat hij een Vlaanderenbrede aanpak wil doen. Dat zal dan alleszins sowieso beter zijn dan heel gerichte projecten in één stad. Vanaf het moment dat er één plaats bij komt, zijn we al meer Vlaanderenbreed.
Dat is wat wij vanuit onze fractie te berde wilden brengen, minister, dat het voor ons belangrijk is dat dat Vlaanderenbrede verder gerealiseerd kan worden dan waar we nu staan.
Minister Weyts heeft het woord.
Bedankt voor het begrip. Het is inderdaad niet altijd plezierig om keuzes te moeten maken, maar in functie van de meest efficiënte aanwending van de middelen, denk ik dat de Vlaanderenbrede aanpak aangewezen is. Let op, het is niet zo dat al die initiatieven dan verloren gaan. Enerzijds worden zij ook veelal ingeschakeld in die Vlaanderenbrede aanpak. En anderzijds is er ook de lokale verankering en lokale ondersteuning die veelal speelt. Het is juist dat het dikwijls over heel kleinschalige projecten gaat. Dat is ook goed. Zelfs op wijkniveau kan dat absoluut inspelen, omdat het korte lijnen zijn en men de lokale situatie goed kent. Dat is ook prima. Vandaar ook die lokale ondersteuning.
Het is een Vlaanderenbrede aanpak. Ik kan mevrouw Vandromme geruststellen: wij laten de Westhoek niet los. Die maakt onlosmakelijk deel uit van Vlaanderen. Het is inderdaad niet dichtbij, maar het is ons wel heel sterk nabij.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik hoop natuurlijk dat er maximaal gekeken wordt hoe de mensen die vandaag het verschil maken in die organisaties, ook hun plaats kunnen vinden in projecten zoals eventueel Leerbuddy Vlaanderen. Ik wil daarbij als laatste bemerking nog meegeven dat we natuurlijk ook moeten zorgen dat er geen concurrentie ontstaat tussen nieuwe en bestaande initiatieven. Want bijvoorbeeld bij Leerbuddy Vlaanderen worden er nu in de verschillende provincies coördinatoren aangesteld om leerbuddywerkingen uit de grond te stampen. Maar op heel veel plaatsen zijn er natuurlijk die doorlopen. Het kan niet de bedoeling zijn dat die elkaar beginnen te beconcurreren in het zoeken van vrijwilligers om kinderen te begeleiden. Ik hoop dat daar rekening mee wordt gehouden en dat er vooral ook gezocht wordt naar een goede samenwerking tussen Leerbuddy Vlaanderen en de lokale initiatieven die vandaag al zeer goed werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.