Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik heb een vraag over het advies van de SERV bij het nieuwe inburgeringsbeleid van de minister.
De SERV formuleerde op 1 februari zijn advies hierover. En dat advies is op z'n zachtst gezegd niet echt positief. Het was eerder een oplijsting van bedenkingen en bezwaren die sp.a al bij het begin van het nieuwe inburgeringsbeleid formuleerde.
Zo kunnen ze zich niet vinden in het feit dat alle verzoekers uitgesloten worden van een inburgeringstraject tot er een beslissing is, terwijl ze in Frankrijk al na vier maanden toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. Dat betekent vaak dat ze tot een jaar moeten wachten, want zo lang duurt een asielprocedure voor ze kunnen beginnen in te burgeren en ondertussen zouden ze eigenlijk al kunnen beginnen te werken. Dat is niet echt logisch.
De SERV vindt het positief dat er aandacht is voor netwerking. Dat hebben wij ook altijd gezegd. Ze zeggen wel dat daar natuurlijk als voorwaarde geldt dat er een goed participatie- en netwerktraject moet zijn, voor het een verplicht onderdeel wordt. Ze maken zich zorgen dat het aanbod ontoereikend is en pleiten om de inwerkingtreding van de vierde pijler als verplicht onderdeel van het inburgeringstraject later te timen of voorwaardelijk te maken in die zin dat er voldoende aandacht voor zou zijn.
Ze stellen zich net als wij vragen bij de richttermijn, of het wel zinvol is om te werken met een richttermijn voor een inburgeringstraject en gewoon de mediaan te gebruiken, zeker omdat niet helemaal duidelijk is wat er gebeurt als mensen de vooropgestelde termijn van het inburgeringstraject niet halen. Ze stellen zich vragen over het nut van het opleggen van taalniveau B1 voor mensen die eigenlijk hun inburgeringstraject al hebben afgerond na een jaar. Wat is daar de motivatie voor?
Het belangrijkste punt dat wij al lang maken, is dat ze niet snappen dat wordt afgestapt van het principe van een kosteloos inburgeringsaanbod. De SERV is bijzonder bezorgd over het invoeren van retributies, cursussen en testen van NT2 en maatschappelijke oriëntatie. Dat gaat extra drempels veroorzaken, zeker als ze nog eens gaan moeten betalen voor een examen als ze de eerste keer niet slagen. Daardoor loopt de prijs natuurlijk op, terwijl een groot deel van de inburgeraars net behoort tot een armoedegevoelige groep. Er is een armoederisico van 30 procent voor mensen van buiten de EU, vier keer hoger dan in België. Corona zal de zaken er niet gemakkelijker op maken.
Wat betekent dit voor de lokale besturen? Gaan de facturen niet worden doorgeschoven?
De SERV is bijzonder bezorgd dat vrijwillige inburgeraars – zoals wij al meermaals hebben gezegd – gaan afhaken als de inburgeringstrajecten betalend worden.
Het is een mooie samenvatting van wat sp.a al de hele tijd zegt. U kondigde aan om met de SERV te gaan samenzitten om een en ander uit te klaren. Ik heb de volgende vragen voor u.
Minister, bent u het eens met de analyse van de SERV dat het verhogen van de kostprijs voor het inburgeringstraject het aantal vrijwillige inburgeraars dreigt te doen dalen? Hebt u reeds een armoedetoets laten toepassen op dit voorontwerp? Op welke manier zult u de vrees voor bijkomende drempels voor mensen die het al moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, wegnemen? Vond het gesprek met de SERV reeds plaats? Zo ja, wat was de uitkomst?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Goeman, het is niet de eerste keer dat we hierover de degens kruisen of van gedachten wisselen. Ik hoop dat het ook niet de laatste keer is. Ik ben trouwens al wat bezorgd voor het debat over het eigenlijke decreet. We gaan het grootste deel van het debat al gevoerd hebben voor de teksten in het parlement binnenkomen. Ik vind dat op zich interessant. Zo kunnen we eenzelfde ontwerp van decreet vijf, zes keer bespreken. Het is een belangrijk ontwerp van decreet. Mij lijkt het logischer dat men wacht op de teksten om het debat te gronde te voeren. Het is natuurlijk de vrijheid van het parlement om – in de hevigheid of betrokkenheid bij het dossier – al vóór de teksten binnen zijn, van gedachten te wisselen.
Ik zal op een aantal van uw opmerkingen ingaan. De bedenkingen van de SERV zijn inderdaad ook hier al gemaakt door sommige leden. Die heb ik al verschillende keren beargumenteerd en herkaderd.
Je vraagt een advies aan een commissie, niet om aan een formaliteit te voldoen, maar om weerwerk, reflectie en insteken te krijgen. Ik heb dat advies gekregen op maandag 1 februari. Ik zal vandaag nog het gesprek aangaan met de SERV. Dat gesprek vindt plaats vanavond om 18 uur. Ik zal goed luisteren, maar ook een aantal dingen verduidelijken en helder uitpraten.
Met de resultaten van het gesprek ga ik vervolgens verder aan de slag in functie van de tweede principiële goedkeuring van de Vlaamse Regering. Dat is de procedure die wij volgen binnen de regering. Daarbij zullen dan de opmerkingen meegenomen worden. Er zal bij de beleidsvoorbereidende documenten bij de tweede principiële goedkeuring verdere toelichting gegeven worden bij het advies van de SERV en hoe ik mij daartoe verhoud.
Ik ga niet alle punten opnieuw overlopen, want ik denk dat we die al heel vaak besproken hebben. Maar ik denk dat de vierde pijler een heel belangrijke, emancipatorische pijler is: geef mensen een netwerk. Wij zijn dit jaar met tal van proefprojecten begonnen. Het enthousiasme is zeer groot; ik ben daar ook heel blij over. Heel veel mensen in Vlaanderen, ongeacht hun allochtone of autochtone roots, willen er graag aan meewerken, willen die mensen helpen bij het verwerven van hun taal, bij het beter inzicht in de samenleving, het aanbieden van een netwerk, menselijke relatie opbouwen. Ik denk dat we daar in ‘full force’ mee moeten verdergaan. Ik maak me sterk dat dat project zeer ver gaat staan op het moment dat wij moeten beginnen met het nieuwe decreet op 1 januari 2022. Dit zal een belangrijk en stabiel onderdeel zijn van het nieuwe inburgeringsdecreet.
Twee, u zegt dat ik allerlei mensen uitsluit die vandaag de dag nog in hun procedure zitten. Dat is ook niet helemaal juist, dat klopt niet. Ik heb daar met staatssecretaris Mahdi al over gesproken. Je moet weten dat natuurlijk de filosofie is dat een inburgeringstraject theoretisch maar begint op het moment dat iemand zijn erkenning heeft. Het grootste deel van de mensen die nog in de procedure zitten, gaan geen erkenning krijgen, ze moeten eigenlijk terug naar hun land van herkomst. Dat is natuurlijk ook principieel. De vraag is of je mensen die eigenlijk nog geen definitief perspectief hebben dat ze hier kunnen blijven, al de illusie of de valse hoop moet geven dat ze al in een procedure gestapt zijn die automatisch gaat leiden tot een verblijfstitel? Dat is absoluut niet het geval.
Dat is ook niet de bevoegdheid van Vlaanderen. Eigenlijk zitten die mensen in de bevoegdheidssfeer van de federale overheid. Maar ik heb samen met collega Mahdi daar ook al een grondig gesprek over gevoerd. De staatssecretaris zegt: ‘Wat wij gaan doen vanuit de federale overheid, is ook een basiscursus maatschappelijke oriëntatie geven, om die mensen duidelijk te maken voor de maanden dat ze hier zijn – voor sommigen zal dat een definitief verblijf zijn, voor anderen een tijdelijk – in wat voor samenleving ze terechtgekomen zijn, wat de gangbare spelregels hier zijn.’ Met andere woorden: de basiselementen van een cursus maatschappelijke oriëntatie. Ik heb hem aangeboden om daar ook de knowhow die wij in Vlaanderen hebben, met hem te delen. Als die mensen daar een opleiding volgen, dan kan hen dat alleen maar helpen om, wanneer zij dan toch een erkenning krijgen, in een inburgeringstraject te stappen. U weet dat wij maatwerk gaan leveren: we gaan hybride, digitaal of klassikaal lesgeven aan mensen die daartoe in staat zijn. Zij die de federale cursus maatschappelijk oriëntatie al volgden, geënt op wat wij in Vlaanderen doen, kunnen daar een voorsprong nemen en sneller dat examen met succes afleggen.
Dan is dat toch een veel genuanceerder verhaal, dan ‘die mensen worden uitgesloten, ze krijgen geen kansen op maatschappelijke oriëntatie’. Nee, de staatssecretaris gaat het zelf organiseren; het is ook zijn bevoegdheid. En wij zeggen ‘laten we slim zijn, wij hebben veel expertise, gebruik die, laten we dat op elkaar afstemmen’, zodat het ene mooi in het andere kan overvloeien voor die mensen die dan een definitieve verblijfplaats zouden krijgen.
Wat B1 betreft: ik weet niet of u weet dat in Nederland de norm B1 is. Dat staat zo in het nieuwe voorstel van minister Koolmees. De norm is B1. Waarom doen we B1? Om mensen te emanciperen. Ik kan me niet inbeelden dat een progressieve politica zich kan verzetten tegen het idee dat we mensen willen emanciperen. Mensen moeten in Vlaanderen A2 doen; dat is de absolute basiskennis van het Nederlands. Ik hoop dat al die mensen die door die cursus zijn, absoluut hun Nederlands nog verbeteren. Want met dat Nederlands ben je nog niet helemaal thuis. Met dat Nederlands ga je geen brokken maken op de arbeidsmarkt. Met dat Nederlands ga je niet altijd even goed de finesses van het onderwijstraject van uw kinderen begrijpen. Dat is de start.
Als je dan na twee jaar vaststelt dat iemand nieuw in ons land de volgende twee jaar, geen zes maanden actief is geweest op de arbeidsmarkt, of niet heeft gestudeerd gedurende minstens zes maanden, dan vind ik dit een ongelooflijk aanbod dat we doen aan de mensen om te zeggen: ‘Jij moet nu naar niveau B1, want jij hebt niet voldoende tools om goed te functioneren in onze samenleving.’ Trouwens voor sommige mensen gaat dat een bevrijding zijn uit hun gesloten situatie waarin ze zitten. Voor sommige mensen gaat dat de kans zijn om andere mensen te ontmoeten, om een netwerk op te bouwen, om uit het isolement te breken. Ik denk dat dat absoluut een heel verdedigbare en goede maatregel is. In Nederland doet men het omgekeerd. Daar is de norm B1, en voor sommige mensen is het A2. Wij zeggen ‘het is A2’, en als de context van die aard is dat mensen aantonen door hun activiteiten dat ze onvoldoende tools hebben om te participeren en om in de samenleving op eigen benen te staan, dan gaan we die tools versterken.
De richttermijn is een systeem dat we invoeren. Vandaag is er ook een richttermijn, van één jaar. Die is heel globaal, die wordt vaak niet gehaald. Wij willen meer maatwerk geven. Zo’n richttermijn is volgens ons een heel interessant instrument om een goede afspraak te maken van het verwachtingspatroon, het ambitiepatroon, de mogelijkheden in een individueel gesprek tussen de mensen van het agentschap en de betrokken inburgeraar, en ook om de inzet – ook van het agentschap – in fulltime-equivalenten (fte’s) goed te kunnen inschatten en te monitoren. Dat is een beheersinstrument om ter zake goede afspraken te kunnen maken.
Ook over de retributies hebben we al heel veel gepraat. Ik vind dit een billijk bedrag. Men zegt altijd dat Nederland daarvan terugkomt. Ja, Nederland komt daarvan terug tot op het niveau dat wij nu willen. In Nederland worden de cursussen niet gratis. Nederland heeft zich vergaloppeerd om de lat zo hoog te leggen dat het zelf voelde dat het contraproductief was, dat het niemand hielp, en dat het alleen maar schulden en complexiteit creëerde. In het nieuwe inburgeringsdecreet – dat ook toevallig van kracht zal gaan op 1 januari 2022, exact dezelfde datum als in Vlaanderen – gaat men die bedragen herzien en gaat men ook naar een billijk bedrag vergelijkbaar met hetgeen wij ter zake willen doen.
U weet waarom we dat doen, omdat we ook vinden dat we iets van mensen mogen vragen. Gratis is ook niet altijd de beste politiek. Mensen die in onze samenleving ook met een heel bescheiden inkomen moeten rondkomen en cursussen willen volgen, moeten daar ook een zekere som voor betalen. Het zijn die referenties die we ooit gebruikt hebben om die bedragen te definiëren. Daar hebben we al veel over gepraat; daar zullen we verder over discussiëren. We gaan dat ook monitoren. We hebben dat ook heel duidelijk gezegd. We gaan dat evalueren. Zeker voor diegenen die vrijwillig de lessen volgen, gaan we dat monitoren. Dat is inderdaad een gevoeligheid waar we aandacht voor moeten hebben. Als je kijkt wat we aanbieden voor die twee of vier keer 90 euro, als het Nederlands meetelt, is dat een billijk bedrag. Het is een correct bedrag voor mensen waarvan we weten dat ze een bescheiden inkomen hebben.
Wat de armoedetoets betreft, heeft ABB zelf de impactanalyse van het armoederisico gemaakt omdat het Netwerk tegen Armoede had laten weten dat het voor hen niet ging vanwege de krappe timing. Uit die impactanalyse blijkt dat er een verhoogd armoederisico is voor de groep inburgeraars en dat dat rechtstreeks verband houdt met de relatief lage tewerkstellingsgraad. Dus wij werken op die relatief lage tewerkstellingsgraad. We gaan dat doen via verplichte inschrijving bij VDAB. U weet dat nu minder dan de helft van de inburgeraars bij VDAB terechtkomt. In het nieuwe decreet is dat iedereen binnen de twee maanden.
Wij gaan ook naar een geïntegreerde intake, want er moet meer duidelijkheid komen voor de inburgeraar, er moet meer ingezet worden op geïntegreerde trajecten van bijvoorbeeld Nederlands op de werkvloer aanleren. Op die manier zullen we mensen, vanaf dat ze hier zijn, niet anderhalf jaar in cursussen en in wachttermijnen laten zitten enzovoort, maar zullen we ze onmiddellijk toeleiden naar de arbeidsmarkt.
En ook de vierde pijler is volgens mij daarin belangrijk omdat studies aantonen dat het uitbouwen van een sterk netwerk een belangrijke hefboom is tegen armoede en voor toegang op de arbeidsmarkt. Dus dat is wat we concreet aan de situatie doen. We berusten niet in de armoede van die mensen. Nee, we zorgen ervoor dat die mensen kunnen bijdragen, op eigen benen staan, zichzelf uit de armoede kunnen tillen. Ten tweede, dat doen we door én VDAB én een netwerk aan te bieden.
Wat de arbeidsmarkt betreft, is het net mijn bedoeling – daar zal ik straks met de SERV over praten – drempels op de arbeidsmarkt weg te werken. In de memorie van toelichting bij het voorontwerp van het decreet staat dat bijvoorbeeld dat in 2018-2019 48 procent van de inburgeraars gekend was bij VDAB. Dat kan toch niet. Dat kunnen we toch niet aanvaarden. Als we daar strenger in zijn, dan is dat toch vanuit een emancipatorisch oogpunt, toch niet om de mensen te pesten, maar om de mensen kansen te geven. Ik had verwacht dat de SERV zou zeggen: ‘We zijn ons nu bewust van die 48 procent. We wisten dat niet. Dat is toch een dramatisch cijfer.’ Dat moet 100 procent zijn. Of 90 procent, en 10 procent dat onmiddellijk aan de slag kan. Of zelfs 20 of 30 procent aan de slag, maar al de rest zou toch onmiddellijk moeten langsgaan. Dus elke inburgeraar verplicht inschrijven bij VDAB: daar gaan we de komende maanden, samen met collega Crevits, verder aan werken.
Ik wil nog een keer iets over die bedragen zeggen. In Denemarken is het zes keer 2070 euro. In Nederland is het voor niet-vluchtelingen 2500 euro. In het nieuwe systeem! Voor vluchtelingen is het een gelijke prijs als bij ons. In Duitsland is het onze prijs: tussen 1000 en 1400 euro. Als ik dus naar onze buurlanden kijk, is wat wij vragen, heel billijk. Ik vind ook niet dat we mensen in armoede moeten storten of dat we het de mensen onmogelijk moeten maken. Als ik in ons land zie wat mensen in armoede of mensen in kansarmoede of mensen met een bescheiden inkomen moeten bijdragen wanneer zij bijvoorbeeld een opleiding of een cursus willen volgen, dan zijn dat gelijkaardige bedragen, dan is dat een aanvaardbare som. Ik vind dit dus een verdedigbaar punt.
Ook wat het taalniveau betreft, is het B1, zowel in Nederland, Duitsland, Frankrijk als Denemarken. Mevrouw Goeman, ik weet niet of u dat weet. Dat zijn toch geen asociale landen? Overal vraagt men B1. Wij vragen A2, en als je dan na twee jaar nog altijd niet actief bent op de arbeidsmarkt, moet je met B1 beginnen. Ik hoop voor al diegenen die een A2-diploma hebben … (onverstaanbaar) … dat ze verdorie verder oefenen op hun Nederlands en dat ze dat Nederlands verbeteren en versterken. Want je hebt dat nodig. Het is een belangrijke eerste stap. Daarin berusten, ook als burger, is volgens mij niet de juiste attitude. Ik denk ook dat de meeste mensen daar niet in willen berusten, maar dat ze vaak problemen hebben om het te kunnen spreken. Daarom opnieuw dat vierde netwerk: dat je met Vlamingen kunt praten en het Nederlands kunt oefenen, en op die manier een netwerk kunt uitbouwen met Nederlandstaligen met wie je in dialoog kunt gaan. Daarom ook moet je naar de arbeidsmarkt gaan. Want ook in het bedrijf, in de onderneming, moet je Nederlands praten: met de collega’s, met de ‘patron’, met de klanten, met de mensen die daar langskomen. Dat is heel belangrijk om kansen te hebben in onze samenleving.
Ik ga dus nog eens heel aandachtig naar de SERV luisteren. Maar ik ga ook tegenargumenten geven omdat ik met een niet onbelangrijk deel van hun kritiek worstel. Ik snap daar niet goed waar ze naartoe willen. Daar wil ik verduidelijking vragen. De context die zij schetsen, is volgens mij niet de context waar me met het decreet naartoe willen.
Dit is een uitgebreider antwoord, dat kadert in het debat dat we al verschillende keren samen hebben gevoerd.
We zullen dat toevoegen aan de bespreking van het decreet.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, het is inderdaad een debat dat we al vaker hebben gevoerd. Er is natuurlijk een reden waarom ik daarop blijf terugkomen. Ten eerste omdat ik vrees dat ik in zwangerschapsverlof zal zijn op het moment dat we het decreet bespreken. Ten tweede omdat ik er toch nog altijd van overtuigd ben en hoop dat het helpt om op dezelfde nagel te blijven kloppen, om u op betere gedachten te brengen.
Ik vind het wel straf dat u zegt dat u een deel van de kritiek van de SERV niet snapt. U hebt natuurlijk nog niet samengezeten om u te laten uitleggen waar hun kritiek vandaan komt. Ik denk dat ze gebaseerd is op dezelfde ervaringen op het terrein als wij hebben. Ik heb dus een aantal korte reacties op de punten die u maakt.
Ik blijf erbij dat het betalend maken een bijzonder slecht idee is. Dat gaat contraproductief werken omdat mensen dat gewoon niet gaan kunnen betalen, ook niet de bedragen die u vraagt. Ik ben trouwens blij dat dat ook gebleken is uit de armoedetoets van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Het armoederisico neemt toe.
Ik hoor u zeggen dat u de mensen zo snel mogelijk aan werk gaat helpen. Daar gaan wij absoluut in mee. Maar de realiteit van het terrein geeft heel duidelijk aan dat, zelfs als je de mensen zich onmiddellijk laat inschrijven bij VDAB, mensen die pas in ons land zijn en nog geen Nederlands spreken, die vaak nog opleidingen moeten krijgen, niet onmiddellijk inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt en dus ook niet de centen en het inkomen zullen hebben om zo’n inburgeringstraject te betalen. In de feiten zal het dus weer worden doorgeschoven naar de lokale besturen, naar de OCMW’s.
Ik hoor u graag spreken over emancipatie, maar het is net vanuit die emancipatorische gedachte dat wij vinden dat een inburgeringstraject gratis moet zijn. Omdat je op die manier investeert in mensen en hun een kans geeft. Natuurlijk moeten zij ook een inspanning leveren door die cursussen te volgen. Maar met deze aanpak maak je het nodeloos moeilijk en wordt een averechts effect bereikt.
Wat dat niveau B1 betreft, vind ik ook dat we voor iedereen de lat zo hoog mogelijk moeten leggen. Maar op basis van de realiteit op het terrein vind ik dat u opnieuw wat selectief blind bent voor het feit dat dat voor veel mensen niet realistisch is, nog los van het feit dat het niet duidelijk is hoe ze dat niveau dan moeten bereiken. Op eigen kracht? Moeten ze daar opnieuw voor betalen?
Bovendien vind ik ook – maar dat heb ik u ook al eerder gezegd – dat u een dubbel signaal stuurt door te zeggen dat mensen die succesvol hun inburgeringscursus hebben afgerond, eigenlijk nog altijd niet klaar zijn met hun inburgering en dus nog altijd niet ingeburgerd zouden zijn.
Wat die vierde pijler betreft, kan ik alleen maar herhalen dat de lokale besturen zich veel zorgen maken over hoe dat concreet in zijn werk moet gaan als iedereen binnenkort verplicht zo’n buddy- of participatietraject moet volgen. Bon, ik heb gezien dat er veel enthousiasme is voor de projecten vandaag, maar ik denk dat u echt niet mag onderschatten wat dat gaat betekenen, ook administratief, wanneer dat op grote schaal en voor elke inburgeraar moet worden uitgerold.
Daarom mijn laatste vraag, minister, …
Mevrouw Goeman, uw tijd is ruim om.
Is er nog marge om bij te sturen op basis van hun zeer gefundeerde kritiek?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, de kritiek en een aantal bezwaren die wij hier krijgen van de linkse oppositie en van mevrouw Goeman hebben we al verschillende keren gehoord. Vier, vijf keer. Bij de bespreking van het hernieuwde en hervormde inburgeringstraject en het decreet zullen wij dit opnieuw bespreken.
Het inburgeringstraject is binnen het regeerakkoord een van de grote pijlers die zullen zorgen voor een nieuwe start voor de hele sector. Dat is een serieuze ambitie, waar we niet van willen afwijken. Minister, ik hoor u graag bezig in de verdediging van het regeerakkoord en van de verschillende pijlers die we daarin opgenomen hebben. Wanneer u met de SERV samenzit, zal dat zeer overtuigend zijn. Een aantal argumenten die u daarnet hebt naar voren gebracht, zullen ook hen vast en zeker doen inzien dat een aantal van hun kritieken onterecht zijn.
Het advies van de SERV is natuurlijk waardevol. We hebben aan verschillende mensen adviezen gevraagd. Elk advies moet grondig bekeken worden. Dan moet een globaal beeld worden gevormd. Aan de hand daarvan moet dit binnen de Vlaamse Regering worden besproken.
Mevrouw Goeman, het valt mij op dat u onderschat hoe graag mensen, ook nieuwkomers, onafhankelijk willen zijn, zelfstandig willen zijn, aan het werk willen zijn, zelf het heft in handen willen nemen, hier willen bijdragen aan onze maatschappij, en het liefst zo snel mogelijk. Zij willen niet zomaar bij het handje worden vastgenomen. Zij willen dat zelf doen. Zij willen zelf die zaken in handen krijgen. Dat is wat wij met dat hernieuwde inburgeringsbeleid gaan doen. We gaan hen emanciperen. Dat is heel belangrijk: het einddoel van de hervorming is een duidelijk verhaal van rechten, plichten, een kwalitatieve verbetering van het inburgeringstraject en een duidelijke test. Ik kijk uit naar het finale ontwerp en de bespreking ervan in de commissie.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Mevrouw Goeman, gratis bestaat niet. Ik had gehoopt dat u dat ondertussen wel zou weten, na al die decennia van degoutante gratispolitiek van uw partijtje. Maar dat bestaat niet. Bovendien hebben wij het hier over, ocharme, in totaal 360 euro. Dat die inburgeraars hun smartphone verkopen, dat is ongeveer de waarde van dat bedrag. Die flauwekul, dat ze dat niet kunnen betalen, pikken wij absoluut niet.
De SERV kan dan ook wat ons betreft met dit advies op dit rapport de boom in. Wij luisteren niet naar de SERV, wij luisteren naar de Vlaming. De Vlaming – dat heb ik hier ook al een aantal keren gezegd – vindt het totaal onrechtvaardig dat vreemdelingen niet eens 10 procent betalen van wat zo’n inburgeringstraject kost aan de belastingbetalende Vlaming.
Tot slot ben ik wel blij met uw antwoord, minister, omdat u met die voorbeelden uit het buitenland – enkele van onze buurlanden en Denemarken – hebt laten zien dat Vlaanderen alweer achterop loopt, zowel wat het geldbedrag betreft dat aan de inburgeraar wordt gevraagd als wat het taalniveau betreft dat de inburgeraar moet behalen. Dat kan allebei nog een flink stuk naar omhoog, zoals wij al een aantal keer hebben gezegd. Die kostprijs moet gedekt worden en het taalniveau moet absoluut naar omhoog.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, toen dit rapport uitkwam, viel ik eigenlijk van mijn stoel. Ik waardeer de SERV, die heel nuttige rapporten schrijft. Maar ik denk, in alle eerlijkheid, dat ze hier de bal echt misslaan. Ik lees dit als een zeer conservatief advies, dat eigenlijk zegt: behoud het zoals het nu is, verander er niet te veel aan.
Collega’s, nochtans hebben diezelfde sociale partners akkoorden gesloten met ronkende titels als ‘Alle hens aan dek’ en ‘Iedereen aan boord’, waarbij telkens naar voren kwam dat vooral mensen met een migratieachtergrond het moeilijk hebben op onze arbeidsmarkt. Dat is net waar het nieuwe inburgeringsbeleid iets aan wil doen: een veel grotere focus leggen op werk, ervoor zorgen dat die mensen allemaal binnen twee maanden bij VDAB komen, werken met geïntegreerde trajecten en projecten. Ik denk dat die veel grotere focus op werk de essentie is van het nieuwe inburgeringsbeleid.
Minister, mijn oproep aan u: spreek vanavond met de mensen van de SERV en probeer hen te overtuigen. Mocht dat niet lukken, leg dan dat rapport naast u neer en ga gewoon door met de hervorming die u plant, met een veel sterkere focus op het traject naar werk. Daarmee komt u namelijk tegemoet aan de vraag van diezelfde sociale partners in die andere akkoorden en adviezen die zij schrijven, namelijk zorgen dat mensen met een migratieachtergrond sterker gemaakt worden en beter op de arbeidsmarkt terechtkunnen. Dat is mijn enige vraag.
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik heel duidelijk zijn tegenover collega Goeman. De planning van het decreet heeft niets te maken met uw zwangerschap, waarmee ik u trouwens veel succes en geluk wens.
Ten tweede, wat ernstiger: ik denk dat het altijd gevaarlijk is om te schermen met de ervaring op het terrein, omdat die ervaring ook aan deze kant zit. Ik heb namelijk ook heel veel ervaring op het terrein. Ik ben ook vaak geconfronteerd geweest met de uitdagingen en moeilijkheden, en met het zoeken naar manieren om die op te lossen en vooral om vooruitgang te boeken. Want dat is natuurlijk wat ons bindt. We willen een context creëren waarin mensen die nieuw zijn in onze samenleving – men kan migratie beperken, verbreden, maar er zal altijd wel een instroom zijn van mensen – zo snel mogelijk op eigen benen staan, hun lot in eigen handen kunnen nemen, hun leven naar eigen inzichten kunnen uitbouwen, volwaardig burger worden, deel worden van de gemeenschap. Ik denk dat dat is wat ons beiden – en de meeste mensen in deze commissie – bindt, namelijk de vraag hoe dat op een effectieve manier kan gebeuren. En tot nu toe moeten we vaststellen dat dat systeem niet optimaal werkt. Het bewijs is het aantal mensen dat na een of twee jaar nog altijd werkloos is, het enorme aantal mensen dat in kansarmoede terechtkomt, het aantal mensen dat na zoveel jaren nog altijd niet goed Nederlands spreekt en zich daardoor niet kan connecteren met de samenleving.
Er zijn dus heel veel argumenten aan te dragen om te zeggen dat we toch goed moeten nadenken. Ik ben niet degene die al de hele tijd zit te zeggen dat het integratiebeleid mislukt is. Ik vind dat weinig respectvol tegenover de mensen hier veel voor gedaan hebben. Maar ik kan niet zeggen dat het een glorieus succes is en dat er geen problemen zijn. Ik denk dat je niet op het ene moment in de ene commissie kan zeggen dat er heel veel uitdagingen zijn en aan de andere kant dat alles moet blijven zoals het nu is. We moeten dus zoeken naar een betere aanpak. Die aanpak moet beter.
Trouwens, ik kan u beschrijven dat het Agentschap Integratie en Inburgering werkte, met wachtlijsten, cursussen en dergelijke. Er waren dus heel veel sporen waaraan gewerkt moest worden. Dat is wat we met dit decreet doen. Een van de dingen die we absoluut willen, is dat mensen zo snel mogelijk op de arbeidsmarkt actief zijn. Dat is in het belang van de gemeenschap, want dat zijn dan mensen die geen steun trekken, maar bijdragen leveren en mee betalen aan ons systeem. Maar dat is vooral belangrijk voor henzelf, want het armoederisico voor iemand die werkt, is vele malen kleiner dan voor iemand die niet actief is op de arbeidsmarkt. Mensen zijn dus in staat om zichzelf uit de armoede te sleuren als ze actief kunnen zijn op de arbeidsmarkt.
Wij willen dat die mensen binnen de twee maanden bij VDAB komen. Nu daagt de helft van de nieuwkomers niet op bij VDAB. Ze kennen die dienst niet. We weten tegelijkertijd dat er een heel groot armoederisico is omdat ze niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Ik wil dus alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat die mensen kunnen werken. U zegt dat ze niet onmiddellijk beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Vandaag is dat niet zo: vandaag moeten ze eerst maatschappelijke oriëntatie volgen, dan Nederlands, en dan worden ze toegeleid naar de arbeidsmarkt. Maar dan staan ze veertien maanden verder en zitten ze veertien maanden in een samenleving die voor hen nieuw is en waarin ze de facto niet hebben kunnen werken, omdat ze overdag in de klas moesten zitten, omdat niemand hen echt ondersteunt en begeleidt vanaf de eerste periode om hun plaats te vinden op de arbeidsmarkt. VDAB zegt hen niet dat ze een bepaalde opleiding kunnen volgen om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Niemand helpt hen. Men ziet hen niet, en de helft van die mensen na veertien maanden nog altijd niet. Wel, in het nieuwe systeem, ziet VDAB hen na twee maanden. Ze zullen wel beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, want we gaan net werken met geïntegreerde trajecten. We gaan zorgen dat Nederlands leren op de arbeidsvloer een vaste mogelijkheid wordt. We gaan zorgen dat mensen meer hybride leren, of digitaal leren, ’s avonds of in het weekend hun cursussen kunnen volgen, zodat ze tijdens de week, op het moment dat ze actief kunnen zijn op de arbeidsmarkt, kunnen werken. We willen die activiteitsgraad gevoelig omhoog krijgen, omdat we weten dat elke persoon die werkt, iemand minder is in armoede en iemand meer voor wie de samenleving een positieve belofte in zich draagt. Dat is voor mij heel belangrijk.
Ten tweede klopt het niet wat u zegt. ABB heeft niet gezegd dat het armoederisico door het nieuwe decreet zal verhogen. ABB heeft gezegd dat er een verhoogd armoederisico is bij inburgeraars tout court. Het heeft geen evaluatie gemaakt van de nieuwe regels ten opzichte van de huidige. Het zegt: bij inburgeraars is er een verhoogd armoederisico. Daarom zeg ik dat we dat armoederisico moeten aanpakken door de mensen zelf op de arbeidsmarkt actief te krijgen, door hun een netwerk aan te bieden dat buiten hun etnisch-culturele club ligt. U kent de studie van professor Phalet van de KU Leuven, die zegt dat de kansen op de arbeidsmarkt verdubbelen louter en alleen door het hebben van één persoon in de persoonlijke levenssfeer met een andere etnisch-culturele afkomst. We gaan dat aan al die mensen aanbieden. We gaan al die mensen een netwerk geven. We gaan al die mensen naar VDAB leiden. Voor mij is dat een fundamentele verandering.
U vraagt of er nog bijsturing mogelijk is. Er is uiteraard altijd marge voor bijsturing. Maar ik ben echt niet overtuigd na het lezen van hun rapport – en ik heb dat aandachtig gedaan. Ik volg op dat vlak de heer Ongena: de adviezen in dit rapport stemmen vaak niet overeen met andere adviezen van diezelfde SERV en staan er op gespannen voet mee. Ik vind dat een te miserabilistische, een te weinig empowerende kijk op die mensen, ik vind dat eigenlijk het vergooien van de toekomst van die mensen. Ik vind dat een inburgeringstraject niet bestaat om mensen te straffen maar om mensen te emanciperen. Ik vind dat aan mensen vragen om, wanneer ze er na twee jaar nog niet in geslaagd zijn een plek te veroveren op de arbeidsmarkt, zich aan te bieden en ervoor te zorgen dat hun kennis van het Nederlands verbetert, niet gelijkstaat aan zeggen dat ze nog altijd tweederangsburgers zijn. Wat doen we met mensen die werkloos zijn? Zij gaan toch ook op gesprek bij VDAB om te kijken hoe ze aan de slag kunnen? Het is toch niet omdat we hen vragen, omdat ze werkloos zijn, iets te doen aan hun tools en om zich misschien bij te scholen zodat ze meer kans maken op de arbeidsmarkt, dat we hen als tweederangsburger behandelen? Neen, we behandelen hen juist als mensen waar we bekommerd om zijn. Hetzelfde geldt eigenlijk voor onze nieuwkomers. Want bij hen is het potentiële probleem niet alleen het gebrek aan voldoende skills om effectief een kans te maken op de arbeidsmarkt, maar ook het onvoldoende machtig zijn van de taal om een kans te maken op de arbeidsmarkt. Ik begrijp niet zo goed, als u zelf even buiten Vlaanderen kijkt en ziet dat de lat daar een stuk hoger ligt dan bij ons, hoe u dan kritiek kunt hebben en kunt zeggen dat ik te streng ben. Dan neem ik er akte van dat men in Nederland, Denemarken, Duitsland en Frankrijk volgens sp.a – of Vooruit – in Vlaanderen te streng is. Dat is niet erg vooruit, dat is eerder achteruit.
Wat ik dus ga doen, is vanavond een grondig gesprek voeren met de SERV, een open gesprek. Ik ga hen proberen te overtuigen dat een aantal van hun inschattingen volgens mij onjuist is, dat een aantal feitelijke dingen waarvan ze uitgaan, niet klopt. Maar ik ga ook luisteren. En als er hier en daar argumenten zijn waarvan ik moet toegeven dat het goede argumenten zijn, waarom zou ik die dan niet meenemen? Waarom zou ik niet de marge, die we altijd hebben, benutten om ons ontwerp van decreet nog beter te maken?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik heb nog een korte repliek. Ik heb van een aantal collega’s dingen gehoord die ik licht tot zeer wereldvreemd vind. ‘Ocharme 360 euro’, zegt de heer Van Rooy. Ik denk dat dat getuigt van weinig voeling met de financiële realiteit van veel mensen, trouwens van veel Vlamingen in het algemeen.
Mevrouw De Vreese, ik denk inderdaad ook niet dat nieuwkomers bij het handje genomen willen worden. Maar dat ze kansen willen, daar zijn we het allemaal over eens: kansen om Nederlands te leren, kansen om te participeren, kansen om te werken. Mijn punt is net dat u het met dit beleid moeilijker aan het maken bent om die kansen te grijpen, dat u mensen eigenlijk recht in de armen van het OCMW duwt met het betalend maken van uw beleid.
Ik heb er geen enkel probleem mee, minister, – dat heb ik ook al vaker gezegd, – dat u probeert om mensen onmiddellijk naar VDAB te sturen om hen in een traject naar werk te steken. Maar ik ben er echt compleet niet van overtuigd dat u, door het betalend maken van inburgering, mensen sneller aan het werk zult helpen. Ik zal die cijfers de komende jaren met heel veel belangstelling opvolgen.
Wat ik me ook afvraag: stel dan dat mensen inderdaad werk vinden waarmee ze hun inburgering kunnen betalen, hoe moeten ze dat in godsnaam gecombineerd krijgen met een cursus maatschappelijk oriëntatie, met een engagement om ook nog eens vrijwilligerswerk op te nemen?
Er zit voor mij iets fundamenteels fout in heel uw redenering over de timing van de dingen. In die zin vind ik dat u iemand die werkloos is vandaag in Vlaanderen, niet kunt vergelijken met iemand die hier pas aangekomen is. Ik hoop dat de SERV er vanavond in slaagt om dat punt nogmaals te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.