Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Enige tijd geleden bereikten de federale en deelstaatregeringen van ons land een eerste ontwerpakkoord over de verdeling van het Europese geld voor de relance na corona. In totaal krijgt ons land 5,9 miljard euro uit de pot van 750 miljard euro voor het herstelfonds voor de hele Europese Unie. Daarvan gaat 1,25 miljard euro naar de federale overheid, maar Vlaanderen mag dus rekenen op 2,25 miljard euro voor zijn relanceplannen uit die Europese pot.
Voor zover ik begrepen heb, is het op Vlaams niveau de bedoeling om 70 procent van die middelen te besteden aan relanceprojecten rond gewestmateries en 30 procent aan projecten rond gemeenschapsmateries. Het lijkt mij, als Vlaamse Nederlandstalige Brusselaar, niet meer dan logisch dat op die 30 procent ook de Brusselnorm van 5 procent wordt toegepast voor Brussel.
Minister, kunt u ten eerste bevestigen dat de Brusselnorm – de begrotingsnorm – van 5 procent zal worden toegepast op de 30 procent Vlaamse relancemiddelen die naar de gemeenschapsbevoegdheden zouden gaan? Kunt u zeggen over welk bedrag dit dan precies zal gaan?
Om aanspraak te maken op de Europese middelen moeten concrete projecten worden ingediend bij de Europese Commissie die aan een resem criteria voldoen. Kunt u toelichten welke projecten u van plan bent specifiek in te dienen voor Brussel? Op welke manier vinden die voorstellen hun plaats binnen de algemene plannen die de Vlaamse Regering op tafel zal leggen als onderdeel van een coherent plan dat voor de lidstaat België in zijn geheel zal worden ingediend? Alvast bedankt voor uw antwoord.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega Goeman, voor de vraag. U weet dat ik altijd een partner ben om zeker ook voldoende middelen te investeren in de hoofdstad, vanuit onze duurzame en dierbare gemeenschapsbevoegdheden.
Wij hebben als Vlaamse Regering natuurlijk een geïntegreerd relanceplan Vlaamse Veerkracht vormgegeven in een kleine tweehonderd projecten, en een aantal daarvan zullen onderdeel zijn van het Belgische relanceplan ter verantwoording van de Europese middelen. Het is in de uitwerking van de concrete dossiers en projecten dat zal blijken welk bedrag de Vlaamse overheid zal inzetten via haar gemeenschapsbevoegdheden en gewestbevoegdheden en hoeveel daarvan in Brusselse projecten besteed zal worden.
Het is nog te vroeg om de analyse daarvan te maken, maar omdat de jaarlijkse relance-uitgaven deel uitmaken van de geconsolideerde Vlaamse uitgaven, zullen die ook meegenomen worden in de jaarlijkse ex-postberekening van de Brusselnorm. De Brusselnorm wordt – dat weet u – alleen bekeken op het niveau van de geconsolideerde uitgaven en de totaliteit per beleidsveld. Dat wordt dus niet bekeken op de onderdelen ervan, zoals bijvoorbeeld het relancebudget.
U peilde ook naar de projecten binnen de Europese context en criteria. Als minister van Jeugd, Media en Brussel zal ik investeren in diverse projecten, waaronder, wat Media betreft, een innovatief digitaal transformatieprogramma voor de Vlaamse en regionale media, en ook het ‘digibetisme’ en de mediawijsheid zullen daarbij sterk aan bod komen. Inzake Jeugd wordt er ingezet op duurzame investering in jeugdinfrastructuur en op het beter bereiken van kwetsbare kinderen en jongeren. Dat zijn natuurlijk twee domeinen waarbij Brussel ook een prominente rol zal krijgen. Zowel inzake Media als inzake Jeugd spreekt het voor zich dat we ook Brussel zullen meenemen.
Wat specifiek de Brusselkredieten betreft, weet u dat ik 10 miljoen euro zal aanwenden via het Vlaams Brusselfonds aan relancemiddelen in gemeenschapsinfrastructuur in Brussel. Voor het gebruik van al die middelen zullen we de investeringen toetsen aan verschillende elementen. Je hebt de vooropgestelde Europese criteria, je hebt de speerpunten van het Vlaams relanceplan, en natuurlijk, wat Brussel betreft, het richtlijnenkader van het Vlaams Brusselfonds, dat geactualiseerd werd.
En in het verlengde daarvan zullen we vooral inzetten, ook in Brussel, op digitalisering en duurzaamheid. Dat zijn twee van de belangrijkste toetsstenen van het Vlaamse relanceplan.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel, minister. Als ik u al een eerste tipje van de sluier hoor oplichten over wat de prioriteiten zullen zijn en welk soort projecten er ingediend worden, zoals over innovatie op het vlak van media, ‘digibetisme’, duurzame jeugdinfrastructuur, duurzaamheid in het algemeen, zijn dat natuurlijk dingen waar wij ons in kunnen vinden – dat heb ik ook altijd gezegd. Ik neem aan dat het de bedoeling is dat een deel van het geld dat voor die verschillende projecten binnengehaald wordt, ook in Brussel besteed zal worden. De projectfiches – dat heeft minister Diependaele gisteren nog eens in de commissievergadering beloofd – zullen binnenkort ook aan het parlement bezorgd worden. Dan kan ik daar alvast wat meer informatie in vinden.
Maar ik wil het vandaag natuurlijk vooral over de centen hebben. Als ik het goed begrepen heb, worden er geen specifieke Brusselse projecten ingediend bij Europa? Dat is de eerste vraag. Tweede vraag: u hebt uiteraard zeer correct geschetst dat de relanceplannen van Vlaanderen breder zijn dan alleen die 2,25 miljard euro die aan Europese middelen wordt binnengehaald. Er is 4,3 miljard euro in totaal voor het plan Vlaamse Veerkracht. Maar ik ben vooral op zoek naar een garantie dat 5 procent daarvan naar Brussel zal gaan. Kunt u dat nog eens bevestigen? En een laatste vraag: u bent terecht een groot pleitbezorger van een goede samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Wordt er ook met de VGC overlegd rond welke projecten heel concreet in Brussel worden uitgerold in het kader van de relanceplannen?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik stel eigenlijk een beetje vast dat het wat een zoektocht is, of er bij die extra investeringen vanuit Brussel gefocust zou worden op de relancemiddelen en de projecten voor de Europese steunfondsen. We weten natuurlijk dat er rond de Brusselnorm, waar we allemaal achter staan, de voorbije jaren wat discussie was met betrekking tot onder andere de nieuwe criteria van de nabijheidsvoorzieningen, of de gelden werkelijk terechtkomen bij Brusselaars dan wel bij mensen die in Brussel de instellingen gebruiken. Ik heb het daar moeilijk mee. Ik dacht, minister, dat u ook bedenkingen had bij de criteria van de nabijheidsvoorzieningen.
De Brusselnorm is, zoals we weten, een ambitie om globaal vanuit Vlaanderen naar Brussel te halen wat de gemeenschapsmiddelen betreft. Jaar na jaar wordt aangetoond dat we daar vanuit Vlaanderen in slagen, zelfs in moeilijke tijden. De vorige legislatuur moest er bespaard worden. In deze coronatijden blijkt dus ook dat we daarin slagen, dat de Vlaamse Regering blijft investeren in Brussel, en dat we in sommige sectoren, zoals onder meer het onderwijs, cultuur, inburgering, die 5 procent van de gemeenschapsmiddelen blijven bereiken. U weet ook dat de relancemiddelen meer bedragen dan de steun die we vanuit Europa ontvangen. Het gehele relanceplan Vlaamse Veerkracht zal uiteraard uitgevoerd worden. Belangrijk is natuurlijk dat er jaarlijks meer dan 1 miljard euro vanuit Vlaanderen naar Brussel vloeit. In het kader van dat relanceplan werd maar liefst 10 miljoen euro aan bijkomende middelen in het Brusselfonds gestoken, zoals de minister verduidelijkt heeft, en waarbij er gefocust zal worden op projecten van digitalisering en duurzaamheid. Ik vind het enorm belangrijk dat deze Vlaamse Regering die bijkomende inspanningen zal doen.
Mijn enige vraag en bedenking hierbij is het volgende. Vlaanderen heeft een Brusselnorm, wat goed is. Maar misschien moet er eens – en dat is dan vooral een bemerking naar collega Goeman – in het Brussels Parlement geïnformeerd worden naar wat de Brusselnorm is van de collega’s van de Franse Gemeenschap. Hanteren zij eveneens datzelfde Brusselgevoel, diezelfde Brusselnorm, eigenlijk die voorafname die er gedaan wordt? Wanneer wij vanuit Vlaanderen inspanningen doen voor Brussel, is het natuurlijk ook wel van belang dat ook onze collega’s van de Franse Gemeenschap een gelijkaardige investering zouden doen.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de opmerkingen en vragen. Laat mij misschien beginnen met de vraag naar wat ingediend is bij Europa. Het is momenteel zo dat de 10 miljoen euro voor het Vlaams Brusselfonds niet op de shortlist staat voor het Belgische relanceplan en dat die aldus niet wordt meegenomen in het intrafederale Plan voor Herstel en Veerkracht, dat dient voor de verantwoording van de Europese relancemiddelen. Dat is bijvoorbeeld anders voor het digitaal transformatieprogramma media, dat daarin wel gevat is. Dat heeft op zich geen impact op onze plannen naar het Brusselbeleid. Dat is meer een vraag naar verantwoording van middelen en oorsprong van de middelen. U weet dat we ook vanuit de Vlaamse begroting extra middelen voorzien voor het relanceplan. Op zich heeft dat dus geen impact. Ik merk dat er een grote complementariteit is tussen prioriteiten en dat in elk geval datgene dat wij naar voren schuiven rond de Brusselse investeringen, namelijk duurzaamheid en digitalisering, zowel in de basisplannen vanuit Vlaanderen alsook in het intrafederale plan topprioriteiten zijn. Op dat vlak denk ik dat er geen verschil is.
U hebt ook gevraagd of ik de garantie kan geven dat 5 procent van de relancemiddelen in gemeenschapszaken besteed zullen worden in Brussel. Ik wil er in elk geval een lans voor breken dat we bij de besteding van de middelen inderdaad zo veel mogelijk besteden in de hoofdstad. Maar in een aantal gevallen zijn we natuurlijk ook afhankelijk van de initiatieven die komen vanuit de hoofdstad. Ik geef daarvan één voorbeeld. Inzake media-innovatie gaan we uiteraard enkel middelen geven aan organisaties en initiatieven die komen met interessante voorstellen die kaderen in die visie rond media-innovatie. Als dat vaak vanuit Brussel komt, zal men daar veel van krijgen. Als dat niet het geval is, zal dat ook niet zo zijn. Idem voor bijvoorbeeld jeugdinfrastructuur: daar zijn we ook heel sterk afhankelijk van vragen en initiatieven vanuit de hoofdstad – toch wel, collega Goeman, ik zie u neen schudden. Wij kunnen niet top-down vanuit Vlaanderen bepalen dat er in bepaalde Brusselse gemeenten initiatieven komen. Wij werken daarvoor samen met het middenveld en de VGC en we kijken ook bottom-up naar initiatieven. Je kunt als overheid niet op voorhand zeggen, als je een open blik hebt op die elementen, dat het zeker zoveel zal zijn in deze of gene stad. Het is mijn ambitie om die middelen zeker ook zo goed mogelijk naar Brussel te laten komen, maar we rekenen daar ook op een sterke samenwerking met Brusselse organisaties en met de VGC om ervoor te zorgen dat er goede projecten zijn die in aanmerking komen voor betoelaging. Het is niet centen omwille van de centen, maar het is centen omwille van kwaliteitsvolle projecten.
Tot slot het overleg met de VGC. Het spreekt voor zich dat wij regelmatig overleggen over dit soort zaken, ook in mijn hoedanigheid van waarnemer op het VGC-College. Bij bepaalde elementen van de relance zal dat zeer intens zijn. Ik geef daar misschien één voorbeeld van: het deeltijds kunstonderwijs dat in die 10 miljoen euro zeker ook een prominente plaats zal krijgen, ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn. Het spreekt voor zich dat we dat in zeer nauw overleg doen met de VGC. Bijvoorbeeld rond de muziekacademie in Sint-Agatha-Berchem hebben we zeer goed samengewerkt met Collegelid Sven Gatz om te kijken hoe we zo snel mogelijk die investeringen samen kunnen realiseren.
We gaan daar dus inderdaad heel wat van die zaken in nauw overleg kunnen realiseren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Waar het mij en mijn partij natuurlijk vooral om te doen is, is dat Brussel ook in dezen zijn eerlijk deel van de koek krijgt. Voor ons is dat de toepassing van de begrotingsnorm van 5 procent voor Brussel op wat afgesproken is: 30 procent van de relancemiddelen die naar gemeenschapsbevoegdheden zouden gaan. Ik ben natuurlijk ook een groot voorstander van samenwerking, maar ik ga er toch van uit dat Vlaanderen zelf ook een voorzet kan geven om partners te zoeken om projecten uit de grond te stampen rond jeugdinfrastructuur, rond digitale transformatie. De noden zijn in Brussel wat dat betreft heel erg groot. Als er centen zijn, vind je meestal partners om concreet iets uit de grond te stampen.
Verder wil ik tot slot nog eens toejuichen dat u van plan bent om de 10 miljoen euro uit het Brusselfonds, die dan weliswaar niet binnen de Europese middelen valt, maar wel gegarandeerd is, te gebruiken voor het deeltijds kunstonderwijs. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Voor de rest sluit ik graag af door te zeggen dat wij natuurlijk gaan opvolgen of die ambitie van 5 procent ook daadwerkelijk gehaald wordt. Ik had misschien iets liever een harde garantie gekregen, maar de discussie in het parlement zal zich daarover ongetwijfeld voortzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.