Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ondertussen een tweetal weken geleden ontspon zich een toch wel boeiende discussie tussen academici en de bestsellerauteur Bart Van Loo, in verband met zijn roman De Bourgondiërs. De aanleiding daarvan was een Bourgondische uchronie in De Standaard van 16 januari. Het was een beetje een wat-alsverhaal: mocht Karel De Stoute niet gesneuveld zijn in Nancy, zou hij dan de basis hebben gelegd voor de Verenigde Staten van Bourgondië? Voor de liefhebbers is dat natuurlijk zeer boeiende lectuur. Maar Bart Van Loo heeft daar met zijn fictieve hersenspinsels toch wat op de tenen getrapt van enkele academici, of ze toch op zijn minst geprikkeld. Er werd bondig heen en weer gediscussieerd via opiniestukken.
Die discussie is natuurlijk niet voor dit forum, dat debat kan zich verderzetten tussen specialisten. Maar het raakt toch wel ergens een essentie aan, want Bart Van Loo wijst toch op een systeemfout van de universiteiten en geeft aan dat het geen vrijplaatsen zijn van creativiteit. Academici worden eigenlijk gedwongen om taaie wetenschappelijke artikels te produceren die enkel gericht zijn op een academisch publiek. De vraag die we ons kunnen stellen is of de academische wereld ook een voedingsbodem kan zijn voor meer populair wetenschappelijke geschiedschrijving gericht op een breed publiek. Het dichten van die kloof tussen wetenschap en de burger is ook voor u een belangrijke uitdaging.
Anderzijds leggen ook de academici zelf een aantal pijnpunten bloot, het is een gekend probleem. Denk aan de enorme publicatiedruk of de veelheid aan opdrachten die hun tijd opslorpen. Daarbij geeft men aan dat er ook weinig tijd of aandacht is voor goed onderwijs. Dat zijn gekende knelpunten maar daarom zijn ze niet minder belangrijk.
Anderzijds is het natuurlijk geen onoverbrugbare kloof tussen de universiteit en de meer wetenschappelijke geschiedschrijving. Maar het is een en-enverhaal. Het beste zou zijn dat we iedereen op zijn of haar terrein kunnen laten uitblinken en schitteren. Het zou dus goed zijn om een soort ecosysteem te hebben waar iedereen zijn plaats heeft en vanuit de eigen sterkte een bijdrage kan leveren aan de publieke opinie. Een constructieve wisselwerking en samenwerking waarbij iedereen elkaar kan prikkelen zal ook leiden tot betere resultaten.
Minister, wat zult u doen om de pijnpunten die de academici opwerpen aan te pakken, wetende en goed beseffende dat we natuurlijk ook meedraaien in een internationaal academisch systeem? Welke drempels detecteert u en op welke manier kunnen die worden afgebouwd?
Op welke manier zult u proberen om de burgers meer te betrekken bij het onderzoek en de onderzoeksresultaten?
Hoe kunt u een bijdrage leveren om een ecosysteem tussen de onderzoeksinstellingen en de maatschappij uit te bouwen en te versterken?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de boeiende vraag. Ik heb het debat ook gevolgd met een glimlach. Ik vond het wel plezant dat er op deze wijze werd gedebatteerd. We zijn dat niet gewoon, of toch niet in Vlaanderen. In Nederland gebeurt dat misschien wat vaker, maar bij ons is het eerder ongebruikelijk.
De hoge publicatiedruk waar vaak met de woorden ‘publish or perish’ naar verwezen wordt, wordt in Vlaanderen een beetje vermeden. We hebben in 2019 de BOF-sleutel (Bijzonder Onderzoeksfonds) voor de verdeling van de BOF-middelen grondig aangepast vanuit die optiek, waarbij onder andere meer aandacht ging naar kwaliteit in plaats van kwantiteit.
Publicaties in een hogere klasse tellen substantieel zwaarder mee dan deze in een lagere klasse. Zo heeft een echte toppublicatie dezelfde waarde als 100 goede publicaties. Je ziet dat er een verschuiving is van kwantiteit naar kwaliteit. Ook vanuit het FWO worden er al stappen gezet om breder te kijken dan enkel publicaties. Zo werkt men volop aan de aanpassing van de aanvraag- en evaluatieprocedure met het oog op een ruimere waaier aan resultaattypes van wetenschappelijk onderzoek. Ik bedoel dat naast de klassieke publicatieparameter er ook meer aandacht gaat naar andere vormen van impact, dienstverlening, publiekswerking enzovoort.
Ook op Europees niveau, onder het huidige Portugees voorzitterschap, is men aan het bekijken hoe men kan komen tot een beter systeem voor beloning en beoordeling van de kwaliteit van onderzoek, die verder gaat dan louter publicatie-indicatoren op basis van de impactfactoren van tijdschriften. Voor een FWO-mandaathouder is er ook de mogelijkheid om 20 procent van zijn tijd te besteden 'aan de uitvoering van andere activiteiten dan het eigen doctoraatsonderzoek die bijdragen tot de opleiding'. Dat vind ik heel belangrijk. Daarnaast wil ik ook wijzen op de omkadering van jonge onderzoekers. Deze OJO-subsidie (Omkadering van Jonge Onderzoekers-subsidie) waarbij al sinds 2011 jaarlijks 4 miljoen euro en sinds 2019 5 miljoen euro onder de universiteiten wordt verdeeld, wordt ingezet voor het ondersteunen van jonge onderzoekers om hen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt.
Er wordt in één van de bewuste krantenartikelen bijvoorbeeld verwezen naar de mogelijkheid tot de inrichting van een vak narratieve geschiedschrijving. Wel, ik kan u alvast zeggen dat heel wat jonge onderzoekers naast specifieke cursussen wetenschappelijk schrijven ook al jaren mediatraining krijgen of cursussen volgen zoals schrijven voor niet-vakgenoten en pers. Via dergelijke oefeningen zouden ook politici zich nu en dan daarin eens moeten bekwamen.
Tot slot wil ik u nog attent maken op de wedstrijd van de Jonge Academie die momenteel loopt rond het thema “nieuwe ideeën en invalshoeken over de beoordeling van onderzoekers”. Voorstellen kunnen nog tot 10 februari ingediend worden.
Het is een enorme opdracht om onderzoeksresultaten beschikbaar te stellen voor burgers. Er is vooreerst een degelijke vertaling nodig. De partners van het wetenschapscommunicatiebeleid zijn F.T.I. vzw/ Technopolis, de Expertisecellen wetenschapscommunicatie binnen de associaties van Vlaamse universiteiten en hogescholen, de 6 Vlaamse Volkssterrenwachten, het Vlaamse kenniscentrum voor Citizen Science, EOS Wetenschap vzw, Scriptie vzw. Dat zijn allemaal belangrijke intermediairs tussen onderzoekers en burgers. Zij organiseren ook heel wat initiatieven waar burgers en wetenschappers rechtstreeks met elkaar in contact komen. Momenteel lopen er in Vlaanderen, als gevolg van twee gerichte oproepen, 20 Citizen Science projecten, waaraan duizenden burgers actief participeren. Vorige week nog werd alvast het nieuwe Citizen Science project “CurieuzeNeuzen in de Tuin” gelanceerd. Het wordt soms vergeten dat ik dat ook steun. Dat is een mooi voorbeeld van co-creatie.
Uw derde vraag gaat over het ecosysteem. Ik zal de onderzoeksinstellingen en de strategische onderzoekscentra blijven aansporen om burgers over hun onderzoek te informeren. Vandaar ook dat quadruple helix-model, waarbij de burgers als vierde partner betrokken worden. Ik werk op dit moment aan een nieuwe beleidsplan wetenschapscommunicatie om de lange termijnstrategie voor wetenschapscommunicatie te actualiseren. Hiervoor zal ik me ook inspireren op het recente advies van VARIO ‘Burgers betrekken bij het wetenschaps- en innovatiebeleid’. We gaan ook periodiek meten door middel van onze Wetenschapsbarometer.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ik hoor inderdaad dat er al heel wat initiatieven zijn, maar ik vond het toch wel nuttig om dat hier onder de aandacht te brengen gezien de discussies die gevoerd zijn. Het was heel leerrijk. Het is belangrijk die initiatieven goed te blijven opvolgen, zeker uw plan voor wetenschapscommunicatie. Co-creatie zoals de CurieuzeNeuzen en zo is heel nuttig. Daarbij moet het ook allemaal goed geëvalueerd worden met het oog op goede beleidsvoering. Wetenschapscommunicatie kan een verduidelijking zijn voor de burger.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik heb de discussie met bijzondere aandacht gevolgd, al was het maar omdat ik een grote fan ben van de podcast De Bourgondiërs. Ik heb persoonlijk wel niet de indruk dat wetenschappers in een ivoren toren blijven zitten, zeker niet de laatste jaren als je ziet hoe zij in de media duiding geven. Kijk bijvoorbeeld naar de virologen de laatste maanden; ze geven hun mening misschien soms wel te veel. Maar zij doen dat toch altijd op een wijze die heel toegankelijk en begrijpelijk is.
Ik wil daarbij nog iets anders aankaarten. Mevrouw Sleurs benadrukt heel terecht dat het vertrouwen van burgers in wetenschap heel belangrijk is. Politici moeten daarin ook het goede voorbeeld geven. In dat opzicht was ik echt wel verbolgen over wat ik gisteren zag passeren op mijn Facebooklijn. Dat is een gesponsorde post van de PVDA, van Peter Mertens, waarin een screenshot van Stijn Baert wordt getoond, een gerespecteerd arbeidseconoom die ook aanwezig is in ons eigen relancecomité. Stijn Baert heeft in de commissie al vaak goede inzichten gegeven, volledig onbezoldigd. Peter Mertens noemt de heer Baert “een dubbelpratende neoliberaal die niets van gezondheid afweet”, zonder dat hij daarbij context geeft in de vorm van een link naar zijn wetenschappelijk werk. Hij schrijft daarbij zelf meer vertrouwen te hebben in gezondheidsexperts als iemand zoals Geert Asman. Dat blijkt dan helemaal geen wetenschapper te zijn maar PVDA-schepen uit Zelzate. Dergelijke communicatie ondermijnt het vertrouwen in de wetenschap ook. Ik stoor mij daar enorm aan. Ik zie nu ook dat professor Baert op Twitter verklaart dat hij duizenden haatberichten krijgt zonder dat hij zich kan verdedigen, want PVDA linkt gewoon niet naar zijn werk. Ik vraag u, minister, om dit soort praktijken ten sterkste te veroordelen. Politiek moeten wij toch het goede voorbeeld geven. Dergelijke platte communicatie op de kap van de wetenschap mogen wij echt niet aanvaarden, zeker als dit ook gesponsord wordt en uit het parlement komt. Dat ondermijnt het vertrouwen in de wetenschap helemaal.
Dat is een uitstapje uit het initiële onderwerp van de vraag, maar het kan nuttig zijn. Minister Crevits heeft het woord.
Deze post was mij ontsnapt, collega Vande Reyde. Ik probeer ook een beetje af te kicken van Twitter; dat helpt om mijn mentale gezondheid op peil te houden. De kwaliteit van de debatten op de sociale media is vaak bijzonder triest en steeds meer ook gestuurd. Ik krijg zelf ook veel reacties van mensen zonder gezicht. Het is natuurlijk gemakkelijk om anoniem te schelden. Maar uw opmerking past bij het geheel van de vraag.
In elk geval, collega Sleurs, hebben wij een grote traditie van evaluatie bij EWI en wij meten ook de effecten met de Wetenschapsbarometer. Wij gaan daar zeker mee door. Ik ben ook fan van De Bourgondiërs, niet alleen van het boek maar ook van de podcast, die voor mij na het lezen van het boek een ware verademing was. Ik wist niet dat men iets op zo'n aangename manier kon vertellen. Maar het zegt ons veel over het kleine maar niet in zichzelf gekeerde Vlaanderen. Wordt vervolgd, en ik zal mij straks bezighouden met de tweet van professor Stijn Baert.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ik wil nog even repliceren op collega Vande Reyde. Ik heb absoluut niet gesproken van een ivoren toren. Er is inderdaad al heel veel veranderd. Maar het is precies om de connectie tussen publiek en wetenschap te verbeteren dat al die initiatieven genomen worden. Ik denk aan het voorbeeld dat u, minister, gaf over het FWO met de 20 procent andere activiteiten. Dat is heel belangrijk. Ik wilde toch eventjes benadrukken dat ik niet geloof dat veel wetenschappers in een ivoren toren zitten.
Over de PVDA zal ik mij verder niet uitlaten. We hoeven er hier niet meer aandacht aan te besteden dan noodzakelijk is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.