Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 26 januari 2021 hebben nagenoeg alle media bericht over een vreselijk familiedrama in Vilvoorde. Vooral de berichtgeving in Het Nieuwsblad viel mij op. Naar mijn aanvoelen ging de berichtgeving – en ze is achteraf ook aangepast, wellicht omdat men bij Het Nieuwsblad aanvoelde dat een en ander niet goed was –, volgens mijn lezing, in tegen de mediarichtlijnen voor kwaliteitsvol en correct berichten over zelfdoding.
Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) stelde reeds in 2004 mediarichtlijnen op om media te sensibiliseren en te adviseren over de effecten van berichtgeving en beeldvorming over zelfdoding. Een juiste berichtgeving rond zelfdoding is van levensbelang. Deze mediarichtlijnen zijn opgebouwd rond drie pijlers. Ten eerste moeten ze de juiste informatie meegeven. Ten tweede moeten de media hoop geven, want zelfdoding kan worden voorkomen. Daarbij is het belangrijk om hulpbronnen te vermelden, om mensen hulp te bieden. In de praktijk verwijst men dan meestal naar de Zelfmoordlijn. Ten derde moeten de media hun bereik en de hoeveelheid van berichtgeving over zelfdoding beperken. Het dramatiseren van zelfdoding en clickbaits met zelfmoord als onderwerp, laat suïcidale personen stilstaan bij zelfdoding als mogelijke oplossing voor hun problemen en kunnen als trigger werken. De mediarichtlijnen geven ook aan om details over een zelfmoord en de methode zo weinig mogelijk mee te geven.
De mediarichtlijnen die VLESP opstelde, zijn er gekomen omdat we uit onderzoek weten dat wanneer media op een slechte manier omgaan met zelfmoord, dit een grote trigger kan zijn voor vele mensen. De richtlijnen zijn op dit moment niet afdwingbaar, wat impliceert dat afleveringen als deze niet gesanctioneerd kunnen worden. Zelfmoord mag geen onderwerp zijn van sensatie of clickbaits, maar moet op een serene manier besproken worden, zonder het tot een taboe te maken.
We hebben het er nog niet zo lang geleden ook al over gehad. Minister, u antwoordde op mijn vraag om uitleg van 8 oktober 2020 dat VLESP momenteel nieuwe mediarichtlijnen aan het uitwerken is, in samenwerking met de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en de Raad voor de Journalistiek. Dit leek me dus een goed moment om het nog eens onder de aandacht te brengen.
Minister, bent u van mening dat in de berichtgeving over dit familiedrama in Het Nieuwsblad, maar ook in andere media, de mediarichtlijnen werden geschonden?
Wat is de stand van zaken van het uitwerken van de nieuwe mediarichtlijnen door VLESP, de VVJ en de Raad voor de Journalistiek?
Op welke manier zult u via de VVJ de mediabedrijven die de richtlijnen niet naleven, op hun verantwoordelijkheid wijzen of toch sensibiliseren?
Bent u bereid om samen met de VVJ en de Raad voor de Journalistiek te onderzoeken op welke manier de redacties en mediabedrijven verder kunnen worden gesensibiliseerd over de naleving van de mediarichtlijnen?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega's, het is een heel delicate kwestie en een heel belangrijke kwestie, deze zaak van zelfdoding en de wijze waarop de media, ook de sociale media, daarmee omgaan. Het is heel goed dat we er hier regelmatig over praten. Er zijn inderdaad door uzelf, maar ook door andere collega's – collega Jans op 7 november, collega Schryvers, nadien nog eens collega Jans en uzelf – vragen gesteld. Het toont aan dat er, heel terecht, heel veel aandacht voor is.
Als u vraagt naar individuele gevallen, naar de wijze waarop deze of gene krant of deze of gene journalist, dit of dit programma behandelt en wat mijn evaluatie is, dan moet ik u steevast hetzelfde antwoorden. Ik verwijs ook naar uw vraag van 8 oktober van vorig jaar over het programma De cel vermiste personen. Nu gaat het over een vraag over berichtgeving in Het Nieuwsblad. Telkens moet ik hetzelfde antwoorden, namelijk dat het niet aan mij is, als minister van Media, om te oordelen of een bepaalde journalist of een bepaald programma die mediarichtlijnen rond zelfdoding heeft nageleefd. Dat is niet de taak van de politiek en dat is ook niet de taak van de minister van Media.
In dat verband heb ik soms de indruk dat er met verschillende maten en gewichten wordt gewerkt. Ik vind het een zeer fundamenteel principe dat wij niet de redactionele keuzes beoordelen, maar dat dit desgevallend gebeurt door de Raad voor de Journalistiek, die daartoe is aangesteld door de journalisten, met autonomie en journalistieke deontologie. Ik vind het een heel belangrijk principe. Ik merk dat ook de VVJ dat een heel belangrijk principe vindt.
Vorige week nog hebben we een discussie gehad waarbij er vanuit de VVJ kritiek was. De discussie ging over een programma van BRUZZ waar er een aantal opmerkingen over waren. Ik stel vast dat u op een ongelijke manier handelt wanneer het gaat over een bepaald thema of over een partij die het aanhaalt. Ik wil dus graag pleiten voor een beetje consequentie. Wij zijn niet gemachtigd om de deontologische code van journalisten te beoordelen. Ik zal als minister van Media dat nooit op individueel vlak doen.
Wat we natuurlijk wel opvolgen, is hoe daarmee wordt omgegaan door de Raad voor de Journalistiek, door de VVJ en door VLESP. We hebben contact opgenomen met VLESP om na te gaan waar ze nu staan. Ze zijn volop bezig met het finaliseren van de nieuwe mediarichtlijnen, na constructief overleg met de VVJ en de Raad voor de Journalistiek. Zowel de VVJ als de Raad voor de Journalistiek hebben input geleverd. De nieuwe richtlijnen zijn nog niet gepubliceerd, maar zitten in de lay-outfase. Om de opvolging van de mediarichtlijnen te waarborgen, is het heel erg belangrijk dat die via aantrekkelijke communicatietools onder de aandacht worden gebracht. Naast een brochure zullen er ook twee animatievideo's worden gepubliceerd die de richtlijnen inhoudelijk versterken. De lancering van de nieuwe webpagina, de brochure en de animatievideo's zijn gepland voor midden maart. VLESP zal hierover communiceren, maar ook de VVJ en de Raad voor de Journalistiek zullen informatie helpen verspreiden.
Ik heb al herhaaldelijk aangegeven dat ik deze thematiek heel erg belangrijk vind, naast het respect voor de journalistieke autonomie en de persvrijheid. De focus dient in de eerste plaats te liggen op het sensibiliseren, adviseren en het in de kijker zetten van goede praktijken. De mediarichtlijnen zijn inderdaad niet afdwingbaar van overheidswege. Wanneer VLESP van mening is dat de mediarichtlijnen niet voldoende opgevolgd worden, zullen zij de redactie van het mediabedrijf in kwestie aanschrijven om hierover in overleg te treden.
Daarnaast bestaat ook nog de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Raad voor de Journalistiek over een schending van de richtlijn over berichtgeving over zelfdoding uit de deontologische code van de Raad voor de Journalistiek. Zoals gezegd, is het zijn taak, niet de mijne en ook niet de taak van deze commissie Media.
Rekening houdend met de gevolgen van zelfdoding, zal ik de dialoog steeds blijven aangaan met alle relevante actoren en niet alleen met de mediabedrijven. Zo zal ik proberen suïcidepreventie ook een plaats te geven in de gedragscode voor influencers en uiteraard zal ik VLESP ook betrekken bij het opmaken hiervan.
Na een evaluatie van het huidige Vlaams Actieplan Suïcidepreventie wordt momenteel het nieuwe Vlaams Actieplan Suïcidepreventie voorbereid. Hierin zal ook aandacht uitgaan naar het sensibiliseren van mediabedrijven. Het spreekt voor zich dat ik hieromtrent verder in overleg zal gaan met collega-minister Beke en VLESP.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals u zelf ook zei, is dit een heel delicate aangelegenheid, maar ook een belangrijke aangelegenheid.
Ik vind het belangrijk dat een aantal Vlaamse volksvertegenwoordigers deze zaak onder de aandacht houden.
Minister, u hebt verklaard dat we ons niet over de berichtgeving zelf mogen uitspreken, maar ik was redelijk onthutst door de berichtgeving in Het Nieuwsblad en andere media. Ik dacht dat journalisten de mediarichtlijnen moesten kennen. Wat is er aan de hand? Kennen de journalisten de richtlijnen onvoldoende? Dat is mijn insteek in verband met deze vraag om uitleg. Ik vind het belangrijk dit onder de aandacht te blijven brengen. Ik ben verheugd te horen dat eind vorig jaar serieuze stappen zijn gezet. VLESP werkt samen met de VVJ en de Raad voor de Journalistiek aan nieuwe richtlijnen. Ik kijk hard uit naar de lancering.
De redacties moeten uiteraard te allen tijde onafhankelijk zijn. De vraag blijft of u op een of andere manier kunt nakijken hoe u, samen met deze belangrijke partners, een bredere bekendheid aan die richtlijnen kunt geven. Ik denk dan niet alleen aan de redacties, want ook bij het brede publiek kan een sensitiviteit ontstaan. Bent u bereid dit na te gaan en ervoor te zorgen dat de richtlijnen beter gekend en nageleefd worden? Soms heb ik de indruk dat in artikels met zelfdoding als gruwelijk onderwerp enkel het nummer van de Zelfmoordlijn wordt vermeld. Dat is vaak de enige richtlijn die nog wordt gevolgd. Dat mag niet. De regels zijn zeer gebalanceerd en goed, maar we moeten er ook voor zorgen dat ze in de hoofden van alle journalisten zitten. Bent u bereid na te kijken hoe u dit nog meer kunt ondersteunen?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, bijna iedereen is het erover eens dat het belangrijk is dat er richtlijnen zijn. We zijn het volledig met u eens. We verwachten dat de VVJ haar werk doet. Indien de VVJ oordeelt dat een journalist over de schreef is gegaan, moet dat ook zo aan de leden worden gecommuniceerd. De politiek moet en kan daar beter niet in tussenbeide komen.
Ik ben blij dat, in vergelijking met vroeger, bewuster met dergelijke berichtgeving wordt omgegaan. Als we kijken naar de periode voor de richtlijnen gaat het om een heel ander gegeven. Ik ben blij dat we verandering zien, maar als er niet op een bewuste manier mee wordt omgegaan en mediabedrijven de richtlijnen niet naleven, moeten ze op hun verantwoordelijkheid worden gewezen. Dat is evident.
De vraag is gesteld hoe dit moet gebeuren, maar het belangrijkste is dat het inderdaad gebeurt. De mediabedrijven op hun verantwoordelijkheid wijzen, kan natuurlijk enkel indien de situatie strikt wordt opgevolgd. Daar zie ik dan weer wel een rol voor de politiek weggelegd. Op welke wijze zet u zich in om de screening en de strikte opvolging te garanderen, zodat elke case wordt opgevolgd en hier de nodige terechtwijzingen op volgen? We kunnen niet elke case bespreken, maar op welke manier zult u zich inzetten om die screening te garanderen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord en de heel concrete timing voor de lancering van de nieuwe mediarichtlijnen, waar we met zijn allen naar uitkijken. Het is een actueel thema, maar het is eigenlijk zo oud als de straat. Het onderzoek dat het verband tussen de berichtgeving en een toename van de suïcidecijfers aantoont, dateert van het begin van de jaren 1970. Het toenmalige ‘Werthereffect’ wordt ondertussen als copycatgedrag samengevat en ligt aan de grondslag van de huidige mediarichtlijnen.
Ik ben blij dat we in een commissie zitten waar u niet uw mening over een artikel, een uitzending of een krant geeft. U doet daarvoor een beroep op diegenen die daartoe zijn gemachtigd, namelijk de VVJ en de Raad voor de Journalistiek.
Het is ook positief te horen dat VLESP, dat met betrekking tot suïcidepreventie een heel grote expertise heeft, maar nu op de grens tussen … (onverstaanbaar) … en suïcidepreventie zit, zich door de VVJ en de Raad voor de Journalistiek laat informeren.
We kijken natuurlijk uit naar de lancering. Mijn vraag is of u een brug maakt naar het nakende Vlaams Actieplan Suïcidepreventie, maar u hebt in uw antwoord al vermeld dat er links tussen het actieplan en de mediarichtlijnen zullen zijn.
Het is goed dat we dit zo breed mogelijk bekendmaken, maar het is een interessante vraag of dat moet ten aanzien van het brede publiek. Volgens mij gaat het vooral om mensen die veel invloed hebben en die drager zijn. Op dat vlak verwijs ik naar uw initiatieven en uitspraken over het hierbij betrekken van influencers en mensen die veel impact op anderen hebben, zoals de klassieke en de moderne media. We stellen in de meeste onderzoeken nog altijd vast dat de geschreven pers het nog altijd beter doet dan de online media.
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Perdaens, het is belangrijk de mediabedrijven op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Als we dat vanuit de politiek doen, moet dat altijd met een algemene preventieve maatregel en nooit op individuele basis gebeuren. Ik vermoed dat u dat ook niet bedoelde. Het zou in het licht van de journalistieke autonomie niet goed zijn het kabinet van de minister van Media berichten te laten screenen en dan op basis van die appreciatie te stellen wat een goede of slechte interpretatie van de deontologische code is. Naast dit artikel, waarover in deze commissie weinig discussie is, zijn er andere artikelen, zoals waarheidsgetrouwe berichten, die, afhankelijk van de persoon of het soort artikel, anders kunnen worden geïnterpreteerd. Dit is precies wat we op basis van de journalistieke autonomie willen vermijden.
Mijn boodschap is dat het een goede zaak is dat dit thema in deze commissie regelmatig wordt aangehaald, want het maatschappelijk belang is groot. We mogen echter nooit vervallen in een individuele analyse van gevallen, want wij zijn slecht geplaatst om dat te doen.
Mevrouw Jans, ik kom nog even terug op de link met het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Ik heb van minister Beke vernomen dat er veel aandacht voor de publieke berichtgeving zal zijn. Dat is wat daarin wordt opgevolgd.
We zullen er, samen met onder meer VLESP, de VVJ en de Raad voor de Journalistiek, effectief voor zorgen dat er zeker bij journalisten voldoende aandacht voor is. De doelgroep van de deontologische code in de journalistiek zijn natuurlijk de journalisten zelf. Dat spreekt voor zich. Bepaalde aspecten kunnen echter ook ruimer relevant zijn, zeker we als naar influencers en mensen met een grote impact kijken. Om die reden komt er een integratie in een toekomstige code of conduct. Uiteindelijk zijn we allemaal een beetje influencers op sociale media en elders. Het is dan ook goed dat we ons allemaal bewust zijn, misschien niet van alle details, maar wel van de basisregels met betrekking tot suïcidepreventie.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, mijn bijkomende vraag was of u zou kunnen nakijken wat u vanuit uw eigen middelen en positie nog kunt doen om de VVJ en de Raad voor de Journalistiek bij te staan en de redacties een duwtje in de rug te geven, zodat de journalisten de nieuwe richtlijnen nog beter zouden kennen en in het hoofd zouden krijgen. U hebt daar nog niet op geantwoord, maar ik ga ervan uit dat u hiermee rekening zult houden en dat u zult nakijken hoe u de VVJ en de Raad voor de Journalistiek op dat vlak kunt ondersteunen. Ik denk dan aan de Mediacademie Journalistiek en platformen waar vormingen kunnen worden opgezet. Ik roep u op na te kijken hoe u dat duwtje in de rug kunt geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.