Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, omdat deze groep steeds kleiner wordt, lopen tienermoeders het risico te worden gemarginaliseerd in onze samenleving. Uit een onderzoek van Fara en Sensoa blijkt dat het aantal tienerzwangerschappen tussen 2010 en 2017 met maar liefst 39 procent is gedaald. Een mogelijke verklaring is de verhoogde toegang tot anticonceptiemiddelen.
Het feit dat minder jongeren zwanger worden, zorgt ervoor dat de schaamte net groter is wanneer dit wel gebeurt. Vaak hebben mensen veel vooroordelen over meisjes die tijdens hun tienerjaren zwanger worden en wordt niet geloofd dat ook deze meisjes goede moeders kunnen zijn. De schaamte kan de zoektocht naar gepaste hulpverlening en ondersteuning bemoeilijken, wat dan op zijn beurt de ontwikkelingskansen bemoeilijkt. Het is nochtans uitermate belangrijk dat deze doelgroep gepaste zorg krijgt. Het is duidelijk dat deze jongeren het niet gemakkelijk hebben. Ze zijn in volle ontwikkeling en moeten daarnaast nog eens met een zwangerschap omgaan.
Op regionaal vlak werken organisaties structureel samen aan de zorg voor kwetsbare zwangere vrouwen. De ervaringen van deze jongeren met hulpverleners zijn echter uiteenlopend. Sommige hulpverleners zijn heel geruststellend en begripvol, maar anderen reiken onvoldoende informatie aan. Daarnaast moeten we erop letten dat niet te veel organisaties in hetzelfde gezin worden ingeschakeld. Een vlotte doorstroming tussen de verschillende organisaties is belangrijk. De inzet van een vertrouwenspersoon zou problemen tijdig kunnen detecteren en vertrouwen kunnen geven, maar helaas is dit momenteel nog niet structureel in het begeleidingstraject ingebed.
Minister, hoe evalueert u het huidige zorgaanbod voor tienermoeders? Welke initiatieven neemt u om het zorgaanbod nog beter op de doelgroep af te stemmen? Welke initiatieven worden genomen om de versnippering van de zorg en de ondersteuning tegen te gaan? Hoe wordt de doorstroming tussen de verschillende organisaties bevorderd? Hoeveel tienermoeders worden jaarlijks in een opvangtehuis opgenomen? Hoe zijn deze aantallen doorheen de jaren geëvolueerd?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, de cijfers van het agentschap Opgroeien geven aan dat 1,1 procent van de kinderen die in 2019 zijn geboren, een moeder heeft die jonger is dan 20 jaar. De situatie van elke tienerouder is anders. Sommigen redden het goed alleen en anderen wensen wat meer ondersteuning. Om die reden is het belangrijk op maat te werken, volgens de noden en de wensen van de tienermoeder en eventueel van haar familie.
Er zijn heel wat specifieke ondersteunende maatregelen voor zwangere tieners en tienerouders, zoals de moederschapsrust voor scholieren, tijdelijk onderwijs aan huis, Bednet en het laagst mogelijke tarief voor minderjarige moeders in de kinderopvang. Tienerouders kunnen al tijdens de zwangerschap terecht bij competente gynaecologen, huisartsen en vroedvrouwen. Zij zullen de zwangere en eventueel haar partner niet enkel medisch begeleiden, maar ook op maat verbindingen leggen met partners uit de welzijnszorg en de geestelijke gezondheidszorg. Deze perinatale partners werken nauw samen met de lokale teams van het agentschap Opgroeien. De tienerouders worden begeleid door een multidisciplinair team, waarin verpleegkundigen, psycho-pedagogen, maatschappelijk werkers, gezinsondersteuners en artsen gezamenlijk de zorg voor het gezin opnemen. De medische preventie ligt voor elk kind vast, maar de andere ondersteuning wordt op maat aangeboden. Bijkomende ondersteuning door middel van bijkomende huisbezoeken, consulten, inloopmomenten, groepswerking, sociale media en digitale contacten zijn mogelijk.
Tienerouders kunnen bij het team terecht voor een luisterend oor, informatie of advies, ondersteuning als het moeilijk gaat, en als dat nodig is ook een warme verwijzing naar een andere dienst of organisatie uit de zorg. Van bij de start is er ook aandacht voor de financiële en materiële ondersteuning, in kader van het groeipakket en de kinderopvang.
De dienstverlening van Opgroeien start zo veel mogelijk al tijdens de zwangerschap. In een gesprek wordt de situatie met de tienerzwangere besproken en wordt er een trajectverantwoordelijke als vertrouwenspersoon aangeduid. Die persoon volgt het gezin, en de tienermoeder kan op elk moment bij hem of haar terecht met vragen en/of problemen. De trajectverantwoordelijke zal ook zelf op bepaalde afgesproken momenten contact opnemen met de tienerouder. Als het kindje 2,5 jaar is en naar de kleuterschool gaat, zorgt het team van Opgroeien voor een warme overdracht naar het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB). Met akkoord van de mama kunnen specifieke aandachtspunten worden doorgegeven, zodat de overgang naadloos kan verlopen. De jongste jaren werd er vanuit het CLB ook sterk op ingezet om samen met de scholen te komen tot een specifiek beleid en aanpak inzake tienerouderschap op school en met lokale partners. De opvang en de ondersteuning van de tienerzwangere en eventueel haar partner op school is daardoor nog merkelijk verbeterd.
In Vlaanderen wordt Fara vzw gesubsidieerd om een kwaliteitsvolle zorg met betrekking tot zwangerschapskeuzes te ondersteunen. Het gaat hierbij over kinderwens, prenatale testen, ongeplande zwangerschap, zwangerschapsverlies en ook tienerzwangerschap. Fara richt zich hierbij zowel naar tienerzwangeren en ouders van tienerzwangeren als naar professionals.
In uitzonderlijke situaties, waarbij een tienermoeder niet zelfstandig of enkel met de steun van haar omgevingsnetwerk die zorg op zich kan nemen, kunnen deze jongedames terecht bij voorzieningen in de jeugdhulp. Zo kunnen de centra voor integrale gezinszorg (CIG’s) tienermoeders met hun kind opnemen binnen een residentiële werking. In uiterste nood, indien deze meisjes niet onmiddellijk een plek vinden binnen het bestaande aanbod, kan er in het kader van het traject ‘zorggarantie jonge kind’ onmiddellijk een zorgtafel worden bijeengeroepen voor een juist aanbod op maat voor deze meisjes.
In mijn beleidsnota gaf ik al aan dat het de ambitie is om verdere stappen te zetten naar een geïntegreerd gezinsbeleid, om alle kinderen in Vlaanderen, waar of hoe ze ook geboren zijn, maximaal kansen te geven. Ik zal onder andere focussen op de eerste duizend dagen van elk kind, dus vanaf de conceptie tot het kind 2 jaar is, omdat dat de periode is waarin de ontwikkeling van een kind het snelst gaat en dan de grootste gezondheids- en welzijnswinst kan worden gecreëerd, ook voor de ontwikkeling van het kind op de lange termijn. Tijdens de beleidsraad Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) van 25 januari 2021 werd in dit kader een eerste voorstel besproken om te komen tot een geïntegreerd beleid voor deze eerste duizend dagen, met een universele en geïntegreerde zorg als uitgangspunt. Hierbij wil ik werken met geïntegreerde zorgpaden vanuit een proportioneel universalisme, waarbij de basiszorg kan worden aangevuld met bijkomende zorg, en dit zowel voor medisch-biologische, psychologische en sociale als voor pedagogische indicaties. Vanaf het begin van de zwangerschap kan er worden gewerkt met een psychosociale anamnese aan de hand van een gevalideerd instrument, om kwetsbaarheden te detecteren en zorgpaden volgens die kwetsbaarheden in te zetten. Daarbij kan er ook worden onderzocht of een specifiek zorgpad voor tienerzwangerschappen aangewezen is. We streven er ook naar om ook jeugdhulp meer naadloos te laten aansluiten op dit preventieve aanbod en rekening te houden met de plaatselijke context en dynamieken.
De ambitie van dat plan van de eerste duizend dagen is alvast om de actoren uit gezondheid, welzijn en mentale gezondheid van bij de start met elkaar te verbinden. Daarbij wil ik zowel op microniveau als op het mesoniveau van zorg en welzijn komen tot afgestemde zorg. Zo wil ik ook de preventieve actoren en de curatieve jeugdhulpactoren dichter bij elkaar brengen.
Op dit moment vinden zorgverleners uit de gezondheidszorg, de welzijnszorg en de geestelijke gezondheidszorg elkaar via diverse netwerken. Zo bestaan er perinatale netwerken, netwerken geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen en kinderen, ziekenhuisnetwerken, Huizen van het Kind, netwerken binnen de jeugdhulp en de eerste lijn. Binnen die netwerken worden er afspraken gemaakt over de wijze van samenwerken. Dat maakt het mogelijk om lokaal een ondersteunend netwerk op maat van het gezin te bouwen, startend bij de zwangerschap.
De zorgactoren die bij tienerouders betrokken zijn, kunnen, zoals bleek uit mijn antwoord op uw eerste vraag, zeer divers zijn, afhankelijk van de situatie: gynaecologen, huisartsen, vroedvrouwen, het OCMW, het lokale team van Opgroeien, kinderopvang, de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s), inloopteams, jeugdhulpactoren, opvoedingswinkels, ontmoetingshuizen, Domo’s (Door Ondersteuning Mee Opvoeden), ruilwinkels. Binnen het netwerk worden er nu al afspraken gemaakt om de doorstroom te bevorderen. Om de doorstroom nog meer naadloos te laten gebeuren, zet ik hier verder beleidsmatig op in via mijn plan voor de eerste duizend dagen.
Als u met ‘opvangtehuis’ de voorzieningen voor jeugdhulp bedoelt, dan spreken we over 31, 25 en 24 zwangere tienermeisjes in respectievelijk 2017, 2018 en 2019. Daarvan verbleven er respectievelijk 16, 19 en 15 in een CIG.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw heel uitgebreide antwoord. Ik heb daarstraks even verwezen naar de opvangplaatsen voor tienermoeders. In die lijn vinden we op de website van Jeugdhulp het regionale aanbod voor tienermoeders terug. Er zijn negen voorzieningen die in een specifiek aanbod voor tienermoeders voorzien, waarvan drie in Antwerpen, een in Brussel, drie in Limburg en twee in Oost-Vlaanderen. Voor de regio’s Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen is er dus niet in een aanbod voorzien. Kunt u verduidelijken waarom er in bepaalde regio’s niet in een specifiek aanbod is voorzien? Neemt u initiatieven om die lacune in het aanbod op te vullen?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, dit is een heel breed thema. U bent er ook heel breed op ingegaan. Ik vind het zelf erg goed nieuws dat er minder tienerzwangerschappen zijn, want dat wijst waarschijnlijk op een veel betere preventie.
Ik wou in dat verband op enkele deelaspectjes ingaan. Het eerste gaat over de relationele en seksuele vorming die in het buitengewoon onderwijs aan leerlingen wordt gegeven. Dat is vaak een heel kwetsbare doelgroep, waar men het idee van een kindje heel rooskleurig bekijkt. Die lessen relationele en seksuele vorming geven een beter beeld. Daarin wordt info gegeven over anticonceptie, maar dat gaat ook breder: mensen worden bewuster gemaakt, ze krijgen info en begeleiding, ze kunnen bewuster omgaan met hun lichaam, met hun relaties. Er wordt echter aangegeven dat er systematisch op die uren moet worden bespaard, en dat dat dus steeds minder gebeurt. Eerlijk gezegd, toen ik deze vraag zag, en ik had dat in mijn achterhoofd, toen dacht ik: oei, misschien kunnen we over een paar jaar dan weer een stijging verwachten. Kunt u aangeven of dat klopt, en of daar iets aan wordt gedaan? We zien immers toch wel dat zulke initiatieven een invloed kunnen hebben.
Ten tweede, ik heb het misschien gemist in uw uitleg, maar kunt u ook aangeven welke voorrang deze tienerouders in de kinderopvang hebben? Er is veel gepraat over voorrangsregels. Hebben zij, met het opheffen van de voorrangsregels voor alleenstaande ouders, dan nog een apart statuut, of niet?
Ten slotte, ik heb het misschien gemist, maar wanneer exact gaat u uw plan voor de eerste duizend dagen indienen?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw zeer uitgebreide antwoord. Het toont ook uw bezorgdheid over deze problematiek, alhoewel dit zeker niet altijd problematisch hoeft te zijn. Ik denk dat die informatiedoorstroming inderdaad belangrijk is, en dat het geïntegreerde gezinsbeleid inderdaad dé oplossing is om ook voor de tienerzwangere, voor de tienerouder een goede opvang te hebben. Ik denk dat dat in Vlaanderen al heel vaak gebeurt. We hebben daar toch wel al vele jaren ervaring mee. Ik kijk ook uit naar dat geïntegreerde gezinsbeleid en naar uw plan voor de eerste duizend dagen van elk kind. Ik zou zeggen: werk daar gestadig aan voort, zodat we snel een definitief plan kunnen bespreken.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik zou ten eerste dit willen zeggen: als prille twintiger zwanger zijn, hoeft niet noodzakelijkerwijze een probleem te zijn. Voor een aantal mensen is dat een uitdrukkelijke keuze. Voor een aantal kan dat een probleem zijn, en ik heb daarnet al heel uitgebreid gezegd wat het zorgaanbod voor hen is.
Collega Groothedde, tienermoeders krijgen inderdaad het laagste tarief qua kinderopvang.
Wat de spreiding betreft: dat is vooral een historisch gegeven. Het is zo dat bijvoorbeeld in Vlaams-Brabant diverse klassieke jeugdhulporganisaties bijzondere aandacht besteden aan de begeleiding van zwangere tieners of jonge tienermoeders.
Ik ben blij met de belangstelling voor ons plan voor de eerste duizend dagen. We zijn daaraan aan het werken. We hebben dat twee weken geleden voor een eerste keer besproken in de beleidsraad. Tussen alle corona- en vaccinatieperikelen door zijn we ook nog constant beleid aan het voeren. Ik hoop dat we in een verder stadium daaraan een bredere uitrol kunnen geven. Het concept ligt op tafel. We zijn het nu aan het implementeren en het juridisch kader verder aan het uitwerken. Wanneer dat klaar is, kom ik daarmee graag eens naar deze commissie.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, ik heb een uitgebreid antwoord gekregen. Ik ben blij met de antwoorden die ik heb gekregen van u. Ik heb geen bijkomende vragen meer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.