Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over Nederlandstalige kinderopvang in Brussel
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, de cijfers die mijn collega Anaf eind vorig jaar bij u opvroeg, liegen er niet om. Het aantal plaatsen in de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel is gedaald. Waren er in 2017 nog 7060 plaatsen in de Nederlandstalige opvang in Brussel en in 2018 nog 7038, dan was dat aantal in 2019 al teruggelopen tot 6962. De voorlopige cijfers van 2020 tonen bovendien nog eens een daling tot 6720 plaatsen, of 242 plaatsen minder dan in 2019. Dat is natuurlijk een trend die me bijzonder grote zorgen baart, want de nood aan Nederlandstalige kinderopvang in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is al jaren ongelooflijk groot.
Als we bekijken hoeveel Brusselse kinderen er zijn tussen 0 en 3 jaar oud en we houden rekening met de normen die de Vlaamse Gemeenschap zichzelf oplegt – enerzijds de Brusselnorm, waarbij we een aanbod voorzien voor 30 procent van de Brusselse bevolking, en anderzijds de decretale norm van Kind en Gezin waarbij 1 plaats per 2 kinderen moet worden voorzien – dan zouden er in Brussel eigenlijk 8495 plaatsen moeten zijn in de Nederlandstalige kinderopvang. Dat zijn er natuurlijk een pak meer dan de 6720 die er nu zijn. Dat is een verschil van maar liefst 1175 plaatsen. Het lijkt mij dus niet meer dan ongelooflijk vanzelfsprekend dat er een serieuze inhaalbeweging nodig is. We gaan vandaag achteruit in plaats van vooruit.
Als ik dan ook nog eens kijk naar het aandeel inkomensgerelateerde opvang in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, zijn we daar ook bij de slechtste leerlingen in de klas, als ik vergelijk met de andere Vlaamse provincies. In 2020 is 71,96 procent van het aantal plaatsen in Brussel inkomensgerelateerd. In Limburg bijvoorbeeld is dat aandeel 86 procent en in West-Vlaanderen 79 procent. Ik moet u niet uitleggen, minister, dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest jammer genoeg ook een heel hoog percentage kent van gezinnen in armoede. Sowieso zitten we met veel ouders die hun kinderen niet naar de opvang kunnen brengen, omdat ze het gewoonweg niet kunnen betalen. Dus ik hoop u niet te moeten overtuigen van het feit dat hier niet alleen meer plaatsen nodig zijn, maar dat die ook allemaal inkomensgerelateerd zouden moeten zijn.
Minister, de daling met 242 plaatsen is natuurlijk ongelooflijk frappant, en de daling in de jaren daarvoor trouwens ook. Hoe verklaart u die daling van het aantal plaatsen in de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel, en dan heel specifiek in 2019 en 2020?
En dan de vraag van 10 miljoen: hoeveel extra plaatsen zult u tijdens deze legislatuur creëren in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, wetende hoe hoog de nood is? Komt er een nieuwe oproep voor capaciteitsuitbreiding van de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel? Wanneer en voor welke periode? Hoeveel extra plaatsen worden daarin voorzien? Hoeveel van die extra plaatsen zullen, gezien de nood, inkomensgerelateerd zijn?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over hetzelfde thema. De Nederlandstalige kinderopvang telde in 2020 6720 plaatsen. Dat zijn er 242 minder dan in 2019. En er was al een historisch tekort aan beschikbare plaatsen, ook in vergelijking met andere provincies, zeker als je in aanmerking neemt dat Vlaanderen streeft naar opvangplaatsen voor 1 op de 6 Brusselse kinderen. Dat betekent dat er 1775 plaatsen te weinig zijn. Tot 2024 plant u 250 extra inkomensgerelateerde plaatsen. Als we dan zien dat er in een jaar tijd 242 plaatsen zijn weggevallen, kunnen we ons daar toch wel heel veel vragen bij stellen.
We zien in de meerjarenprogrammatie ook dat er eigenlijk vooral in trap 1 plaatsen worden voorzien. Dat elke nieuwe starter daar de basissubsidie kan aanvragen, is mooi. Maar juist die plaatsen in trap 1 zijn op een plek als Brussel, waar heel erg veel mensen in armoede leven, niet zo nuttig. Dat zijn plaatsen die mensen niet kunnen betalen.
En het is juist voor die kindjes en gezinnen in armoede heel belangrijk dat ze op een goede kinderopvang kunnen rekenen. Daar is een groot structureel probleem dat op dit moment niet wordt aangepakt.
Minister, wat gebeurt er met de middelen van de 242 weggevallen plaatsen?
Waarom plant u slechts 250 inkomensgerelateerde plaatsen in terwijl u weet hoe groot het tekort is?
Waarom wordt zoveel miljoen euro uitgetrokken voor nieuwe plaatsen in trap 1 terwijl steeds duidelijker wordt dat er net meer plaatsen nodig zijn in trap 2a en zelfs in trap 3?
Mevrouw Groothedde, ik weet niet of de minister alles gehoord heeft want uw wifiverbinding is blijkbaar niet optimaal.
Minister Beke heeft het woord.
Het totale aantal kinderopvangplaatsen dat door Opgroeien Regie is vergund is de laatste twee jaren inderdaad gedaald. Belangrijk daarbij is om nog eens te benadrukken dat deze plaatsen voor Brussel niet verloren gaan en dat het aantal door Opgroeien gesubsidieerde plaatsen wel is gestegen.
Het dalend aantal opvangplaatsen in Brussel kan worden verklaard door een overgang van de facto niet-Nederlandstalig aanbod naar het Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE), de Franstalige tegenhanger van het agentschap Opgroeien Regie. Die overgang komt er omdat Opgroeien in het kader van de uitvoering van het decreet Kinderopvang van Baby’s en Peuters strikter toekijkt op de voorwaarden over kennis van het Nederlands. Deze plaatsen verdwijnen dus niet, maar blijven bestaan onder een andere vlag, wat meer met de realiteit overeenstemt. Hierover zijn ook afspraken gemaakt met ONE. Specifiek in 2020 heeft een organisator 230 plaatsen laten overnemen en is de nieuwe organisator aangesloten bij ONE.
Het aantal door Opgroeien gesubsidieerde plaatsen met inkomenstarief is tussen 2014 en 2020, derde kwartaal, gestegen van 3950 naar 4813 plaatsen. Dat is een toename van 22 procent. De daling situeert zich dus binnen de opvang met vrije prijs. Er gingen dus zeker geen subsidies verloren voor Brussel.
Van alle uitbreidingsbudgetten deze legislatuur voorzien wij in een voorafname van 10 procent van het budget voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
Er is een lopende ronde voor omschakeling van bestaande plaatsen met vrije prijs, trap 0 of trap 1, naar de subsidie voor inkomenstarief trap 2. In totaal voorzien we hier in 3,7 miljoen euro. Voor Brussel kunnen door de voorafname naar schatting 46 plaatsen omschakelen van trap 0 of trap 1 naar subsidietrap 2. De toewijzing van deze subsidies is gepland half maart.
We lanceren half februari een oproep voor realisatie van bijkomende plaatsen met de subsidie voor inkomenstarief trap 2. In totaal voorzien we hiervoor in meer dan 27 miljoen euro. Voor Brussel gaat het over minstens 250 extra plaatsen. De toewijzing is gepland eind juni.
Verder zal het ook voor iedere nieuwe starter met vrije prijs mogelijk zijn om vanaf 1 april 2021 onmiddellijk een basissubsidie trap 1 aan te vragen. In Brussel zouden er zo 458 nieuwe plaatsen met basissubsidie kunnen bijkomen. Wanneer er niet voldoende initiatiefnemers zijn, zal het budget opnieuw worden ingezet voor bijkomende plaatsen met inkomenstarief trap 2.
Tot slot komt er eind 2021 nog een oproep om bestaande plaatsen zonder subsidie, trap 0, om te schakelen naar de basissubsidie trap 1. Voor Brussel zouden minstens 183 plaatsen moeten kunnen omschakelen.
De 242 weggevallen plaatsen zijn overgegaan naar ONE en waren niet gesubsidieerd. Er zijn dus geen vrijkomende middelen om opnieuw te zetten.
We investeren deze legislatuur meer dan 31 miljoen euro in bijkomende plaatsen voor subsidie voor inkomenstarief trap 2. Daarnaast plannen we in totaal 5 miljoen euro te investeren in bijkomende plaatsen met vrije prijs, zowel nieuwe als omschakelingen, omdat deze ook een belangrijk deel zijn van het aanbod.
We investeren maar liefst zes keer zoveel budget voor nieuwe plaatsen met subsidie inkomenstarief, trap 2, als voor vrije prijs met basissubsidie, trap 1. Bovendien voorzien we een mechanisme waardoor onbenut budget voor basissubsidie, als er niet genoeg aanvragen zouden zijn, zal ingezet worden voor bijkomende plaatsen met trap 2. We voorzien daartoe in 2023 een evaluatie van de meerjarenprogrammatie.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Het is natuurlijk enerzijds verhelderend, maar wat ik anderzijds onthoud, is dat er de komende vier jaar maar 250 inkomensgerelateerde plaatsen zullen bij komen, nieuwe extra plaatsen in Brussel. Aan dat tempo gaat het ons vier legislaturen kosten het historische tekort weg te werken van 1175, waar we vandaag al zitten, als we kijken naar de normen die Vlaanderen zichzelf oplegt. Ik denk dat ouders geen boodschap hebben aan het feit dat bepaalde bestaande plaatsen overgedragen worden aan de ONE. Wat ouders willen, is een plaats in de Nederlandstalige kinderopvang, en de realiteit vandaag is dat het alleen maar moeilijker aan het worden is om zo’n plaats te bemachtigen, terwijl het soms al jaren een nachtmerrie is om een plaatsje te vinden. Ik denk dat veel ouders in spe daar al vele maanden voor de geboorte van hun kind van wakker liggen – ik spreek ondertussen uit ervaring. Ik hoor verhalen van moeders die letterlijk pas weken of maanden na hun bevalling eindelijk een plaats vinden nadat ze heel erg vaak hebben rondgebeld, intussen vaak half gecrasht zijn omdat ze het allemaal moeten zien te combineren met hun werk. Ik hoor evenveel verhalen van ouders die dan uiteindelijk kiezen voor Franstalige opvang, omdat er gewoon aan Nederlandstalige kant geen plaatsen zijn. Of nog erger, gezinnen die beslissen om de stad te verlaten omdat het aanbod compleet ontoereikend is. Dat kan absoluut niet de bedoeling zijn. Al vraag ik me soms af of ze in Vlaanderen altijd zoveel beter af zijn, want in de grote centrumsteden is het tekort aan plaatsen minstens even nijpend.
Maar ik denk, minister, dat de Vlaamse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid moet nemen ten opzichte van de Nederlandstalige gezinnen in ons Hoofdstedelijke Gewest, en ze doet dat, wat ons betreft, vandaag veel te weinig. Wat wij verwachten, is niet gewoon een … (onverstaanbaar) … met 250 nieuwe plaatsen, dat is een masterplan kinderopvang met een duidelijk groeipad, met budgetten en engagementen, met een duidelijke timing, om ten minste al te werken naar de zelfopgelegde normen. Het cijfer van 8495, dat is wat Vlaanderen decretaal zal moéten voorzien. Om daar de komende vijf jaar naartoe te werken, betekent dat dat u aan een tempo van 250 plaatsen per jaar zou moeten werken, in plaats van per vier jaar. Wij verwachten dus toch echt dat u vijf versnellingen hoger schakelt. We gaan er op deze manier echt niet geraken.
Bovendien – en dat is een bijkomende vraag – stel ik me de vraag of er in Vlaanderen rekening wordt gehouden met het feit dat er in Brussel intussen in snel tempo nieuwe wijken worden ontwikkeld, in Schaarbeek, in Anderlecht. Dat zijn wijken van vijf-, zes-, zevenduizend mensen die erbij komen, waarvan een deel ook een beroep zal doen op de Nederlandstalige kinderopvang. Wordt dat soort demografische evoluties in Brussel ook meegenomen als het gaat over de planning van extra plaatsen in Brussel?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u bent trots op die 10 procent, maar dat is natuurlijk niet voldoende als er zo’n historische achterstand is. U moet de cijfers maar vergelijken met andere provincies, uw eigen provincie Limburg bijvoorbeeld: daar is een groot verschil met Brussel. U hebt gezegd dat er een overgang is van die plaatsen naar de ONE. Dat klopt, maar dat betekent ook dat er iets mankeert in hoe het decreet wordt uitgevoerd. Ten eerste zijn er op dit moment heel veel mensen te weinig in die kinderopvang, dat weet u ook. Er staan ongelooflijk veel vacatures open. Juist in Brussel zouden we ervoor kunnen zorgen dat er heel veel mensen naar zorgberoepen worden toegeleid, door ‘training on the job’.
Mijn eerste bijkomende vraag is dus: op welke manier en in hoeverre bent u daarop aan het inzetten ? Want juist wat kinderopvang betreft zouden we in Brussel heel veel mensen hiernaartoe kunnen leiden.
Ten tweede, de huidige eisen van kinderopvang van de Vlaamse Gemeenschap zijn echt niet aangepast aan Brussel, maar ook niet aan grootstedelijke problematiek tout court. Gebouwen zijn daar heel duur, het is heel moeilijk om een plek te vinden met een buitenruimte. Er wordt hier heel vaak gesproken over de overdaad aan regeltjes in kinderopvang. Wel, eisen dat er een buitenruimte moet zijn in de opvang, terwijl mensen op 300 of 400 meter drie parken hebben in de omgeving, dat is niet realistisch in Brussel. Dat zorgt ervoor dat u waarschijnlijk heel veel plekken, die u op dit moment netto zou kunnen winnen, misloopt. Mijn vraag is dus: gaat u aan die twee punten iets doen, zodat er werkelijk iets kan veranderen in het aanbod in Brussel, wat kinderopvang betreft ?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Onze fractie volgt de dramatiek van mevrouw Groothedde en mevrouw Goeman helemaal niet. Vlaanderen had de afgelopen jaren en in deze legislatuur een budget klaar voor kinderopvang in Brussel. Er was een voorafname van 10 procent en er worden minstens 250 plaatsen in het vooruitzicht gesteld. We kunnen de cijfers op verschillende manieren lezen. Mevrouw Goeman en mevrouw Groothedde keken naar de dalingen, waarvoor u, minister, al een verklaring hebt gegeven.
Ik zie echter een belangrijke stijging. Er werd een belangrijke inhaalbeweging gedaan inzake inkomensgerelateerde plaatsen. Sinds de invoering van het tijdskrediet is de kinderopvang sterk toegenomen. In 2020 haalden we eindelijk de kaap van 70 procent inkomensgerelateerde plaatsen. Daarmee maken we echt wel een historische achterstand opnieuw kleiner. Daarbij komt nog de toename van die 250 plaatsen binnen het vooropgestelde budget. Dat is zeker niet onbelangrijk in een grootstad als Brussel, waar lang niet elk gezin het even breed heeft.
Vlaanderen heeft bovendien de Barcelonanorm, die is vastgesteld op 33 procent, plots gehaald, namelijk met 65 procent. We moeten echt wel kijken vanwaar we komen. In 2012 haalden we die norm niet. Er zijn dus wel degelijk inspanningen geleverd. Dat praatje alsof Vlaanderen de Brusselse kinderopvang laat verkommeren, dat is de waarheid oneer aandoen.
Het is natuurlijk wel een blijvende uitdaging om voldoende Nederlandstalige kinderopvangplaatsen in Brussel te voorzien. Inspanningen blijven zeker broodnodig. Minister, wordt de achterstand met betrekking tot inkomensgerelateerde plaatsen in Brussel weggewerkt tijdens deze legislatuur?
De invulling van die 250 extra plaatsen zal alvast gebeuren in gemeenten waar de noden het hoogst zijn. Als lokale actor is de Vlaamse Gemeenschapscommissie het best geplaatst om te weten waar die hoge noden precies liggen. Die heeft ook heel wat middelen ter beschikking. Minister, kunt u concreet toelichten op welke manier u met de VGC de handen in elkaar slaat om ervoor te zorgen dat de behoefte aan Nederlandstalige kinderopvang in Brussel volledig wordt gedekt? Staat u in nauw contact met de bevoegde Collegeleden? Hebt u zicht op het aantal plaatsen die de VGC jaarlijks zal creëren tijdens deze legislatuur?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik volg de dramatiek van collega Goeman en collega Groothedde wel. Zij schetsen het probleem van een tekort aan Nederlandstalige plaatsen, en ook aan betaalbare plaatsen. Voor onze fractie is het eigenlijk duidelijk. Wij willen dat het voor iedereen betaalbaar is, dat u dus werkt aan een systeem zodat elke opvangplaats inkomensgerelateerd is. Dan zult u een groot deel ongelijkheden wegwerken en zult u natuurlijk alle groepen kunnen bereiken, de kwetsbare groepen die u wilt bereiken in Brussel en in de Vlaamse steden.
Voor ons is er maar één oplossing, en dat is zorgen voor inkomensgerelateerde plaatsen voor elk kind. U verklaart nu dat er een aantal plaatsen zijn overgegaan naar ONE. Mag ik er dan van uitgaan dat dat Franstalige plaatsen waren? De reden waarom ze zijn overgegaan naar ONE is omdat ze niet voldeden aan de taalvoorwaarden, met andere woorden aan de kennis van het Nederlands.
Hebt u er een zicht op of nu alle Nederlandstalige plaatsen zijn ingenomen door exclusief Nederlandstalige kindjes? Als dat niet het geval is, is het dan niet zinvol om te werken aan een voorrangsbeleid voor Nederlandstalige kindjes, uiteraard in de Nederlandstalige opvang in Brussel, conform het voorrangsbeleid voor de kindjes in het onderwijs? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, ik heb u de cijfers meegedeeld voor de toekomst. Ik denk niet dat Brussel achterloopt ten aanzien van Vlaanderen. Er zijn een aantal issues naar voren gebracht die zeker gelden voor Brussel, maar ook voor Gent en Antwerpen bijvoorbeeld. Dat is ook waarom er voorafnames gebeuren.
We hebben ook een strategisch projectleider ‘toekomst kinderopvang’ aangesteld. Enerzijds moeten we inzetten op professionalisering, de ‘workforce’. Anderzijds moeten we ook werken aan de regelgeving met minder gedetailleerde regels, bijvoorbeeld minder vierkante meters enzovoort.
Is het glas halfvol of halfleeg? Dat hangt meer af van uw persoonlijke ingesteldheid, maar iedereen zal moeten erkennen dat wij de voorbije drie legislaturen een sterke groei hebben gekend in Brussel op het vlak van inkomensgerelateerde kinderopvang.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mijn slotreactie is vooral een teleurgestelde reactie. Ik kan alleen maar vaststellen dat Brussel ongelooflijk achterophinkt. Ik zou u graag horen uitleggen, mevrouw Tavernier, aan ouders die op zoek zijn naar een Nederlandstalige plaats, dat er geen probleem is in Brussel. Ik kan u verzekeren dat dit wel het geval is. We zijn er absoluut nog niet. We hinken achterop, zowel als het gaat over het percentage inkomensgerelateerde plaatsen als over het aantal plaatsen tout court dat beschikbaar is. Vlaanderen haalt daar zijn eigen beloftes niet.
Ik heb niet gezegd dat er geen probleem is.
Vlaanderen haalt zijn eigen engagementen niet.
Natuurlijk kan het nooit kwaad om de regels te bekijken, ook op maat van Brussel, maar wat echt nodig is, zijn extra centen. Ik hoor vandaag te vaak dat gemeenten in het kader van wijkcontracten in infrastructuur voor Nederlandstalige kinderopvang willen voorzien, maar dat er geen garantie is dat die plaatsen daarna gefinancierd kunnen worden vanuit Vlaanderen. De VGC doet al een inspanning door honderd plaatsen te prefinancieren, maar dat is een verhaal zonder einde zolang Vlaanderen niet over de brug komt met extra middelen.
Ik herhaal mijn oproep. De situatie in Brussel is voor veel ouders die op zoek zijn naar een plaats, echt wel dramatisch. Ik reken op u om te komen met een masterplan, waarbij in extra budgetten wordt voorzien die rekening houden met de demografische noden in Brussel. Dat zal echt nodig zijn als we een historische inhaalbeweging willen doen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, ik vind dit soort dramatiek hier ongelofelijk ongepast. Ik verdedig hier de belangen van Brussel. Ik ben daartoe verplicht. Niemand is dat, behalve de zes Brusselaars in het Vlaams Parlement die de belangen van Brussel moeten verdedigen. Als u dat afdoet als dramatiek, dan is dat voor uw rekening.
U mag eens horen wat ik als antwoord kreeg toen ik zwanger was. Ik was pas zwanger, acht weken, en toen werd mij in de opvang gezegd dat ik vroeger had moeten komen. Vindt u dat geen dramatische situatie? Minister, op dat moment is het glas niet vol, hoor.
Als er iemand op tafel zou moeten slaan voor Nederlandstalige plaatsen in de kinderopvang, dan is het wel de N-VA. Want de poort naar het vergroten van de invloed van de Vlaamse Gemeenschap, is kinderopvang. Nederlandstalige hoogkwalitatieve kinderopvang zorgt ervoor dat kleine Brusselaartjes effectief deel worden van de Vlaamse gemeenschap. Het zorgt ervoor dat de Vlaamse Gemeenschap in Brussel boven haar gewicht kan boksen. Dat zou u beter moeten weten dan gelijk wie in deze commissie, mevrouw Tavernier, maar dat doet u niet. U laat het gewoon los. Op dit moment volgt u daarin de Vlaamse Gemeenschap, die niet bezig is met investeren in Brussel zoals het hoort.
Minister, ik heb u niet horen antwoorden of u voor jobtraining zult zorgen voor Nederlandstalige kandidaten in zorgberoepen. Dat zou werkelijk een poort openen. Dat betreft niet eens puur de belangen van Brussel. Heel veel mensen komen aan in Brussel, maar gaan nadien naar Vlaanderen of Wallonië. Als u wilt zorgen voor mensen die in de zorg werken, dan is dit echt een poort, zodat er ook op andere plekken meer mensen in de kinderopvang komen.
Minister, ik geef ten slotte nog mee dat dit echt niet het loslaten onderaan de ladder is. Het gaat om mensen die ontzettend nood hebben aan hoogkwalitatieve kinderopvang, zodat ze later, op de leeftijd van 3 jaar, niet op school aankomen met minus zoveel op de rekening van hun jonge leventje. Dat is heel belangrijk en ik wil er echt op hameren dat u daar meer aandacht aan moet besteden.
Mevrouw Tavernier, u mag dit dramatisch noemen, maar dit is niet zoals het hoort.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.