Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de ongelijkheid op de Vlaamse arbeidsmarkt
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, wat we allemaal een beetje aanvoelden of vreesden, werd vorige week nog eens zwart op wit bevestigd, namelijk dat deze coronacrisis niet voor iedereen hetzelfde is en dat die op een bepaalde manier een ongelijkheid blootlegt. De crisis blaast een laagje stof weg, waardoor je bepaalde structurele problemen of fouten goed en helder kunt zien. Het blijkt namelijk dat niet iedereen evenredig wordt getroffen, omdat mensen die in kwetsbare posities zitten op onze arbeidsmarkt – denk aan jongeren, mensen met een migratieachtergrond, mensen met een arbeidshandicap – natuurlijk ook wel in de meest getroffen sectoren en in de meest precaire situaties zitten. Dat zijn immers de sectoren die zwaarder getroffen zijn, met tijdelijke contracten, jobs met lage anciënniteit, deeltijdse jobs. En dat resulteert natuurlijk allemaal in een hoger banenverlies.
De grotere impact op die kansengroepen is trouwens nog duidelijker bij zelfstandige ondernemers. Zo moest 43 procent van de zelfstandige ondernemers die geboren zijn buiten de EU-28, hun zaak permanent of tijdelijk stopzetten, tegenover 17 procent van de zelfstandige ondernemers die geboren zijn in België. Dat zijn cijfers die aanzetten tot nadenken en die toch wel een probleem blootleggen.
Ook de jongeren delen trouwens in de klappen. De crisis zorgt voor een toename in de jeugdwerkloosheid, ook bij de neetjongeren (not in education, employment or training). In beide zijn jongeren uit kansengroepen natuurlijk oververtegenwoordigd.
Ik citeer even enkele cijfers uit het heel grondige rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), dat vorige week is uitgekomen. Het permanente of tijdelijke banenverlies ligt veel hoger bij personen geboren buiten de EU – 29 procent, tegenover 14 procent van de personen geboren in België – en mensen met een arbeidshandicap – 21 procent tegenover 15 procent. Dat komt doordat de kansengroepen in verhouding sterker vertegenwoordigd zijn in zwaar getroffen sectoren, zoals de horeca en de bouw. Zij hebben ook vaker tijdelijke contracten, een lage anciënniteit en deeltijdse jobs. Van de personen met een arbeidshandicap heeft 43 procent een deeltijdse job, tegenover 22 procent van de personen zonder arbeidshandicap. 17,2 procent van de mensen geboren buiten de EU-28 werkt in een tijdelijke job, in vergelijking met 7,1 procent van de werkende Belgen. Die factoren verklaren waarom zij een grotere kans hebben om hun werk permanent te verliezen.
Minister, we hebben de voorbije maanden vaak gezegd dat deze crisis iedereen raakt. Dat is zo, maar niet iedereen even hard. Dat wij, net als veel Vlamingen, van thuis uit kunnen blijven werken en veel Zoomvergaderingen moeten doen, dat is vervelend en bij momenten slopend, maar het is niet fundamenteel ontwrichtend. Wij hebben het geluk, net als heel wat andere Vlamingen, dat we van thuis uit kunnen werken, dat we ons loon kunnen behouden en een job kunnen blijven doen. Dat geeft voldoening. Dat geeft zin aan wat we dagelijks doen. Maar we zien dat dat voor heel wat andere mensen niet het geval is en dat dat ontwrichtend is. We hebben het gehad over de horeca, over de evenementensector, over heel wat andere aspecten, en nu over deze kwetsbare groepen. Het doet mij denken aan wat professor Ive Marx een paar keer heeft aangehaald in deze commissie, namelijk het ‘last in, first out’-principe: mensen die al heel moeilijk binnen raken op de arbeidsmarkt, vallen er als eerste weer uit bij problemen en crisis. Lettend op het feit dat u met de Vlaamse Regering een werkzaamheidsgraad van 80 procent wilt halen, en lettend op het feit dat er relance-ideeën zijn om de economie nu zo snel mogelijk weer te lanceren, kun je het, los van het morele aspect, niet maken dat mensen die al op de hoogste muren botsen om op de arbeidsmarkt terecht te komen, nu ook het grootste slachtoffer zijn. En dan heb je ook nog het efficiëntieaspect, het verstandig invullen van je arbeidsmarkt. Iedereen heeft hier altijd de mond vol, en terecht, over hoe we mensen kunnen begeleiden naar de arbeidsmarkt. We kunnen het ons gewoon niet veroorloven dat mensen die willen werken, daarom net uitvallen en hun steentje niet kunnen bijdragen.
Op basis van het rapport van de SERV heb ik de volgende vragen voor u, minister. Bent u het met mij eens dat er een extra spoor nodig is in het relancebeleid voor extra kwetsbare groepen? Zult u een gedetailleerde monitoring opzetten van de arbeidsmarktpositie van kwetsbare groepen, om dat goed in kaart te kunnen blijven houden? Welke inspanningen zult u doen, op basis van de cijfers van de SERV, om in deze covidperiode extra in te zetten op diversiteit en de inclusie van die groepen die we ook nodig hebben om onze arbeidsmarkt zo goed mogelijk in te vullen? Zult u beleidsmaatregelen in het kader van corona steeds onderwerpen aan een toets, zodat ze kwetsbare groepen niet harder treffen? Dat lijkt mij interessant om mee te nemen, een soort van kwetsbaarheidstoets, om dat altijd te kunnen blijven monitoren. En welke inspanningen zult u ondernemen om de digitale uitsluiting bij kwetsbare groepen te voorkomen en te verhelpen?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik zal wat spaarzaam zijn met uw aller tijd, want ik had eigenlijk exact dezelfde vragen als collega Annouri, en ook de inleiding en de aanleiding voor de vraag heeft hij fantastisch geformuleerd. Ik zal iedereen dus een onnodige dubbele boodschap besparen. Ik zal mijn tijd dan wel gebruiken bij de repliek.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vragen. Het is zeer goed dat ook het zeer interessante advies van de Commissie Diversiteit van de SERV aan bod komt in deze commissie. Het is een heel omstandig advies. Ik denk dat we het daar uren over zouden kunnen hebben. Het is goed dat de SERV al dat materiaal heeft bijeengebracht, en het is aan ons om daar antwoorden op te geven en met de aanbevelingen aan de slag te gaan.
Wij zijn dus niet bij de pakken blijven neerzitten, maar dat weten jullie. We hebben een sociaal akkoord gemaakt, getiteld ‘Alle hens aan dek’. Dat is een VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité). Daarbij zijn we vanuit een aantal vaststellingen vertrokken. Een van die vaststellingen is dat kwetsbare personen door hun leeftijd, opleiding, afkomst of arbeidsbeperking ook op de arbeidsmarkt een kwetsbare positie hebben, wat een lagere werkzaamheidsgraad, grotere werkloosheid en een beperktere deelname aan bepaalde maatregelen tot gevolg heeft. Het is mijn zorg dat de kwetsbaarheid van hun positie niet nog extra toeneemt. Gisteren heb ik, naar aanleiding van een vraag van collega Ongena in de plenaire vergadering, ook al gezegd dat het de verwachting is dat er nieuwe kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt zullen komen: denk maar aan de uitzendkrachten, een aantal freelancers, zelfstandigen die hun zaak verliezen, die schulden hebben opgelopen. Dat zijn groepen die vóór corona, in tijden van hoogconjunctuur hun plaats vonden op de arbeidsmarkt, maar die, wanneer er een tegenslag komt, bijvoorbeeld in het kader van de pandemie, heel, heel snel aan de grond kunnen zitten. We denken dan dat we dat allemaal hebben opgelijst, maar als toppunt komt daar dan nog de coronacrisis bij, die als effect heeft dat mensen zonder arbeidsmarktervaring, maar ook bijvoorbeeld – het was vanmorgen op de radio – mensen met een heel lage digitale geletterdheid hoogstwaarschijnlijk een groter risico lopen om te worden verdrongen door werkzoekenden die sterkere skills hebben. Dat is dus een heel gevaarlijke cocktail, niet alleen voor langdurig werkzoekenden, maar ook voor mensen met kwetsbaarheden, die we niet allemaal tegelijk kunnen oplossen.
In die zin is de nota van de SERV ook extra waardevol, omdat ze op een overzichtelijke manier de uitdagingen oplijst aan de hand van cijfermateriaal. Er zitten veel interessante elementen in. We zullen de SERV ook een reactie bezorgen, maar ik geef eerst al een paar algemene reacties. Ik denk dat we de oproep van de SERV met zijn allen positief moeten beantwoorden. Wij dienen bij de uitwerking van onze relancemaatregelen zeker ook mee de focus te leggen op mensen die wegens scholingstekorten, leeftijd enzovoort extra kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. De Vlaamse Regering en VDAB zullen dat ook daadwerkelijk doen.
Dat men de situatie op de arbeidsmarkt permanent monitort, is zeer positief, want dat geeft een zeer goed beeld van waar het misloopt en welke knipperlichten er zijn. We kunnen op die manier dus de vinger aan de pols houden. Dat wil echter niet zeggen dat we onze maatregelen alleen maar in functie van bepaalde kansengroepen moeten organiseren. Ik denk dat we onze maatregelen moeten organiseren in functie van de noden van mensen op de arbeidsmarkt. De dienstverlening van VDAB is natuurlijk ook mede georiënteerd naar die afstand tot de arbeidsmarkt of de competentiekloof die werkzoekenden hebben.
We spelen nu al actief in op een aantal elementen. Ik geef een paar voorbeelden. Onder de noemer ‘iedereen duurzaam aan het werk’ groeperen we een aantal speerpunten gericht op specifieke groepen, zoals de arbeidsmarkt inclusiever maken, het aantrekken van niet-beroepsactieven, een talenplan voor nieuwkomers, antwoorden op collectief ontslag ... Ik heb gisteren in de plenaire vergadering ook al een aantal antwoorden gegeven.
Er is heel veel aandacht in het advies voor digitalisering en ongelijkheid, het tweede speerpunt van ‘Alle hens aan dek’.
Jullie weten dat wij, naast de bestaande buddy’s, ook een programma digibanken voorbereiden, om te kunnen inspelen op het verkleinen van de digitale kloof.
In het derde luik, het opleidings- en loopbaanoffensief, is het centrale project van de competentiechecks. Daarmee willen we heel specifiek dat ook medewerkers die de grootste competentieachterstand hebben en het meest kwetsbaar zijn in hun job, gebruikmaken van die competentiechecks. Want je komt al snel in een situatie waarbij zij die die wegen goed kennen, gebruikmaken van al die instrumenten, maar zij die die instrumenten niet kennen, er geen gebruik van maken. En dan schiet een goede maatregel voor een stuk zijn doel voorbij.
Collega’s Annouri en Ronse, uiteraard zullen wij een monitoring opzetten om het bereik van de maatregelen binnen het VESOC-akkoord op te volgen. Ook het bereik van kwetsbare groepen maakt hier deel van uit.
Via de monitoring van indicatoren zoals deze die de SERV-commissie heeft opgelijst of het jaarlijks trendrapport ‘kwetsbare groepen’ van ons departement – want vergeet niet, naast de SERV monitort ook ons departement op een werkelijk voortreffelijke wijze, ook doorheen de hele coronacrisis – volgen we de arbeidsmarktpositie van kwetsbare groepen.
Specifieke onderzoeken kunnen de impact van de maatregelen in kaart brengen. De moeilijkheid die ik zie, is om het effect van één specifieke maatregel te isoleren van het effect van parallelle beleidswijzigingen, zeker in een periode waarin ook op andere beleidsniveaus maatregelen worden genomen. We zullen goed moeten opletten dat we geen fouten maken en dat we op de juiste manier monitoren. Ik vraag mij af of je wel volledig geïsoleerd kunt monitoren, of dat niet wat strijdig is met de werkelijkheid.
Hoe kunnen we beter inzetten op een inclusieve relance, collega Ronse? Hoe kunnen we beter inzetten op diversiteit en inclusie, collega Annouri? Speerpunt 14 in het VESOC-akkoord heeft als welluidende naam ‘De arbeidsmarkt is meer dan ooit inclusief’. Daarin worden een aantal acties gebundeld voor de heterogene groep van niet-beroepsactieven en kwetsbare werkzoekenden. Er zijn vier prioritaire groepen: één, de neetjongeren; twee, de mensen met een leefloon; drie, de RIZIV-gerechtigden, waarvoor ik morgen door de regering een actieplan hoop te laten goedkeuren; vier, de personen die tijdelijk de arbeidsmarkt hebben verlaten om zorgtaken op te nemen en willen herintreden, waaronder een hele groep vrouwen met een migratieachtergrond. Voor die vier groepen willen we in een eerste focus tot een goed aanbod komen.
Verder is er een kwetsbaarheidstoets. Een dergelijke toets maakt voor mij integraal deel uit van de uitwerking van de beleidsmaatregelen in kader van het VESOC-akkoord. Ik merk dat alle sociale partners heel erg begaan zijn met het vermijden van het uit de boot vallen van die meest kwetsbare groepen. Het akkoord heet ‘Alle hens aan dek’, en dat betekent dus: iedereen.
Ten slotte, collega Annouri, wat die digitale uitsluiting betreft, hebben we speerpunt 11 in ons VESOC-akkoord. Dat richt zich specifiek op het aanpakken van de digitale kloof. Wij lanceren hiervoor een ambitieus programma met lokale besturen en partnerschappen. De digibanken staan hierbij centraal en ook sociale economie kan hierin een rol spelen. Ik hoop na de paasvakantie mijn oproep voor de digibanken te kunnen lanceren. Op dit ogenblik wordt er keihard gewerkt aan het in de steigers zetten van het specifieke project.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Eerst iets compleet offtopic. U bent, samen met mijn schoonmoeder, werkelijk de enige persoon die ‘kok-tai’ zegt in plaats van cocktail. Ik vind dat fascinerend. Ik lach mijn schoonmoeder er altijd mee uit, maar misschien is dat iets streekgebonden, hoewel mijn schoonmoeder uit de Kempen komt. Geheel terzijde, offtopic dus.
In het kader van kwetsbare doelgroepen is iemand die uit de Kempen komt natuurlijk perfect ...
En wat zeg ik? ‘Kok-tai’?
U zegt ‘kok-tai’, net zoals mijn schoonmoeder, die trouwens ook 'diskjockey' zegt in plaats van deejay. Maar goed, dit is compleet offtopic en kan ook tegen mij worden gebruikt. Ik zal dan ook stoppen met daarover te praten. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Even terug ‘on topic’. Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik heb een paar bedenkingen die u zelf ook hebt aangehaald. Uw analyse lijkt mij te kloppen. Een van de waarschuwingen van de SERV is dat noodzakelijke instrumenten, zoals het levenslang leren, waarop vanuit Vlaanderen ook wordt ingezet, maatregelen zijn waarvan die kwetsbare groep onvoldoende zal gebruikmaken.
Zoals u net zelf hebt aangehaald, is het een soort verdringingseffect van maatregelen die worden genomen om kwetsbare groepen of groepen in een moeilijke positie te bereiken en te helpen op de arbeidsmarkt. Die zullen dan misschien vooral worden gebruikt door de sterkere profielen, zoals we in het verleden al een paar keer hebben gezien. Dat moeten we ten koste van allen prijze vermijden, we moeten zorgen dat de nodige maatregelen worden gebruikt door de juiste doelgroepen en dat ze op die manier zo efficiënt mogelijk kunnen werken.
Minister, ik wil nog ingaan op twee zaken, om te beginnen de monitoring. U hebt gezegd dat u dat zeker gaat doen, en ik geloof dat u jaarlijks bedoelde. Is dat niet iets dat we beter sneller doen dan jaarlijks? Is dat mogelijk? Ik vrees dat, als we met jaarmonitoringsystemen gaan werken, dat eigenlijk te laat zal zijn. Dat is al zeker zo in deze heel moeilijke en kwetsbare periode. De schade zou wel eens te groot kunnen zijn doordat er te veel mensen zijn uitgevallen en je daarna een inhaaloefening moet maken die we nu misschien kunnen vermijden als er nu al wordt gemonitord om te bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat die mensen niet extra worden gestraft in deze crisistijd en er dus niet uit vallen.
Minister, ik heb nog een vraag over de kwetsbaarheidstoets die u zelf hebt aangehaald. U zegt dat daarover veel enthousiasme is bij de sectoren en dat het ook wordt opgevolgd, maar hoe wordt dat concreet opgenomen? Een van de zaken waar de SERV voor waarschuwt, is om daarover te waken als je maatregelen neemt, want soms is een onbedoeld effect dat kwetsbare groepen extra worden getroffen. Zorg ervoor dat dat niet gebeurt. U hebt net gezegd dat het belangrijk is en dat u ermee bezig bent. Op welke manier komt u daaraan tegemoet?
De heer Ronse heeft het woord.
Dit is een heel moeilijk debat, waar ik zelf ook vaak mee worstel, omdat ik zelf niet zo graag in termen van doelgroepen spreek. Ik heb liever de switch die de Vlaamse Regering heeft gemaakt en die enkel nog spreekt over de afstand van mensen tot de arbeidsmarkt.
Maar hier kunnen we niet naast de feiten kijken. We moeten vaststellen dat in het geval van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, je jammer genoeg kunt spreken over een aantal groepen. Minister, de acties en maatregelen die u hebt opgesomd, zijn goed. We kunnen ze samenvatten als volgt: nagaan bij werkgevers waarom die mensen voor hen minder interessant blijken te zijn. Op basis van die informatie moeten we actie ondernemen. We moeten nagaan op welke manier die mensen kunnen worden heropgeleid en herschoold. Misschien moeten er ook wat vooroordelen worden weggenomen.
Voor mensen met een arbeidsbeperking hebben we compenserende maatregelen voor het rendementsverlies dat ze betekenen voor de werkgever. We moeten misschien ook nagaan of de maatregelen die we daarvoor hebben, toereikend zijn. Misschien kan de doelgroepkorting op maat die mensen die buiten de klassieke doelgroepen vallen en voor wie er nu kortingen zijn, een oplossing bieden. Minister, is er een link met de doelgroepkorting op maat?
De heer Buysse heeft het woord.
Ik wil het nog heel kort hebben over één aspect van het onderzoek. Dat is de impact van de coronacrisis op de werkzaamheidsgraad van personen met een arbeidshandicap. Dat is een zeer belangrijk onderdeel van het rapport. Het is natuurlijk nog afwachten hoe de daling van de werkzaamheidsgraad van deze groep verder zal verlopen en hoe sterk de impact op langere termijn zal zijn. De crisis van 2008 kan daarover wel een indicatie geven. Het duurde toen immers tot 2014, dus zes jaar, voor de werkzaamheidsgraad zich opnieuw op hetzelfde niveau bevond als voor de crisis. Dat is toch belangrijk als referentiepunt.
De stijgende werkloosheid van personen met een arbeidshandicap wordt problematisch. De cijfers van Eurostat wijzen op een grote kloof tussen personen met en zonder een fysieke beperking op het vlak van armoederisico. 30 procent van de Belgische bevolking boven de 16 jaar met een fysieke beperking valt onder de armoededrempel, tegenover 15 procent van de personen zonder beperking. Hiermee scoort België – in negatieve zin dan – boven het Europees gemiddelde.
Daarnaast verloopt de toeleiding van personen met een fysieke beperking naar de arbeidsmarkt sowieso – ook zonder corona – al moeizaam. Dat kwam in het verleden al uitgebreid ter sprake in deze commissie. De huidige bevoegdheidsverdeling tussen het Vlaamse en federale niveau zorgt daarenboven nog eens voor extra drempels om die integratie op de arbeidsmarkt aantrekkelijk te maken. Een beleid dat specifiek gericht is op de arbeidsmarktparticipatie voor personen met een arbeidshandicap dringt zich om de geschetste redenen dus zeker op. Ik merk – en jullie waarschijnlijk ook – bij de groep een snel stijgende moedeloosheid. Ze hadden het voor corona al moeilijk om een kans te maken op een geschikte en aangepaste job, nu wordt het nog een pak moeilijker of zelfs onmogelijk. Vandaar dus ook onze expliciete vraag en steun om op dit domein nog meer initiatieven te nemen en de vraag om de evolutie van de cijfers van heel dichtbij te monitoren. Ik sluit me aan bij de opmerkingen om dit vlugger te doen dan op jaarlijkse basis, zodat er tijdig bijgestuurd kan worden.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Annouri, ik vroeg me af of ik het wel goed gehoord had, maar u gebruikte de uitdrukking ‘ten koste van allen prijze’. Ik weet niet of dat Antwerps is, maar die uitdrukking is mij volledig onbekend. Ik dacht: als de cocktail zo belangrijk is, dan moet ik toch ook de puntjes op de i zetten inzake deze uitdrukking. Dat was namelijk een cocktail van twee uitdrukkingen, denk ik.
Ik wil een bezorgdheid uit de weg ruimen. Ik heb misschien de indruk gegeven dat we dat slechts een keer per jaar monitoren, maar dat is niet zo. U kunt anderzijds ook niet verwachten dat ik elke week met een nieuw monitoringrapport kom, want dan zouden we alleen maar met papier bezig zijn en niet met de realiteit. Ik vind dat we permanent onze maatregelen moeten kunnen volgen. Het is niet mijn bedoeling om na een jaar te bekijken of iets goed of minder goed was. We houden permanent de vinger aan de pols. We moeten wel eens bekijken wat haalbaar is. Ik zal, samen met mijn departement en VDAB, proberen hier een goed evenwicht in te vinden.
Collega Annouri, we doen ook nog andere zaken voor kwetsbare werknemers, waarover ik het in mijn eerste antwoord niet gehad heb. De sociale economie is de plaats bij uitstek waar mensen met een kwetsbaar profiel, die een heel grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, terechtkunnen. We hebben ook een actieplan binnen de lokale diensteneconomie, samen met ons departement en VDAB, om alle onbenutte LDE-plaatsen (lokale diensteneconomie) in te vullen of te herverdelen. Er is een groeipad in de sociale economie en er zijn de digibanken, waarover ik al sprak. Je moet die twee sectoren eigenlijk een beetje samen bekijken.
Inzake levenslang leren en kwetsbare doelgroepen, is er een partnerschap tussen de sociale partners en de onderwijsverstrekkers. Zij hebben als taak gekregen om die drempels voor kwetsbare doelgroepen in kaart te brengen en acties te organiseren.
Collega’s, ik sprak al over de digibanken. Ik wil die eigenlijk oprichten op plaatsen waar kwetsbare mensen sowieso komen. Ik denk aan kringwinkels, die nog plaats over hebben om computers te refurbishen en opleiding te geven. We weten namelijk dat we daar gemakkelijker mensen kunnen bereiken, in een context waar ze zich thuis voelen. Dat wordt nu in de steigers gezet.
Voor VDAB zijn alle werkzoekenden natuurlijk belangrijk, vandaar dat we een aanpak op maat van mensen willen. Het is voor mij heel pijnlijk om vast te stellen dat ook als er meer werkloosheid is, de sterkere profielen de mensen die kwetsbaarder zijn, zullen verdringen, en vandaar: opleiden, opleiden, opleiden. En ik had het gisteren in de plenaire vergadering, naar aanleiding van de vraag van collega Ongena, ook al over jobhunting, waarbij je met een profiel naar werkgevers stapt om hen bijvoorbeeld in een individuele beroepsopleiding (IBO) te kunnen lanceren, wat natuurlijk een engagement van de werkgever vraagt, maar wat, denk ik, veel intensiever nodig zal zijn dan het was bij een arbeidsmarkt die oververhit is.
Het verhaal van de langdurig zieken en mensen met een arbeidsbeperking is een verhaal van kansen. Wat we doen voor de re-integratie van zieken, zal ook heel positieve effecten hebben voor de kansen van mensen met een arbeidsbeperking. Drempels die we voor de ene wegnemen, collega's, zijn voor de andere ook positief. Langs de ene kant heb je het gevaar dat je, als je een maatregel neemt, niet de meest kwetsbare groep bereikt. Maar je hebt ook maatregelen die je neemt voor een groep, bijvoorbeeld langdurig zieken, die sowieso ook op andere groepen positieve effecten zullen hebben. Dat werkt een beetje in twee richtingen.
Collega Buysse, de thematiek van de mensen met een fysieke arbeidshandicap in armoede is absoluut van belang. Dat is de reden waarom ik intensief overleg met de federale overheid voor een experimentele wetgeving en ook een manier om mensen met een handicap te laten werken zonder inkomensverlies. We hebben ook de beleidswerf individueel maatwerk, waar mensen met een arbeidshandicap ook in reguliere bedrijven terecht moeten kunnen.
Collega Ronse, ik deel uw zorgen. Bedankt ook voor uw geloof in wat we met ‘Alle hens aan dek’ besproken hebben. Ik hoop dat we met zijn allen deze thematiek niet alleen ‘by words’ belangrijk vinden, maar dat we ook door daadwerkelijk goede instrumenten in te zetten, die kwetsbaarheden een stukje kunnen wegnemen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, volgens vrttaal.net is ‘te allen prijze’ wel standaardtaal in België. Ik was even bang dat het iets Antwerps was. Maar ik wil het u zeker eens doorsturen. Het is standaardtaal. Het is geen Algemeen Nederlands, maar het valt dus wel perfect binnen de uitspraken. Ik ben blij dat ik daar toch niet door de mand val.
Terug naar de inhoud. Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik mij na het rapport van de SERV, in combinatie met wat ik gisteren gelezen heb over bijvoorbeeld uitkeringen voor mensen die tijdelijk werkloos zijn, echt heel veel zorgen maak over mensen in kwetsbare posities vandaag in Vlaanderen, zowel mensen op de arbeidsmarkt als uitkeringsgerechtigden. Dat zijn twee verschillende dossiers, maar die tonen voor mij wel heel erg hard aan hoe deze periode heel anders wordt ervaren naargelang de gelukspositie die je hebt op de arbeidsmarkt. Dat is een heel belangrijk punt dat we niet mogen vergeten. Wij kunnen, net zoals heel wat andere Vlamingen, onze job blijven doen. Het is op een vervelende manier, via ZOOM, maar we kunnen wel verder zinvol ons inkomen blijven behouden. Andere mensen hebben op dit moment een compleet andere situatie. En ik maak me daar zorgen over, ook vanwege wat u zelf erkent, minister, dat het risico er is dat als de arbeidsmarkt zich weer op gang trekt, mensen met een arbeidshandicap, mensen met migratieroots, jongeren die op dit moment aan het zoeken zijn, weer drie, vier stappen achteruit worden geduwd, zeker omdat we weten dat de zogezegde klap op onze arbeidsmarkt er voor een stuk nog zit aan te komen.
U erkent dat. En op basis van uw antwoorden denk ik dat u ook de risico's daarvan inziet. U verwijst dan een paar keer naar ‘Alle hens aan dek’, het sectoroverleg enzovoort. Ik denk dat we er vooral voor moeten zorgen dat in die maatgerichte aanpak elke stap van werk wordt meegenomen. U hebt zelf aangehaald dat u niet wekelijks kunt monitoren. Daar ben ik het absoluut mee eens, voor alle duidelijkheid. Jaarlijks is te weinig. Ik hoop gewoon dat als er binnenkort een duidelijk plan is – want u hebt gezegd dat u dat nu gaat oppakken om te zien hoe u dat juist moet aanpakken – dat ook kan worden teruggekoppeld naar ons. Ik ben er wel benieuwd naar, om te weten op welke manier dat gebeurt. Als daar een rapportering over is hier bij ons, kunnen we daar als parlement en commissie ook over in gesprek gaan, om te zien of daar de juiste stappen worden gezet en hoe we daar als parlement ook onze rol in kunnen opnemen. Ik dank u.
De heer Ronse heeft het woord.
Over het taalkundige zal ik me niet te veel uitspreken, buiten het feit dat ik op dat vlak volledig de kant van de minister kies. Collega Annouri, West-Vlaanderen boven op dat vlak.
Collega Annouri, voor de rest denk ik dat uw zorg terecht is. Op het moment dat de crisis echt economisch zeer voelbaar zal zijn, en er veel faillissementen komen en zo, zullen er ook heel veel ontslagen vallen en zullen sommige mensen inderdaad heel veel moeite hebben om opnieuw op die arbeidsmarkt terecht te kunnen. Die afstand tot de arbeidsmarkt zal zeker bij die groepen groter worden, vrees ik. Ik denk dat we daar ook realistisch in moeten zijn. Vandaar ook mijn pleidooi om al de instrumenten die we vandaag hebben, heel kritisch te bekijken, om na te gaan of een doelgroepkorting, of een doelgroepkorting op maat, die dan moet worden uitgewerkt, echt efficiënt zal zijn. Is dat iets dat werkgevers ervan kan overtuigen om toch ook spontaan voor mensen uit die groepen te kiezen? We moeten ook echt inzicht hebben in hoe werkgevers naar die mensen kijken, zodat we hen kunnen versterken. Het is immers inderdaad in ons aller belang dat de afstand van die mensen tot de arbeidsmarkt niet vergroot, wel integendeel, dat ze zich kunnen ontplooien en hun talenten kunnen inzetten op die arbeidsmarkt. Wat dat betreft, deel ik uw mening volledig. Ik vermoed dus dat we hier zeker nog wel meerdere boompjes zullen opzetten hierover, al dan niet met een cocktail – hoe men dat ook wil uitspreken – bij de hand.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.