Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het aanbieden van extracurriculaire opleidingen voor schooldirecteurs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, het thema van de begeleidingstrajecten voor directeurs is al jaren actueel en blijft actueel, en het heeft door corona nog aan actualiteit gewonnen.
Schooldirecteurs hebben heel veel taken. Men noemt hen de octopussen, de manusjes-van-alles. Ze moeten hun team begeleiden, er zijn de administratieve taken die op hen afkomen, ze moeten de pedagogische lijn van hun school uitdenken, zorgen voor het beleidsvoerend vermogen in zijn totaliteit, het bewaken ervan. Vooral in de basisscholen stelt dit probleem zich. Ook in het secundair onderwijs hebben de directeurs bijzonder veel werk, maar daar hebben ze een betere omkadering. Vooral in basisscholen is dat probleem groot. Wij krijgen dagelijks de opmerkingen binnen: ‘Wij weten niet waar ons hoofd staat. Wij weten niet waar wij eerst moeten beginnen. Wij weten niet meer, in het kader van het beleidsvoerend vermogen, wat onze prioriteiten, wat onze kerntaken zijn.’
De administratieve werklast blijft zeer zwaar. Ondanks de inspanningen die al geleverd zijn om de administratieve rompslomp wat bij te sturen. We hebben het al veel gehad over Operatie Tarra. Er zijn zeker en vast al stappen gezet, minister, we moeten daar niet flauw over doen. Maar ik denk dat er nog een enorme weg af te leggen is.
U hebt gelijk als u zegt dat daar de verantwoordelijkheid ook voor een stuk bij de koepels ligt, bij het Gemeenschapsonderwijs, bij de schoolgroepen zelf. Ze moeten zelf ook eens in eigen boezem kijken en zeggen welke administratieve taken, taken die niet worden opgelegd, ze te veel doen. Dat is ook een vorm van opvolging. Ook die zaken moeten de directeurs kennen en kunnen opvolgen.
U maakt nu 3 miljoen euro vrij uit de relancemiddelen voor Onderwijs om schooldirecteurs meer te ondersteunen en beter te begeleiden bij de uitvoering van hun job. Als voormalig schooldirecteur – en ik klop namens mijn fractie al jaren op die nagel – kan ik dat natuurlijk alleen maar toejuichen. Dat is een heel positieve stap vooruit.
Er zal een open oproep gelanceerd worden, gericht aan experts en organisaties, die dan gerichte trajecten kunnen aanbieden aan scholen. In de loop van de maand mei moeten, als ik het goed heb gelezen, de begeleidings-en ondersteuningsprojecten geselecteerd worden. Vanaf begin volgend schooljaar, waarbij we hopen dat corona achter de rug ligt of ons toch een klein beetje meer ruimte geeft met de vaccinaties die nu volop bezig zijn, zouden de eerste trajecten van start moeten kunnen gaan.
Ik juich dat toe en ben daar positief over, maar ik heb daarover toch wel een aantal bijkomende vragen.
Minister, waarom heeft u ervoor gekozen om begeleidingstrajecten op te zetten voor directeurs? Waarom kiest u er niet voor om de directeurs op een echt structurele en blijvende manier te ondersteunen en te ontlasten? Die begeleidingstrajecten zullen zeker en vast helpen, maar ik heb mijn vragen. Als dat op langere termijn structureel verankerd is, zullen we dat dan kunnen borgen in de diverse scholen?
Op welke manier zal u de planlast van directeurs nog verder fors helpen verminderen? Nogmaals, het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Maar als minister kunt u daar echt wel een sturende rol in spelen.
Welke concrete stappen plant u inzake het versterken van de directeursopleiding over alle koepels heen?
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, in de beleidsnota 2019-2024 maakt u specifiek melding van de operationele doelstelling ‘Nascholing en professionalisering van leraren en directies dichter bij de onderwijspraktijk brengen’. Daarbij staat in het regeerakkoord dat u de middelen daarvoor maximaal aan scholen zal geven, zodat zij deze zelf kunnen besteden aan de begeleiding en nascholing die ze noodzakelijk achten.
In een persbericht van 21 januari 2021 maakt u melding van investeringen voor een betere ondersteuning en begeleiding van schooldirecteurs. U zegt via een open oproep op zoek te gaan naar experts en organisaties om directeurs te helpen om te leren omgaan met nieuwe uitdagingen in het onderwijsveld. Daarvoor wordt 3 miljoen euro vrijgemaakt uit de relancemiddelen.
Minister, werkt u hierbij nauw samen met de erkende onderwijsverstrekkers, zoals het Centrum voor Andragogiek, dat reeds jaren expertise verzamelt en aanbiedt aan schooldirecties?
Hoe wilt u een duurzaam beleid uitvoeren in functie van de opleiding voor schooldirecteurs door een oproep via een open brief? Wat zijn de selectiecriteria? Hoe wilt u dit duurzaam maken?
Hoe past de procedure die u uitrolt, met name dat private experten en groepen zich inschrijven via een open oproep, binnen uw beleidsnota om middelen maximaal aan de scholen zelf te geven?
Minister Weyts heeft het woord.
Het opzetten van begeleidingstrajecten betekent natuurlijk niet dat we geen aandacht zullen hebben voor het structureel ondersteunen en ontlasten van directeurs. Het verhaal stopt dus niet bij deze maatregel.
In mijn beleidsnota Onderwijs heb ik toch ook aangegeven dat we samen met de onderwijspartners werk maken van de ontwikkeling van een competentieprofiel. Die gesprekken gaan binnenkort van start.
We zullen dan ook bekijken hoe – ik denk dat ik het letterlijk heb verwoord – de elementen van het competentieprofiel vorm kunnen krijgen in het gehele professionele continuüm. We moeten daarbij niet enkel aandacht hebben voor het inhoudelijke aspect, maar ook stilstaan bij wat de rol van dergelijk profiel kan betekenen voor de loopbaan en professionalisering van schoolleiders.
Dat belet niet dat ik al enkele concrete maatregelen wil nemen om schoolleiders en schoolleiderschap te ondersteunen, zeker in het kader van de negatieve gevolgen van de coronacrisis. De oproep tot de ontwikkeling van ondersteuning en begeleiding van schooldirecteurs is een van die maatregelen.
Voor de financiering van deze projecten maak ik gebruik van de relancemiddelen. Die middelen kunnen slechts voor een beperkte duur worden gebruikt, namelijk voor dit en volgend jaar, en we kunnen die dus niet aanwenden voor structurele en langdurige ondersteuning. Dit is per definitie iets dat we willen gebruiken voor de eerstvolgende twee jaar.
De uitkomst van die projecten kan eventueel structureel worden verankerd en zo een langetermijnimpact hebben, maar dan moeten we wel de resultaten van die betreffende projecten afwachten.
Bovendien heb ik in mijn beleidsnota aandacht voor zowel extra administratieve, pedagogische en beleidsondersteuning als voor het tegengaan van planlast bij directies, en natuurlijk ook bij leerkrachten.
Planlast wordt veroorzaakt door verschillende niveaus, bestuurlijke niveaus, maar ook het schoolniveau. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid.
De focus in deze regeerperiode zal vanuit de overheid liggen op de planlastverlaging die met een optimalisering van de dienstverleningsprocessen in de agentschappen kan worden gerealiseerd, zoals de digitalisering van de contacten met schooladministraties, geïntegreerde dataplatformen, dossierstromen die geautomatiseerd worden en een beleidsdomeinbrede beleidsdatabank, een eenmalige gegevensopvraging. Mijn administratie stelt ook datasets ter beschikking aan de onderwijsverstrekkers waardoor zij geen beroep meer moeten doen op de scholen voor bepaalde dataverzameling. Als je de scholen bevraagt, kijk dan eerst eens in onze richting. Wij beschikken over vele data. Je hoeft dat dan niet meer te vragen aan de scholen, maar je kunt het vragen aan onze administratie.
Ook de Onderwijsinspectie levert vanuit haar rol een bijdrage. Ik heb het daar al over gehad. Via instrumenten zoals de planlastcalculator en planlastradar zal de inspectie samen met de schoolteams en schooldirecties de planlast in kaart brengen en detecteren.
Ik ben me ervan bewust dat meerdere actoren expertise hebben in het ondersteunen van schoolleiders. Die oproep is dan ook complementair aan de decretale opdracht van de pedagogische begeleiding en kan deze ook versterken door de evidentie die daaruit wordt verzameld.
Omdat er veel nood is aan ondersteuning van schoolleiders willen we zoveel mogelijk actoren aanspreken om die expertise te benutten. Zo krijgt iedere persoon, organisatie of partnerschap die zich bekwaam acht de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen. Daar kunnen we met z’n allen enkel slimmer van worden. Er wordt een onafhankelijke selectiecommissie opgericht die mij een voorstel tot selectie zal bezorgen en die zich daarvoor zal baseren op de beoordelingscriteria die werden meegegeven in de oproep. Finaal ga ik dan met een ontwerpbesluit naar de Vlaamse Regering.
Een van de beoordelingscriteria van de projecten is de mate van aandacht voor een duurzame, langdurige implementatie. Aangezien gedurende een periode van twee jaar dezelfde samenwerkingsverbanden worden ondersteund, hebben ook de projectorganisatoren en deelnemende schoolleiders de mogelijkheid om doorheen het traject na te denken over mogelijkheden om wat men heeft opgestoken duurzaam te verankeren.
Duurzaamheid wordt ook gerealiseerd doordat ik flankerend aan de projecten overkoepelende wetenschappelijke opvolging wil voorzien. De projecten hebben immers ook tot doel om een wetenschappelijk onderbouwde aanpak over de projecten heen te stimuleren en om input te leveren voor de ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd professioneel continuüm voor schoolleiders.
In de output van deze wetenschappelijke opvolging, staat duurzaamheid sterk voorop. Ik verwacht immers het volgende: een wetenschappelijk rapport met beleidsaanbevelingen op grond van die projecten; een inspiratiegids over collectief leren met het oog op het versterken van het leiderschap; en onderbouwde handvatten voor leiderschap voor herstel en veerkracht in het Vlaamse onderwijs.
De wetenschappelijke opvolging is een essentieel onderdeel van deze projecten. Om de opzet ervan te doen slagen, is het noodzakelijk dat de middelen niet versnipperd worden over te veel instanties. Vandaar mijn keuze om ze niet rechtstreeks aan de scholen toe te kennen.
Ik ben bovendien van mening dat het toekennen van middelen via een open oproep, het rechtstreeks toekennen van middelen aan de scholen niet in de weg staat. Ik zet via verschillende kanalen in op professionalisering. Deze beconcurreren elkaar niet, wel kunnen ze elkaar versterken.
Naast voormelde projecten nemen we op korte termijn nog een tijdelijke maatregel in het kader van schoolleiderschap. Dat moet ik nog afwerken. Het zijn concrete initiatieven om via verschillende wegen toch stapsgewijs werk te maken van een versterking en een betere ondersteuning van de directies.
We merken meer en meer dat er potentiële kandidaten zijn voor het schoolleiderschap, maar dat ze misschien wel een duwtje in de rug nodig hebben. Dat is een van de volgende maatregelen waar we aan werken. We willen toch wat meer mensen over de streep trekken. We willen die twijfel of koudwatervrees wegnemen. Daar hoort u weldra meer over.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik vind het een zeer mooi initiatief en een stap in de goede richting inzake begeleiding en waardering van de job van directeur. Ik ben blij dat u de koudwatervrees erkent. De directies moeten er nog aan wennen. U gooit de boeg om maar we moeten er de directeurs nog bewust van laten worden. De trajecten zijn belangrijk, ook om te groeien in die job. We moeten daar aandacht aan besteden.
Welke profielen van directies willen we dergelijke trajecten laten volgen? Dat moet nog goed worden uitgeklaard want er is een groot gamma. Beginnende directies zijn onzeker om eraan te beginnen. Ervaren directies vinden op een bepaald moment de workload te zwaar en zien op tegen de jaren die ze nog moeten werken. Een andere groep ziet nog heel veel groeimarge in zijn job. Wie krijgt er de voorkeur om een traject te volgen? Wie komt eerst? Dat is me nog niet volledig duidelijk. Dat zal wel komen in de volgende weken. Dat zal worden uitgeklaard.
Nog een punt, dat is een beetje zelfkritiek naar de commissie. We hebben diverse hoorzittingen gehad over het lerarentekort en het loopbaanpact. Ik koppel daar ook de directeurs en leerkrachten aan. U hebt heel wat initiatieven genomen, maar ik verwacht nu toch wel een vervolg op de hoorzittingen. Ik kijk naar u, voorzitter. We moeten in overleg met de minister naar een structureel meerjarenplan gaan. Dat moet betaalbaar zijn, het moet misschien over een legislatuur heen gaan, zeker als we over de partijgrenzen heen een aantal initiatieven kunnen nemen. Er is nog heel wat werk op dat vlak. Er worden initiatieven genomen, we boeken vooruitgang. Ik denk dat het echt wel gebeurt.
Maar structureel hebben we allemaal de verantwoordelijkheid om ook een keer aan het werkveld te kunnen zeggen: kijk, daar gaan we nu naartoe in de volgende jaren en die resultaten willen we ook halen. Waar willen we binnen pakweg tien jaar staan? Ik heb het dan over de taak van een directeur, maar ook over het totaal beleidsvoerend vermogen in scholen. Want nogmaals, het beleidsvoerend vermogen in een school is niet alleen de verantwoordelijkheid van een directeur; ik vind dat dat een teamverantwoordelijkheid is. Al die zaken hangen zo aan elkaar vast dat we er in deze legislatuur in zouden moeten kunnen slagen om daar gestructureerd stappen in vooruit te zetten. Mijn vraag is enerzijds, minister: bent u het daar ook mee eens? En anderzijds doe ik ook een oproep aan de collega’s om daar een van de volgende weken in de regeling van de werkzaamheden aandacht aan te besteden, zodat we concreet feedback kunnen geven aan al die mensen die naar de hoorzittingen zijn gekomen, maar ook op het werkveld, waar de verwachtingen bijzonder groot zijn. Dank u wel.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik begrijp het betoog van mijn collega. Ik denk dat die aandacht voor de directeurs deel moet uitmaken van een groter plan. Maar ik zoom nu heel concreet in op de oproep die voorligt. Ik denk dat het ook een zorg is dat we die extra middelen optimaal gaan inzetten. Hoeveel scholen kunnen we daar effectief mee bereiken? Vandaag zijn er heel wat spelers, de onderwijsverstrekkers zelf en het Centrum voor Andragogiek (CVA), die de rol van de professionalisering van de directeurs op zich nemen. Hebt u zicht op hoeveel? Ik begrijp dat het groepen zullen zijn van achtentwintig cursisten over meerdere jaren. De opvolging van de kwaliteit van die opleiding is iets waar u ook aandacht voor hebt. Ik denk dat het belangrijk is om die te meten.
Maar dan hebt u het competentieprofiel voor directeurs aangeraakt. Dat is cruciaal, want dat is uiteindelijk de basis. Je hebt een competentieprofiel en in functie daarvan ga je vormen en ga je aanwerven. Kunt u wat meer vertellen over het tijdskader daarvan? In welke mate gaan de verschillende bedrijven en instanties die de opleiding gaan geven – het gaan er tien zijn, denk ik –, vertrekken vanuit dat competentieprofiel als dat er nog niet is? Binnen welk tijdskader moeten we dat verwachten?
Ik ga zelf even kort het woord nemen. Minister, ik denk dat vooral collega Vandenberghe heeft aangehaald dat de job van zo’n schooldirecteur enorm zwaar is. Het is een mooie job, maar het is een enorm veelzijdige job. Het is dag en nacht, denk ik. Ik ben daarom heel blij dat u zoveel aandacht besteedt aan het verminderen van die planlast. U zet daar op in en u gaat daarmee verder.
Ik wil nog even kort het competentieprofiel aanhalen, want net zoals collega Brouns vind ik dat enorm belangrijk. Ik was verrast dat er geen tijdelijk competentieprofiel bestaat, dus ik ben heel blij dat u daar werk van maakt. Dat is absoluut geen overbodige luxe. Collega Brouns zei daarnet dat het de basis voor aanwerven is. Ik denk dat het nog verder gaat. Het is vooral ook een basis voor de opleidingen. Als we niet weten welke competenties bij zo’n profiel horen, kunnen we natuurlijk ook niet in de juiste opleiding en begeleiding voorzien. U bent momenteel nog aan het werken, zegt u, aan nog een extra begeleiding voor die schooldirecteurs. Daar zijn we natuurlijk heel benieuwd naar, maar dat is nog even wachten voor meer informatie. Tot daar mijn betoog. Ik heb geen extra vragen.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, omdat er gevraagd werd naar de inhoud van de betrokken projecten en een tijdskader: we hebben nu pas de oproep gelanceerd. Ik kan nog niet vooruitlopen op wat uiteindelijk ter zake wordt ingediend. Maar het is wel zo dat we die projecten ook nog gaan beoordelen, ook op grond van hun potentieel op het vlak van duurzame implementatie.
Mijnheer Vandenberghe, als ik het had over koudwatervrees, verwees ik eigenlijk naar de bereidheid die we wel zien bij potentiële kandidaten voor een directiefunctie en dat we daar ook iets aan proberen te doen. We weten dat we staan voor een grote wissel van de wacht. Het dreigt nog meer een knelpuntberoep te worden. Daarvoor wil ik ook maatregelen nemen om te proberen kandidaten, zowel binnen het onderwijs als daarbuiten vanuit de privésector, een beetje warm te maken voor directiefuncties.
Dat is de doelstelling van het project waar ik dra meer over zal kunnen vertellen, als dat eenmaal is afgeklopt. Wat dan ten gronde het structureel ondersteunen en ontlasten van directeurs betreft, gaan we de gesprekken met de sociale partners starten. Ik ga ervan uit dat we dan ook een en ander meenemen na de krokusvakantie. De ontwikkeling van een competentieprofiel maakt daar natuurlijk deel van uit. Een tijdskader kan ik daar niet echt op plakken, maar dat is vanzelfsprekend allemaal voor dit jaar. Het is wel een bekommernis van mijnentwege, vanuit de wetenschap dat we daar iets moeten doen. Los van het feit of je dat nu wilt of niet, zullen we wel iets moeten doen, omdat je vaststelt dat velen uitstromen en er te weinig instromen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voor mij is die uitleg voldoende. Het is een traject dat we met heel veel interesse verder gaan opvolgen.
Ik herhaal nog eens mijn oproep, voorzitter, om in de regeling van de werkzaamheden eens te bekijken hoe we een vervolgtraject gaan doen op de vele hoorzittingen die we hebben gehad.
De heer Brouns heeft het woord.
Bedankt, minister. Het kan inderdaad een oproep zijn die u nu uitschrijft, om na te gaan wat dan inderdaad effectieve methodes zijn voor de opleidingen van schoolleiders, naast de verschillende partners die daar vandaag mee aan de slag gaan. Je zou kunnen zeggen dat dat een zekere versnippering van het landschap kan zijn. Dat hoeft niet zo te zijn. Enige concurrentie tussen spelers, inclusief de onderwijsverstrekkers, moet niet per definitie slecht zijn. Vandaag bieden zij op kwaliteitsvolle wijze een aanbod voor de professionalisering van schoolleiders. Het is belangrijk dat we dat zeker borgen. Dat ze extra gechallenged worden op deze manier, kan absoluut geen probleem zijn. Maar we moeten ook wel opletten dat we daar niet te sturend in zijn. Kwaliteitscontrole bij de selectie is natuurlijk cruciaal om tot sterke schoolleiders te komen. Dat staat buiten kijf.
Als je van buitenaf naar het onderwijs kijkt, is het inderdaad vreemd dat anno 2020 er geen competentieprofiel is voor schoolleiders. Maar er wordt aan gewerkt. We kijken daar samen naar uit. Dat is uiteindelijk wel belangrijk, en niet alleen voor goede opleiding en goede aanwerving. Het kan inderdaad in de hele loopbaan een belangrijk instrument zijn voor de ondersteuning van onze schoolleiders in hun traject.
Mijnheer Vandenberghe, ik neem uw suggestie zeker mee om in de volgende regeling van de werkzaamheden even te kijken wat de mogelijkheden zijn na die hoorzittingen en hoe we daarmee verder kunnen gaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.