Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Miert heeft het woord.
Het is spijtig dat het een beetje wordt ondergesneeuwd door de federale en Vlaamse relancemaatregelen wegens het coronagebeuren. Als we er later op zullen terugkijken, zullen we beseffen dat deze Vlaamse Regering duidelijk de lokale besturen heeft ondersteund, niet alleen met financiële middelen, maar ook met heel veel andere tools om lokaal tot een grotere performantie en betere dienstverlening voor de burger te komen. We bespreken dat hier heel vaak binnen dit gezelschap.
Een forum dat we als lokale besturen te vaak vergeten, is het Europese. Ook daar zijn veel subsidies te halen voor de lokale of regionale besturen.
Het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (VLEVA) fungeert daar eigenlijk een beetje als bruggenmaker tussen die lokale overheden en het Europees beleid. Ik heb het in mijn vraagstelling over netwerking, informatiedoorstroming, de promotie van Vlaanderen, sensibilisering en detectie en signalering van Europese subsidies. Onze minister-president heeft reeds aangegeven dat VLEVA dit jaar bijkomende initiatieven zal nemen om die subsidielijnen beter bekend te maken. Het is niet voor iedereen evident; een grotere organisatie kan daar mensen op zetten die zich daarin bekwamen, die die dossiers kunnen aanmaken om op zoek te gaan naar geld vanuit Europa om hun regio, hun lokaal bestuur te versterken.
Het is dus duidelijk dat VLEVA er alles aan doet om die betere kennis en intekening voor Europese middelen bij het lokale beleid te versterken, maar uiteraard zijn er nog andere actoren, andere partners die hun zeggenschap en hun ondersteunende rol hierin moeten duidelijk maken. In die optiek heb ik een aantal vragen, minister.
Hoe zit het met de wisselwerking tussen enerzijds het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), VLEVA en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) als het gaat om de brug te maken tussen lokale besturen en de Europese subsidies die wij eventueel kunnen binnenhalen op ons terrein?
Hoe ziet u uw rol, minister, als het gaat om acties, om ingrijpen vanuit uw bevoegdheidsdomein?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Van Miert. Inderdaad, Europa is belangrijk voor lokale besturen. Europese regelgeving kan impact hebben op onze lokale besturen. Europa is een niveau van kennisdeling tussen steden en gemeenten en Europa is ook een bron van financiering, ook voor lokale besturen. Ik zie mijn rol als minister als coördinerend: erover waken dat de stem van de lokale besturen in die Europese beleidskwesties wordt gehoord en ook vooral vanuit mijn bevoegdheden bruggen slaan tussen Europa en de lokale besturen. In mijn stedenbeleid komt dat onder meer tot uiting met het team Stedenbeleid, dat de evoluties inzake Europees stedelijk beleid intensief opvolgt. Dat gebeurt via een interstedelijke reflectiegroep. Daarin gebeurt afstemming tussen het team Stedenbeleid van ABB, het Kenniscentrum Vlaamse Steden, VLEVA, de VVSG – de voorzitter zit daarin –, de dertien centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, alsook de Algemene Afvaardiging van de Permanente Vertegenwoordiging bij de EU. Dus een hele bonte bende, allemaal knappe koppen die daar de handen in elkaar slaan om het Europees stedelijk beleid te monitoren. Via de interstedelijke reflectiegroep houden we de vinger aan de pols bij de centrumsteden, informeren we hen over ontwikkelingen van het Europese beleidskader en stemmen we af met de relevante partners.
Een tweede voorbeeld, naast het stedenbeleid, is het lokale klimaatplan. U weet dat ik daar heel nauw samenwerk met collega Demir. Daar wil ik ook een permanente informatiedoorstroming realiseren naar lokale besturen, kijk maar naar het recent gelanceerde Netwerk Klimaat binnen de VVSG, samen met collega Demir: er zal een webpagina worden gebouwd met alle informatie over Europese financieringsinstrumenten inzake klimaatbeleid naar onze lokale besturen.
Een laatste voorbeeld is integratie en inburgering. ABB is lid van het Urban Inclusion Partnership en de Urban Academy on Integration. Dat is zowel om het lokale als het Vlaamse lokale beleid op dit vlak te promoten en aan kennisdeling te doen. Ook hier zet ik in op doorstroming van Europese financiering naar lokale besturen. Een heel mooi voorbeeld zijn de oproepen van het Europees Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF) rond actief en gedeeld burgerschap en de vierde pijler, die we eigenlijk voor een stuk met Europese middelen financieren.
Ik denk dat ABB echt wel heel intensief werkt. Ik heb hier drie voorbeelden aangehaald van gestructureerde netwerken die al een hele tijd bestaan om lokale besturen te ondersteunen.
Welke mogelijkheden zie ik voor de VVSG? Ik denk dat dat een vraag is die lokale besturen op de eerste plaats zelf moeten beantwoorden. Wat verlangen de lokale besturen eigenlijk van de VVSG? Wat zijn hun noden, hun bekommernissen, hun vragen? Ik denk dat ze daar in dialoog moeten gaan met de VVSG. Ik ben van mening dat de VVSG vandaag heel goed werk levert. In Europese dossiers merk ik sterke samenwerkingsrelaties op tussen het Vlaamse beleidsniveau en de lokale besturen, gemedieerd door de VVSG.
Een paar voorbeelden: er bestaan verschillende fora op het Vlaamse niveau, waarlangs de VVSG toegang krijgt tot informatie voor de steden en gemeenten. De VVSG is onder andere lid van VLEVA, zoals ik daarjuist ook gezegd heb. Ook bij de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering in de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU, is er een betrokkenheid in de bestuurlijke commissie Gemeente in de wereld/Europa van de VVSG. Ten derde betrekt ook het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken, onder bevoegdheid van minister-president Jan Jambon, de VVSG bij de Europese beleidsontwikkeling.
De Vlaamse regelgeving is al complex, maar de Europese is nog complexer. Op dat vlak is maatwerk belangrijk. Dat is een uitdaging waarbij nog altijd ruimte is voor verbeteringen. Ik begrijp dat de VVSG verdere stappen wil ondernemen om haar Europese werking te versterken, om lokale besturen nog beter en op maat van de gemeenten te informeren.
Ik begrijp dat ze hierover afstemmen met het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (VLEVA). Ik kan dergelijke initiatieven alleen maar toejuichen en ben bereid om daarover samen met de VVSG na te denken, maar steeds vanuit een optimale taakverdeling tussen alle actoren: het VLEVA, het ABB, de VVSG. We moeten geen dubbel werk doen. Het moet complementair zijn.
Welke rol zie ik inzake het Vlaamse stedenbeleid om de informatiedoorstroming over de Europese programma's te versterken? Via het Vlaamse stedenbeleid wil ik permanent de link leggen tussen de Vlaamse steden en het Europese niveau. Dit kan gaan van kennisdeling over wat er speelt op Europees niveau, tot de informatievoorziening rond Europese subsidieprogramma’s of de belangenbehartiging van Vlaamse steden in Europa. Ik kan een heel concreet voorbeeld geven. Op het vlak van smart cities wil ik onder meer onderzoeken hoe Europese financieringsprogramma’s zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) een hefboom kunnen vormen voor het opschalen van innovatieve smart city-toepassingen in de steden en gemeenten.
Nog een voorbeeld: mijn administratie van het ABB is betrokken bij het project ‘EU funding overview’ van het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), onder de bevoegdheid van minister Crevits. Daarin worden allerhande EU-subsidiestromen in kaart gebracht rond innovatie, die ook belangrijk kunnen zijn voor de lokale besturen.
Minister-president Jambon kondigde ook aan dat het VLEVA werk wil maken van een vernieuwde EU-subsidiegids voor lokale besturen en dat het door middel van een ronde van Vlaanderen in de verschillende provincies de EU-subsidiemogelijkheden wil voorstellen. Ik vraag mijn administratie dit op te volgen en waar nodig bij te dragen aan een maximale informatiedoorstroming.
Ik zie het ook als mijn persoonlijke opdracht om over Europese materies in overleg te treden met de steden. Recentelijk heb ik op het burgemeestersoverleg van de centrumsteden nog toelichting gegeven over de stand van zaken van het Europese Herstelfonds en over de inzet van die middelen in relatie tot het Vlaamse relanceplan. Collega Van Miert, ik denk dat u daar ook aanwezig was.
Welke acties onderneem ik op internationaal vlak ten bate van de Vlaamse steden en gemeenten? Ik denk dat ik al heel wat heb geschetst. Ik wil nog een ding vermelden. U mag niet vergeten dat wij in januari-juni 2024 het EU-voorzitterschap hebben. Dat geeft een enorm platform om de transities die in onze Vlaamse steden en gemeenten op tal van vlakken bezig zijn internationaal-Europees op de kaart te zetten en te proberen om wat voor ons belangrijk is mee te nemen in de toekomstige focus die Europa in tal van domeinen legt.
Ik denk dus dat er heel wat te doen valt voor onze lokale besturen. U moet tot slot nog weten dat ik zelf nog lid ben geweest van het Comité van de Regio’s. Ik was daar fractieleider voor de liberale familie. Dat is een wat onderschat orgaan, dat een sterke inwerking heeft en dat heel dicht staat bij wat de Europese Commissie doet. Ik heb daar gezien dat de deskundigheid waarmee onze lokale besturen ondersteund worden en samenwerken in een netwerk toch een voorbeeld kan zijn voor veel landen. Tegelijkertijd kun je daar ook nog heel veel leren. Het is heel belangrijk om daar aanwezig te blijven en niet te onderschatten dat door onze geografische nabijheid bij de hoofdstad van de EU het voor onze lokale besturen veel gemakkelijker is om binnen te breken in die Europese netwerken dan voor de mensen die in het vliegtuig moeten stappen om in Brussel te geraken. Er zit daar heel veel potentieel, dat ik samen met de minister-president en collega Crevits heel graag aanboor.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, het is spijtig dat dit allemaal een beetje ondersneeuwt en dat we allemaal met andere dingen bezig zijn, met vaccineren en quarantaines controleren, en dat we heel veel leuke dingen die we als lokaal bestuur kunnen doen naar achteren moeten schuiven. In die zin, minister, ben ik wel blij dat er een goede groepering is met die interstedelijke reflectiegroep om de vinger goed aan de pols te houden. We moeten zeker als lokaal bestuur geen zaken missen. Er is de nieuwe subsidiegids voor lokale besturen, en er is de opmaak van die fiches over de Europese beleidsvoorstellen. Dat zal zeker zijn nut bewijzen voor de kleinere steden die geen groot bataljon medewerkers kunnen inzetten voor de subsidiewerving en de voorbereiding van dossiers allerhande. Minister, alle dank voor uw steun daarin. Het toont nog maar eens aan dat uw hart voor lokale besturen zeer groot is, zeker wanneer u meldt dat u nog steeds burgemeester bent van Mechelen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kijk uit naar de publicaties die ons lokaal kunnen helpen bij het verwerven van Europese steun.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, ik zou toch graag een kleine kritische kanttekening maken, in die zin dat ik uiteraard – laat dat eerst gezegd zijn – elke burgemeester in dit land ten volle zal steunen om zoveel mogelijk geld uit dat Europese bureaucratische bolwerk te trekken. Dat is tenslotte minstens gedeeltelijk ons geld. Laat het heel duidelijk gezegd zijn, mijnheer Van Miert, dat ik u ten volle steun om zoveel mogelijk te kunnen genieten van wat uiteindelijk ons geld is. Toch stoort het mij dat er in uw vraagstelling geen enkele kritische noot is te horen over dat bolwerk van de EU – tot nu toe bij niemand in deze commissie.
Ik hoor hier spreken over een ‘bonte bende’, over binnenbreken in Europese netwerken, en dat wij toch zoveel mogelijk subsidiegelden daaruit zouden moeten kunnen loswerken. U weet dat wij een EU-kritische partij zijn. Ik denk dat wij, helaas, de enige EU-kritische partij zijn en dat het misschien veel efficiënter zou zijn en ook veel beter om ons geld, ons Vlaams geld, in onze handen te houden. Dan moeten wij nadien niet, als burgemeester of als lokaal bestuur of als Vlaamse overheid, gaan smeken om daar nog een beetje geld van terug te krijgen, eventueel in de vorm van subsidies. Dat stoort mij. Ik denk dat wij een heel andere mentaliteit moeten hebben. Wij moeten ons geld in onze handen houden en het niet weggeven aan de EU, om nadien te moeten gaan smeken om er een beetje van terug te krijgen, onder allerlei voorwaarden die de EU ons dan natuurlijk oplegt. We zien allemaal hoe het gaat met subsidies: wiens brood men eet diens woord men zal moeten spreken. Wij geven daarmee ook onze eigenheid en ons eigen beleid uit handen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik ga mijn eigen bespiegelingen over het Europese niveau eventjes achterwege laten. Het is wel een zeer interessant debat, waarin ik uiteraard af en toe kritisch kijk naar een aantal Europese dynamieken, maar ik denk toch dat we op het einde van de rit stukken verder staan dan honderd jaar geleden. Dat heeft veel te maken met de Europese integratie.
Minister, ik heb een klein aandachtspunt. U spreekt terecht over het netwerk van de steden en de mogelijkheden die daar zitten. Maar u weet dat het een van mijn dada’s is om ook aandacht te behouden voor de iets meer dan tweehonderd gemeenten in Vlaanderen die niet onder die koepel van de steden vallen. Dan neem ik het veel breder dan de centrumsteden. Ik denk dat er nog een opportuniteit zit in de samenwerking tussen uw diensten en de diensten rond plattelandsbeleid, die onder minister Demir functioneren. Er zitten heel wat middelen in de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Die kunnen worden ingezet voor plattelandsontwikkeling. Ik heb nog altijd het gevoel dat we daar de komende jaren meer kunnen uithalen. Ook daar zijn de uitdagingen groot in deze snel veranderende samenleving. De specifieke middelen uit het Europese landbouwbeleid richting de plattelandsontwikkeling en het Vlaamse platteland lijken mij ook niet onbelangrijk en mogen we zeker niet uit het oog verliezen.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor alle beschouwingen. Ik ga niet heel diep ingaan op de discussie over welk Europa we willen en wat er de voor- en nadelen van zijn.
Collega Van Miert, ik wil u bedanken voor uw heel vriendelijke en sympathieke woorden. Ik waardeer ook uw inzet als burgemeester om in Turnhout mooie projecten te realiseren en vooruitgang te boeken.
Voor alle duidelijkheid: toen ik het had over een ‘bonte bende’ was dat een sympathieke uitdrukking voor al die clubs van verstandige mensen die in Vlaanderen werken. Dat was de Interstedelijke Reflectiegroep Europa, het interstedenbeleid, de ambtenaren van de administratie Binnenlands Bestuur, het Kenniscentrum Vlaamse Steden, het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de dertien centrumsteden, de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie. Dat zijn alle brains van mensen die op verschillende niveaus in Vlaanderen samenwerken en nadenken over stedelijkheid. Gelukkig hebben we in Vlaanderen mensen die werken en samenwerken. In die zin is het een ‘bonte bende’ omdat het mensen zijn die vanuit verschillende invalshoeken hun verstand bij elkaar brengen om het beleid zo goed mogelijk te ondersteunen.
Als ik spreek over inbreken in netwerken, denk ik dat dat een taak is die we altijd moeten proberen op te nemen. Mensen die beleidsverantwoordelijkheid dragen, moeten proberen in te breken in netwerken. Of dat nu Europese of andere netwerken zijn, dat is belangrijk.
Het is historisch een van de redenen waarom Vlaanderen groot is geworden: omdat het kon inbreken in het netwerk van de Hanzesteden en daar een rol spelen. Daardoor kon Vlaanderen een internationale rol spelen en zich versterken. Ik zie hoe vandaag internationale samenwerking onze steden en gemeenten vooruithelpt. Ik zie hoe onze havensteden in een internationaal netwerk van havensteden zijn ingebroken. Daar hebben ze alleen maar voordeel bij.
Vanuit Mechels perspectief zie ik hoe ik samen met een stad als Helmond heb kunnen bekijken hoe zij vijftien jaar geleden in Nederland stadskantoren maakten. De innovatie van ons stadhuis is ondertussen gemeengoed geworden. Maar toen wij die vernieuwing doorvoerden, hebben wij dat helemaal op het model van Nederland gedaan. Dat was een netwerk. Dankzij dat netwerk konden wij leren en zagen wij wat mogelijk was en wat niet mogelijk was.
Het netwerk van de Nederlandse en Vlaamse steden heeft in de beginjaren samengewerkt rond radicalisering, om te weten hoe ze daarmee moesten omgaan. Of neem ‘Water Resilient Cities’, een netwerk van Europese steden dat de steden opnieuw water wil geven. Ze leren van elkaar hoe ze dat moeten aanpakken.
Dat zijn stuk voor stuk belangrijke netwerken. Het is dus, ongeacht de Europa-discussie, belangrijk om daarin in te breken. Ik vind het de taak van de Vlaamse overheid en ook van mij als minister, om steden daarbij te helpen. Want men kent dat niet altijd, en men heeft daar niet altijd de tijd voor. Als ik daar kan helpen, is dat belangrijk.
Collega Vaneeckhout, ik neem uw suggestie over de plattelandsgemeenten mee. Ik vind dat een interessante suggestie. Dat zit inderdaad bij collega Demir. Maar we moeten eens bekijken hoe we daar de dingen met elkaar kunnen verbinden. Zeker vanuit een Europees of internationaal perspectief. Als er hefbomen zijn voor een beter beleid, moeten we ze gebruiken.
De heer Van Miert heeft het woord.
Ook van mijnentwege geen uitgebreide discussie over het wel en wee van Europa. Ik heb daar ook mijn ideeën over, maar zolang we met die constellatie zitten, moeten we daar het beste van maken en ook het meeste uithalen.
In de vorige legislatuur heb ik samen met mijn toenmalige collega Peter Bellens, zaliger ondertussen, spijtig genoeg, binnen de Kempen een stuurgroep mogen trekken voor EFRO-middelen (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling). Ik zie dat een aantal van de toen genomen mooie initiatieven een voortzetting hebben gekregen en dat dat nog altijd zijn waarde heeft. Ik vind het belangrijk voor lokale besturen dat zij hun dossiers in orde maken en toch proberen om die Europese middelen binnen te halen. Want het is enkel versterkend en opent vaak perspectieven op de toekomst. Vandaar mijn vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.