Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Iets wat mij na aan het hart ligt en waarover een aantal collega’s al vragen hebben gesteld, is de transparantie met betrekking tot problemen die zouden opduiken in kinderdagverblijven. Die problemen hebben veelal te maken met het mishandelen of het niet goed behandelen van kinderen.
Tijdens de plenaire vergadering van 9 december 2020 bespraken we een aantal schrijnende toestanden van kindermishandeling die in bepaalde kinderopvanginitiatieven naar voren waren gekomen. Collega’s, ik wil er nogmaals op wijzen dat dit slechts over 2 procent van de gevallen gaat en dat 98 procent dus schitterend werk levert. Maar die 2 procent is natuurlijk wel 2 procent te veel. Als ouder geef je je kostbaarste geschenk af aan een kinderopvang en dan hoop je, als je het ’s morgens afzet en het ’s avonds ophaalt, dat er met de nodige liefde, zorg en professionaliteit mee is omgegaan. Je hoopt niet dat je ’s avonds gaandeweg moet vaststellen dat er iets aan de hand is. Kinderopvang, dat gaat over kleine kinderen die niet zelf kunnen zeggen wat er gebeurd is. Je kunt het alleen maar vaststellen.
Tijdens de bespreking – en ook tijdens eerdere en latere commissievergaderingen – vroeg ik u, minister, naar de mogelijkheid om de klachten en inspectieverslagen van kinderopvanginitiatieven openbaar te maken, om zo de uitwassen in de sector aan te pakken. Door die verslagen openbaar te maken kan iedereen vaststellen dat 98 procent het goed doet en zo wordt ook die 2 procent niet langer onder de mat geveegd.
Minister, u antwoordde toen: “Daar willen en zullen we werk van maken, van de openbaarheid van klachten en rapporten van de zorginspectie, niet alleen voor de kinderopvang, maar ook breder. Het agentschap wil daarom werk maken van een meer actieve openbaarheid.”
Minister, u kunt nu misschien zeggen dat ik hier snel sta met mijn vragen. Maar het is nodig om het signaal te geven, ook aan de ouders, dat wij in dit parlement de vaststellingen die zij doen, dat hun kind potentieel mishandeld is, en de termijn die daar overheen gaat, au sérieux nemen. Daarom speel ik kort op de bal met mijn vragen.
Minister, welke stappen hebt u sinds de plenaire vergadering van 9 december 2020 gezet om zowel klachten als rapporten openbaar te maken?
Hoe worden de klachten nu behandeld en binnen welke termijn wordt er – en dat vind ik toch belangrijk – ter plekke gegaan bij een melding van een vermoeden van kindermishandeling? Ik heb opnieuw een melding gekregen van ouders. Opnieuw weten zij niet wat er gebeurt. Opnieuw krijgen zij het gevoel dat er niets mee gebeurt en dat het een papieren afhandeling is. Dus, wordt er nu effectief ter plekke gegaan en binnen welke termijn?
Vindt u dat het opstarten door dezelfde initiatiefnemers van een nieuwe kinderopvang om opvolging van klachten op een ander of vorig initiatief stop te zetten niet moet worden tegengegaan? Ik heb u in het verleden al ondervraagd over de carrousel van nieuwe initiatieven. Is daar ondertussen al een halt aan toegeroepen, zodat niet zomaar iemand, als die klachten publiek worden, kan zeggen dat hij stopt met het initiatief en iets nieuws start? Dan is het palmares proper geveegd en je vindt het als ouder niet meer terug.
Ministe Beke heeft het woord.
Collega, de vraag naar transparantie over klachten en inspectierapporten is uiteraard terecht.
Momenteel bestaat al de mogelijkheid om klachtendossiers en inspectierapporten op te vragen bij respectievelijk het agentschap Opgroeien Regie of bij Zorginspectie.
Het actief openbaar maken van dergelijke documenten is geen eenvoudige kwestie. Zo rijzen er vragen over privacy en het recht op verdediging. Verder blijft het belangrijk dat de informatie die online geplaatst wordt in de juiste context kan worden aangeboden voor een breder publiek.
Het agentschap Opgroeien Regie en Zorginspectie bekijken hoe zij tot een doordachte uitvoering van actieve openbaarheid kunnen komen.
Klachten waarbij melding is van vermoeden van kindermishandeling worden onmiddellijk opgenomen. Er wordt meestal de dag zelf en uiterlijk de volgende dag contact opgenomen met de betrokken organisator voor een eerste inschatting van de veiligheid van de kinderen. Indien nodig wordt Zorginspectie ingeschakeld. Een dergelijk inspectiebezoek krijgt de hoogste prioriteit, zodat kort op de bal kan worden gespeeld.
De huidige regeling voorziet al in bepalingen die tegemoetkomen aan uw bezorgdheid. Zo moet een organisator van wie de vergunning eerder werd opgeheven, in een nieuwe vergunningsaanvraag aantonen dat de oorzaken van die opheffing volledig zijn weggewerkt. Als er gegronde indicaties zijn die erop wijzen dat ook in kader van een nieuwe vergunning de voorwaarden niet zullen worden nageleefd en de kwaliteit niet is gegarandeerd, kan de vergunning om die reden worden geweigerd.
Zo kan bij een nieuwe vergunningsaanvraag altijd met de volledige context rekening worden gehouden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil toch even ingaan op een aantal zaken die u aanhaalt.
Wat een inspectieverslag betreft, zegt u dat de privacy en de rechten van de verdediging moeten worden gewaarborgd. Ik neem aan dat een inspectieverslag van een kinderopvang juist is. ‘De rechten van de verdediging’, dat klinkt nogal straf voor een instantie die we doorlichten en waarvan we een verslag maken, om aan te geven wat goed en wat minder goed loopt. Ik neem ook aan dat, wanneer iemand zijn verslag krijgt, daarop kan reageren en desgevallend kan meegeven welke zaken onjuist zijn. Ik vind het in dezen een raar argument om in te roepen dat die openbaarheid niet zou kunnen.
Twee, bij een melding wordt er onmiddellijk contact opgenomen met de voorziening. Dat is een goede zaak. Maar ik vraag ook dat er contact wordt opgenomen met de ouders. Want ik stel vast dat, in een aantal situaties waar het misgaat, het woord tegen woord is. De ouders stellen vast dat er iets mis is, ze gaan naar de arts. De arts stelt vast dat er iets mis is en de kinderopvang zegt: ‘Hier is niets gebeurd.’ Ik vraag dus om niet alleen contact op te nemen met de kinderopvang, maar ook met de ouders, om te bekijken wat de vaststellingen zijn en wat er is gebeurd. Dat is de hoogste prioriteit. En dan moeten ze aantonen dat het is weggewerkt. Op papier kun je veel wegwerken. Maar daarover gaat het punt niet: diegenen die het moeten wegwerken, stoppen op dat moment met die voorziening. En dan kun je niet aantonen dat het werd weggewerkt, want de betreffende opvang bestaat niet meer en het kan dus ook niet meer worden nagekeken. Dat is net een van de zaken die ik wilde aanhalen. We moeten dan verder kijken dan naar alleen: is het weggewerkt? Maar dan gaat het over dezelfde initiatiefnemers. Ik heb dus toch nog een aantal bijkomende vragen bij de vragen die ik heb gesteld naar aanleiding van uw antwoorden, minister.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het gaat inderdaad om schrijnende, uitzonderlijke gevallen die komen bovendrijven. Ik onderschrijf de vraag naar een betere opvolging. Of dat effectief via openbare verslagen moet, is de vraag. Als het gaat over kleine opvanginitiatieven zal het heel snel herkenbaar worden en kan er inderdaad wel gemakkelijk een heksenjacht ontstaan. Maar wat vooral ontbrak, zo gaf de sector zelf aan, is dat Zorginspectie wordt versterkt, zodat die vaker kan langsgaan. Wat dat betreft, stel ik u de vraag: op welke termijn zal die openbaarheid worden bekeken? Maar ook, ten tweede, hoe vaak komt Zorginspectie op dit moment langs bij een kinderdagverblijf? En klopt het dat Zorginspectie zo onderbemand is dat ze maar één keer in het anderhalf jaar, dus ongeveer één keer per kindje, kan langsgaan?
Maar ook: we hebben het nu over de erge misbruiken. De collega zegt dat er verder niets aan de hand is. Maar dat is onzin. De kinderopvang zelf zegt massaal dat er niet genoeg wordt geïnvesteerd in kinderopvang, heeft hierover opiniestukken gepubliceerd, heeft zich zwaar laten horen, wat niet de gewoonte is van de kinderopvang. De Vlaamse Gemeenschap scoort ook mager op de MeMoQ (Meten en Monitoren van de pedagogische kwaliteit (Q) van kinderopvang van baby's en peuters) qua pedagogische ondersteuning. Dat is niet door de kinderopvang zelf, maar omdat er niet in genoeg pedagogische omkadering wordt voorzien. En dat kan zware gevolgen hebben. Minder zichtbaar, maar wel levenslang. En, laten we niet vergeten: vooral voor kinderen en baby'tjes die kwetsbaar zijn.
Minister, zult u de pedagogische omkadering ondersteunen? Houdt u de besparingen qua pedagogische omkadering vol?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Collega's, ik sluit mij vooral aan bij de bezorgdheid die collega Daniëls heeft geuit. Hij heeft inderdaad een zeer heikel punt aangehaald.
Minister, ik heb ook goed geluisterd naar uw antwoord, maar ik ben het er niet mee eens, want u spreekt over de passieve openbaarheid en de actieve openbaarheid. Kind en Gezin en Opgroeien werken, net zoals Zorginspectie trouwens, voor wat de kinderdagbedrijven betreft volgens het principe van de passieve openbaarheid van bestuur. Dat wil zeggen dat iedere burger, jij en ik, elk verslag kan opvragen, op verzoek. Uit dat verslag wordt dan gehaald welke inspecteur is langsgegaan, de namen van de verantwoordelijken waarmee werd gepraat, enzovoort.
Collega Daniëls heeft aangehaald dat het mogelijk is om te reageren op dat verslag. Dat klopt, elke voorziening heeft inderdaad de mogelijkheid om te reageren. Als men na dertig dagen niet heeft gereageerd, wordt dat verslag als definitief beschouwd.
En daar zegt u dat we niet kunnen overgaan naar die actieve openbaarheid van bestuur, maar het is net op dat moment dat men wel kan overgaan naar een actieve openbaarheid van bestuur. Met andere woorden, als het verslag definitief is, zou u, net als bij de ziekenhuizen, op de website alle verslagen moeten publiceren zodat die verslagen openbaar zijn en onmiddellijk raadpleegbaar voor iedereen. Iedereen wil bij de keuze van het kinderdagverblijf zien of zijn of haar kind wel in de handen en de infrastructuur terechtkomt die men voor ogen heeft. Bij de keuze van een woonzorgcentrum willen we ook zien of dat centrum voldoet aan onze normen, en bij een operatie of het ziekenhuis voldoet aan die normen. Dat zijn de mogelijkheden van actieve openbaarheid van bestuur waar men echt moet op inspelen. Dat gebeurt op dit moment niet.
Wanneer de inspectie een klacht binnenkrijgt, moet ze prioritair langsgaan bij dat kinderdagverblijf. Eigenlijk vind ik dat u moet overleggen met de sector dat zij binnen de veertien dagen langs moeten gaan om de klacht te controleren. Wanneer het effectief gaat over mishandeling, dan kunnen binnen de twee weken eventuele bewijzen al uitgewist zijn. Het zou bovendien nuttig zijn dat Zorginspectie daar in overleg gaat met de lokale politie, wat in veel gevallen is bij een klacht al eerder een klacht ingediend bij de lokale politie van de gemeente. Er zou dus beter overleg moeten zijn tussen Zorginspectie en de lokale politie. Minister, bent u bereid om op korte termijn werk te maken van die actieve openbaarheid van bestuur zodat iedereen de inspectieverslagen snel kan consulteren?
Minister Beke heeft het woord.
Ik denk dat ik daarnet op die laatste vraag heb geantwoord. We hebben dit onmiddellijk ingezet en we hebben daar ook een aantal ambities, met respect voor een aantal randvoorwaarden die daar belangrijk voor zijn.
Wat de inspectie betreft, weet ik niet of het u is opgevallen dat we in coronatijden zitten. Dat betekent dat wij inzake Zorginspectie en andere alle zeilen moeten bijzetten om een aantal zaken die we niet in het normale traject hadden verwacht, te doen. Ik vraag u om daar rekening mee te houden en daar begrip voor op te brengen.
De pedagogische ondersteuning en een aantal terechte bezorgdheden die daarover naar voren zijn gebracht, zitten in de scope van VIA 6.
Het aantal klachten is zeer beperkt. Het gaat over 25 klachten in 2020 die ook niet allemaal zijn gelinkt aan misbruik of vermoeden van misbruik. Er lopen een aantal trajecten, niet alleen in de kinderopvang maar ook in de ouderenzorg en de ziekenhuizen. Ik vermoed dat dit ook het geval is in het onderwijs.
Ik denk wel dat we een onderscheid moeten maken tussen de openbaarheid van verslagen en de openbaarheid van klachten, onder andere bij politie en andere. Dat zijn toch twee verschillende zaken en het lijkt me niet verstandig die met elkaar te mengen. Wanneer het gaat over openbaarheid, is dat een zaak, wanneer het gaat over klachten, zijn er klachtendiensten zoals de klachtendienst bij Opgroeien.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, bij Onderwijs is die openbaarheid er al, men vindt alles op de website. Daar moet dus geen traject meer worden gelopen, verre van zelfs. Ik volg u voor een deel wanneer u zegt dat het gaat over twee verschillende zaken. Ik vind dat ook geweten mag zijn dat 98 procent goed werkt. Dat ook kinderopvanginitiatieven bijsturen en iets doen aan de werkpunten, daar heb ik geen problemen mee.
Er zijn ‘maar’ 25 ernstige klachten, maar dat zijn wel 25 klachten over het kostbaarste wat mensen hebben, en dat zijn hun kinderen. Wat mij betreft, zijn dat 25 klachten te veel. Die 25 problemen moeten met ‘stok en wortel’ worden tegengewerkt en stopgezet. Er moet begeleiding zijn, maar voor sommigen zijn er geen vergoelijkende gronden. Ik hoor hier soms zeggen dat er misschien meer middelen naartoe moeten gaan. Dat kan zijn, maar dat is nog geen reden om in een kinderopvanginitiatief tot dwangeten en dergelijke over te gaan. Dat onderschrijf ik niet.
Minister, ik steun u absoluut om hier verder op in te zetten, om diegenen die er de kantjes van af lopen van zeer nabij op te volgen en om de ouders het signaal en het gevoel te geven dat wij er figuurlijk bovenop zitten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.