Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, de laatste vraag gaat over een belangrijk thema voor onze Vlaamse ambtenaren en de werking van ons Vlaamse overheidsapparaat. De coronacrisis heeft een aantal opportuniteiten blootgelegd en blijkt een wegbereider voor het fundamenteel herdenken van de manier waarop we werken. Thuiswerk was en is voor velen van ons, zie hier maar, de regel. Dit noodgedwongen testjaar zal ongetwijfeld structurele gevolgen hebben en tot een verankering in de toekomst leiden, ook voor onze Vlaamse ambtenaren.
Minister, u wilt op dit moment de omzendbrief Plaats- en tijdsonafhankelijk werken (PTOW) vervangen door het hybride werken. Bij deze nieuwe werkvorm wordt thuiswerk gedurende enkele dagen per week de norm. Net zoals u, denken wij dat dit systeem vele voordelen biedt, en wij willen ons daar krachtig achter zetten. Er zijn voordelen voor zowel de werkgever als de werknemer. Maar ik denk dat de coronacrisis heeft blootgelegd dat er ook een aantal risico's zijn. Daarom is het belangrijk dat beide partners, werkgevers en werknemers, elkaar vinden in goede afspraken en dat we de mogelijke risico's op die manier indammen.
Minister, ik heb een paar vragen over de werkzaamheden die u samen met uw kabinet daaromtrent doet. Wat zijn de uitgangspunten van uw plan rond hybride werken? Hoe verlopen de gesprekken met de vakbonden hierover? Zijn er nog discussiepunten op dit moment? Welke besparing kan het hybride werken opleveren? Hoe worden de ambtenaren gewapend om op een goede manier optimaal thuis te kunnen werken? Niet onbelangrijk in een tijd van welzijn op het werk en grote burn-outrisico's: in welke mate zullen de ambtenaren hun werktijd zelfstandig kunnen indelen? Bouwen wij in deze werkzaamheden het recht tot disconnectie in? Dat is een complexe term om te zeggen dat je af en toe moet kunnen afstand nemen van het werk.
Minister Somers heeft het woord.
Het is de laatste vraag van een bewogen namiddag. Uw vraag over het hybride werken is een belangrijke vraag, mijnheer Vaneeckhout.
Ik wil beginnen met te zeggen dat de scope van mijn omzendbrief over hybride werken, het werken in postcoronatijden is. Het gaat niet over vandaag, waar we zitten met een verplichte situatie van maximaal thuiswerk en waar coronamaatregelen bepalend zijn voor onze manier van werken. De omzendbrief heeft geen betrekking op deze situatie, maar op de situatie post corona.
Hybride werken draait om resultaatgericht werken en leidinggeven op basis van vertrouwen en dialoog. Dat zijn de belangrijke uitgangspunten.
Personeelsleden werken vanuit verschillende werkomgevingen en -locaties, maar blijven verbonden door technologie maar ook door fysieke samenkomsten.
Het personeelslid overlegt met de leidinggevende waar en wanneer de werkactiviteiten het best uitgevoerd kunnen worden. Dit gebeurt telkens met het organisatiebelang en klantenperspectief voorop geplaatst en staat in functie van de te behalen resultaten en van de aard van de werkactiviteit.
Wat willen we nog doen? We willen de sociale cohesie bevorderen. Onderlinge samenwerking en organisatiebetrokkenheid verdienen expliciete aandacht en moeten blijvend gestimuleerd en gefaciliteerd worden.
Alle personeelsleden moeten de basisprincipes van de deontologische code blijvend respecteren. De organisatie geeft vertrouwen om hybride te werken, en medewerkers nemen de verantwoordelijkheid om op een integere manier met dit vertrouwen om te gaan.
Elke entiteit binnen de Vlaamse overheid heeft de verantwoordelijkheid om deze principes door te vertalen naar de eigen specifieke context, die verschillend kan zijn van onderdeel tot onderdeel van onze administratie.
Ik wil ook graag benadrukken dat thuiswerken een keuze blijft en geen verplichting mag zijn voor wie er om persoonlijke of competentiegebonden redenen de voorkeur aan geeft om niet thuis te werken, bijvoorbeeld omdat men zich thuis moeilijk kan concentreren.
Hoe verlopen de gesprekken met de vakbonden hierover? Mijn ontwerpversie van de omzendbrief werd voor de eerste keer besproken op het Sectorcomité XVIII van 25 januari. Het sociaal overleg wordt voortgezet in februari. De besprekingen lopen dus, maar uit respect voor de mensen met wie ik aan de onderhandelingstafel zit, moet ik nu geen voorafnames doen. Ik denk dat het sociaal overleg alle kansen moet krijgen en ik hecht daar ook belang aan.
Welke besparing kan het hybride werken opleveren? Voor mij is hybride werken geen besparingsoefening. Dat is niet de finaliteit van het hybride werken. Meer nog, er zal waarschijnlijk geïnvesteerd moeten worden in ondersteunende digitale tools en in een aanpassing van de invulling van kantoorruimtes.
Er zijn daarnaast natuurlijk wel potentiële besparingen, ook al is dat – nogmaals – niet de finaliteit ervan. Iedereen begrijpt dat als je consequent thuiswerkt, je minder vierkante meter kantoorruimte nodig hebt. Dat is de logische consequentie daarvan. Maar er zijn andere voordelen, die ik belangrijker vind: een betere afstemming tussen werk en privéleven, efficiënter kunnen werken, verminderen van het fileprobleem, minder tijdverlies door verplaatsingen. Dat zijn voordelen die zeer zichtbaar zijn bij dat hybride werken.
Hoe worden de ambtenaren gewapend om optimaal thuis te kunnen werken? Wel, mijn administratie heeft een uitgebreid ondersteuningsaanbod ontwikkeld voor de personeelsleden, zodat zij optimaal kunnen thuiswerken. Dat aanbod wordt regelmatig uitgebreid. Zo zijn er heel concrete tips over hoe een personeelslid duurzaam aan de slag kan blijven, over hoe men privé en werk optimaal kan organiseren, hoe men gezond kan telewerken, hoe men digitaal kan samenwerken zonder stress enzovoort.
We hebben hiervoor een aantal webinars ontwikkeld, en ik mag toch zeggen dat die echt wel veel bekeken worden: sommige werden al door meer dan tweeduizend personeelsleden bekeken, niet niets in een organisatie waar mensen niet verplicht worden om dat te doen. Aan de webinar ‘Leidinggeven op afstand’, wat een heel belangrijk onderdeel is van hybride werken, namen bijna tweehonderd leidinggevenden deel.
Personeelsleden kunnen ook terecht bij verschillende welzijnsactoren, zoals de Sociale Dienst, preventieadviseurs en een groep van coaches.
In welke mate zullen de ambtenaren hun werktijd zelfstandig kunnen indelen? Hybride werken maakt een betere werk-privébalans mogelijk en zo ook een verhoogd welzijn bij de medewerkers van de Vlaamse overheid. Leidinggevenden en personeelsleden maken heldere afspraken – dat is toch alleszins de ambitie van de omzendbrief – over wanneer men aan het werk is, zodat de grens tussen werk en privéleven uitdrukkelijk gerespecteerd wordt. Voldoende deconnectie moet mogelijk zijn en is belangrijk, net zoals het ook belangrijk is om op bepaalde momenten ook te connecteren. Dat is de hybriditeit. Er moeten momenten zijn waarop de ambtenaar kan zeggen dat je hem met rust moet laten, maar er zijn ook momenten waarop je als overheid moet kunnen zeggen: ‘Vriend of vriendin, je moet aangesloten zijn, want klanten of de rest van de organisatie moeten met jou in dialoog kunnen treden.’ Hierbij moet rekening gehouden worden met de regels inzake arbeidstijd, het welzijn van het personeelslid en de dienstverlening aan de klant. Dat zijn de randvoorwaarden waarbinnen we werken.
Tot daar mijn toelichting bij de omzendbrief.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben blij te horen dat dit volop in proces zit, want ik denk dat dit eigenlijk een opportuniteit is waarmee we onze Vlaamse overheid en onze arbeidsorganisatie nog moderner en hedendaagser kunnen maken. Ik ben ook blij dat u zeer expliciet de principes van vertrouwen en verantwoordelijkheid uitdrukt. Ik denk dat dat twee kanten van de medaille zijn en dat aan het hele verhaal twee kanten zijn waar we een antwoord op moeten bieden. Dat u ervoor kiest om hier niet te veel te zeggen over de gesprekken met de vakbonden, stemt mij in die mate gerust dat ik hoop dat u het inderdaad naar waarde schat en dat het overleg tussen werknemers en werkgevers goed loopt.
Ik denk dat het een enorme kans is, maar ik denk dat ieder van ons na een jaar thuiswerken ook wel de risico’s inschat van wat de potentiële gevolgen zijn op het vlak van welzijn op het werk en een aantal andere factoren. We moeten ernstig nemen en mogen niet onderschatten wat voor een fundamentele shift dit voor een organisatie is. Daarom ben ik blij dat er ook een aanbod is voor leidinggevende ambtenaren. Het zou een doelstelling moeten zijn om die allemaal dat traject te laten doorlopen bij de opstart van deze nieuwe omzendbrief.
Nog één kleine aanvulling – er is al heel veel gezegd –: het gaat inderdaad over investeringen qua werkmiddelen. Ik ben zelf ook vrijwilliger in een organisatie, en ik zie daar toch debatten ontstaan over correcte vergoedingen voor de inzet van materiaal thuis, netwerken, bureaumateriaal en dergelijke. Ook dat moet beantwoord worden in die omzendbrief.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik wou het aspect spoed even voorleggen, maar ik heb begrepen – ik heb u vorige week over hetzelfde onderwerp bevraagd, zowel op het Vlaamse als het lokale niveau – dat u er volop mee bezig bent. Dat is belangrijk. We zitten met heel veel vragen, ook lokaal.
Eén zaak werd al aangehaald: de vergoedingen spelen heel hard, dat voel je bij de mensen.
Het gelijkheidsprincipe haalt u ook aan. Mensen gaan het thuis organiseren, bijvoorbeeld kinderen opvangen terwijl men werkt. Er zijn echter jobs die zich niet of minder lenen tot thuiswerk. Daar zit de hobbel in uw traject, minister. De gelijkheid tussen onze ambtenaren is niet mogelijk op dat vlak. Ik hoor soms heel veel animo, en niet alleen in positieve zin. Zult u daar voldoende aandacht aan besteden?
Ik kijk verder uit naar uw besprekingen met de vakbond. Hoe gaat u uit de kosten en uit dat gelijkheidsprincipe geraken?
De heer Tommelein heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk, minister, om het recht op disconnectie te hebben. Het is echt belangrijk dat men op bepaalde momenten het recht heeft om niet bereikbaar te zijn. De leden van het Europees Parlement hebben de Commissie nog maar tien dagen geleden gevraagd om een wet voor te stellen die de werknemers inderdaad toestaat om buiten de werkuren offline te zijn. Ik heb in deze commissie al een paar keer gewezen op het belang van het mentale welzijn. Op een bepaald moment moet men eventjes – ook mentaal – afstand kunnen nemen. Met goede afspraken moet dat zeker lukken. Ik wil voor mijn fractie het belang daarvan nog eens onderstrepen.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil in de eerste plaats mijn waardering uitspreken voor het vele werk dat de personeelsleden van de Vlaamse overheid, van de lokale besturen en van de federale overheid, het voorbije jaar hebben geleverd. De switch is er heel snel moeten komen, ze hebben de nodige flexibiliteit en veerkracht aan de dag gelegd.
Hybride werken heeft voordelen, dat klopt. Ik ben blij dat u zegt dat het geen besparingsoefening mag zijn, absoluut niet. Het heeft veel voordelen, ook voor de werknemer, maar we mogen zijn welbevinden niet uit het oog verliezen. Niet elke thuissituatie leent zich tot thuiswerken. Niet elk werk leent zich tot thuiswerken. Er moeten goede afspraken worden gemaakt. De collega’s spraken er al over. Er moet een evenwicht zijn tussen werk en privé. Men heeft recht op deconnecteren. Er moeten werkmiddelen worden voorzien.
Ik kijk ook uit naar uw overleg met de syndicale organisaties. Het zijn allemaal belangrijke zaken die ervoor zorgen dat de dienstverlening van onze Vlaamse diensten op peil blijft. Ik hoop dat u met een open geest verder onderhandelt met de syndicale organisaties, zodat we hier een succesverhaal kunnen ophangen.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, er zijn vijf elementen waar ik op wil reageren. Een eerste element is: we zijn allemaal ervaringsdeskundige geworden. Dat is het grote voordeel van corona. Wij als politici weten nu heel goed waarover het gaat als we spreken over hybride werken. We worden er zelf mee geconfronteerd, we hebben er zelf de voordelen van gezien.
Laten we eerlijk zijn: ik ben soms blij dat ik kan vergaderen op afstand, het maakt onze agenda ordentelijker. We hebben de mogelijkheden ervan gezien, we hebben de voordelen ondervonden. We hebben geleerd om documenten te delen op de pc en tegelijkertijd te vergaderen. Sommige zaken gaan efficiënter en sneller. We hebben ook de nadelen gezien. We zijn wat meer thuis en sommige partners vervloeken de coronatijd, want ze hebben ons nu pas leren kennen, na zoveel jaren. We hebben ook nadelen. We moeten nu altijd thuis zijn. (Gelach)
Soms voelen we dat we contact beginnen te verliezen. Ons professioneel en ons privéleven lopen door elkaar. Vanuit die ervaring kunnen we er samen over waken dat het hybride werken een succes wordt. We mogen er niet alles van verwachten, maar moeten het wel een kans geven.
Ten tweede, leidinggevende ambtenaren staan centraal. U hebt gelijk, mijnheer Vaneeckhout, dat is de sleutel. Als we die mensen de competenties kunnen bijbrengen, hen op een andere manier leren leidinggeven, kan het lukken. Er zal meer vertrouwen moeten zijn en er moeten helderdere afspraken komen. Dat is een belangrijk element. Daar hebben we aandacht voor. U hebt daar terecht nog eens op gewezen.
Ten derde zijn er de financiële aspecten, de vergoedingen en dergelijke. Ik heb dat gehoord, en ik weet dat, maar dat maakt deel uit van de onderhandelingen met de vakbonden, dus daar ga ik nu niet op vooruitlopen. Ik weet goed wat u daarover zegt.
Vier, het gelijkheidsbeginsel, mijnheer Van Miert, is inderdaad een uitdaging. Ik wil dat wel even nuanceren. Het gelijkheidsbeginsel zegt niet dat we iedereen gelijk moeten behandelen, maar wel dat we iedereen gelijk moeten behandelen in gelijke omstandigheden. Vandaag in de stadsorganisatie of de Vlaamse organisatie worden mensen al niet gelijk behandeld. Ik verwijs naar de stadsarbeiders versus ambtenaren op kantoor. Die werken in een heel andere context. Dat zal misschien nog groeien, met het hybride werken. Er zal nog een andere soort van uitdaging inzake gelijkheid komen: degenen die thuis kunnen werken en degenen die dat niet kunnen omdat ze te klein wonen of omdat er andere huisgenoten aanwezig zijn, waardoor de mentale of fysieke ruimte niet bestaat om thuis te werken. Zij gaan anders functioneren dan degenen die wel de mogelijkheid hebben. Dat is nog eens een uitdaging. Ik ben me daarvan bewust. We gaan ermee aan de slag moeten.
Vijf, de disconnectie is zeer belangrijk, dat beseffen we allemaal. Het risico is groot, ik hoor dat van thuiswerkers, dat het een fluïdum wordt, dat alles in elkaar vloeit. Men wordt ’s morgens wakker, nog voor het ontbijt zet men de pc al eens open om de mail te bekijken. Men begint er dan toch op te antwoorden en voor men het weet is het halftien. Dan gaat men iets eten. Dan komt er telefoon van het werk en het loopt allemaal door elkaar. ’s Avonds weet men ook niet goed wanneer men nu eigenlijk gestopt is en wanneer de privétijd begint. De disconnectie is fundamenteel.
Ik ben blij dat we allemaal werk willen maken van het hybride werk. Tegelijk zijn we ons ervan bewust dat het geen ‘silver bullet’ is, geen wondermiddel, en dat er ook negatieve kanten aan zitten. Er zijn aandachtspunten die we goed moeten bewaken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben op alle aanvullende vragen een antwoord gekregen. Ik zal dit met plezier blijven opvolgen. We kijken op de gepaste positieve genuanceerde manier naar deze kans voor de samenleving. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.