Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, in de Kamer van Volksvertegenwoordigers ligt een wetsvoorstel van Défi op tafel om het persoonlijk contact tussen broers en zussen in het Burgerlijk Wetboek in te schrijven. Op zich is dat een nobele gedachte waar we ons allemaal achter kunnen scharen, maar als het over de praktijk gaat, wordt het moeilijker. Dit wetsvoorstel bepaalt dat broers en zussen samen moeten worden geplaatst, tenzij dit strijdig is het met het belang van het kind. Plaatsgebrek zien de indieners van het wetsvoorstel niet als argument, zoals ze meermaals tijdens de bespreking van het wetsvoorstel in de commissie Justitie hebben benadrukt. Daarnaast krijgen kinderen vanaf 12 jaar en kinderen jonger dan 12 jaar procesbekwaamheid wanneer ze over een oordeelkundig vermogen beschikken. Dat betekent dat ze zelf naar de rechtbank kunnen stappen om hun recht af te dwingen. Op 13 januari 2021 heeft de commissie Justitie dit wetsvoorstel na een eerste lezing goedgekeurd. Het heeft verregaande implicaties voor het Vlaams jeugdhulpbeleid.
Minister, heeft het agentschap Opgroeien de Kamer van Volksvertegenwoordigers een advies over dit wetsvoorstel gegeven? Zo ja, hoe luidde dit advies?
Wat is uw standpunt over het wetsvoorstel? Hebt u contact gehad met de federale overheid met betrekking tot dit wetsvoorstel?
Het wetsvoorstel houdt praktische implicaties voor het Vlaamse jeugdhulpbeleid in. Hoe schat u de praktische consequenties in die het mogelijk zal hebben?
Als plaatsgebrek geen geldige reden is, dreigen kinderen in nood juist langer op een plaats te moeten wachten omdat ze broers of zussen hebben. Dit betekent dat ze eventueel langer in een onveilige thuissituatie zullen moeten verkeren alvorens ze uit huis kunnen worden geplaatst. Hoe zult u garanderen dat kinderen niet langer in een onveilige situatie op een plek moeten wachten en toch zo snel mogelijk gepaste hulp krijgen?
Het wetsvoorstel voorziet in procesbekwaamheid voor minderjarigen en zelfs voor min 12-jarigen die over voldoende onderscheidingsvermogen beschikken. Hebt u met de magistratuur overleg gehad over de mogelijke impact hiervan op het Vlaamse jeugdhulplandschap?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, het agentschap Opgroeien heeft hierover geen formeel advies gegeven. We onderschrijven uiteraard het principe dat broers en zussen zoveel mogelijk samen moeten kunnen opgroeien, ook in nieuw samengestelde contexten waarin een warme onderlinge band tussen de kinderen is opgebouwd.
Als we het wetsvoorstel, dat op 21 januari 2021 in eerste lezing is aanvaard, wat nauwer bekijken, wordt dit als een basisprincipe versterkt, maar niet als een absoluut principe naar voren geschoven. Zo kan de rechter de scheiding motiveren indien dit strijdig zou zijn met het belang van het kind. Voor sommige kinderen kan het gaan om medische behoeften, onderwijsbehoeften, geweld of een heel slechte verstandhouding tussen de kinderen onderling. Iedereen kan wel concrete voorbeelden bedenken. Wat in de teksten veel absoluter lijkt, is het recht op persoonlijk contact tussen de kinderen. Ik denk dat we dat principe ook allemaal ten volle kunnen onderschrijven.
Het wetsvoorstel circuleert al veel langer. Op het niveau van de Vlaamse Regering hebben we hierover geen formeel overleg gehad.
Ik verwijs naar de bespreking van het thema tijdens de commissievergadering van 1 december 2020. We hebben broers en zussen ook als een belangrijk thema in de beleids- en begrotingstoelichting voor 2021 opgenomen. Het onderwerp krijgt een prominente plek in de oefeningen van het agentschap Opgroeien met betrekking tot de jeugdhulp en de organisatie van het residentieel verblijf. Ik refereer onder meer aan de gezinshuizen.
Als het wetsvoorstel op basis van de voorliggende tekst ook in de tweede lezing zou worden aanvaard, zullen we daar vanuit onze bevoegdheden en vanuit de visie dat we dit thema ernstig willen nemen in de mate van het mogelijke en in goed overleg met alle actoren vorm aan geven.
Als het toch niet mogelijk blijkt om broers en zussen samen te plaatsen, maar ze wel in een onveilige situatie zitten waarin een uithuisplaatsing zich opdringt, dan dient er te worden gehandeld in het belang van het kind of de kinderen. Een onveilige, acute situatie kan ervoor zorgen dat het belang van het kind legitimeert dat er toch tijdelijk afzonderlijk van elkaar geplaatst wordt, als er geen alternatief voorhanden is. Dit moet dan afdoende worden gemotiveerd, en desgevallend worden herzien, als de mogelijkheid zich voordoet om de kinderen opnieuw samen te brengen. Belangrijk – en dat steunen we – is dat er van bij aanvang contactmogelijkheden worden geïnstalleerd.
Ik had zelf nog geen contact met de magistratuur over de procesbekwaamheid voor minderjarigen. Het lijkt aangewezen dat er een dergelijk overleg komt met jeugd- en familierechters, en dit op federaal niveau, gelet op het feit dat dit raakt aan alle gemeenschappen in ons land. Dit overleg moet niet alleen gaan over de procesbekwaamheid, maar ook over de implicaties van een verbod op samenplaatsing en een betwisting van een scheiding tussen broers en zussen, op de maatregelen uitgesproken door de jeugdrechter en op de relatie tussen de familierechter en de jeugdrechter in dezen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik ben een beetje verbaasd over uw antwoord, eerst en vooral als het over de inhoud gaat. Het is echt een ‘fausse bonne idée’, zoals het vandaag te boek is gesteld door de Commissie Justitie in de Kamer. De indiener van dit voorstel heeft verschillende keren in de handelingen laten opnemen dat plaatsgebrek geen reden is om broers en zussen niet samen te houden. Het gaat in tegen de lezing die u van het voorstel maakt. In het voorstel zelf worden er twee illustraties gegeven van wat het belang van het kind kan zijn, om een uitzondering te hebben op het samenplaatsen van broers en zussen, en daar staat plaatsgebrek absoluut niet bij.
Ik maak me dus grote zorgen dat kinderen met dit voorstel langer in een onveilige situatie zouden kunnen blijven zitten dan vandaag. Uiteraard is de oplossing dat we gezinshuizen creëren en dat we die op veel grotere schaal uitrollen dan vandaag het geval is in Vlaanderen, zodat we broers en zussen en heel kwetsbare kinderen – bijvoorbeeld kinderen met een handicap, bijvoorbeeld kinderen die jonger dan 6 jaar zijn waarvoor men moeilijk opvangplaatsen vindt – samen kunnen opvangen. Dat is de oplossing. Zolang de ideale wereld niet bestaat, is dat gewoon een televisieprogramma. We moeten hen niet te boek stellen in een federale Kamercommissie.
Ik ben zeer verwonderd dat uw partij, minister, dit wetsvoorstel onderschrijft. Het is een wetsvoorstel met zo'n grote implicatie op het Vlaamse jeugdhulplandschap, dat ik echt verbaasd ben om te horen dat er nog geen overleg over is geweest. Ik maak me daar dus grote zorgen over.
Ik vind het goed dat u overleg wilt hebben, maar mag ik u vragen om ook daar spoed achter te zetten, alvorens het wetsvoorstel in een tweede lezing wel wordt aanvaard in de Kamercommissie. Dit is echt superbelangrijk. Ik heb deze week een overleg met de kinderrechtencommissaris, met wie ik ook een heel grote discussie heb gehad over de exacte verwoording van wat hier voorligt. Ik denk dat het rampzalige consequenties kan hebben voor kinderen en jongeren die in een kwetsbare situatie zitten.
Wat de procesbekwaamheid betreft, minister, wil ik u ook aanmanen tot heel snel overleg met de magistratuur. Als eenvoudige jurist denk ik niet dat het mogelijk is dat een kind procesbekwaamheid heeft in deze zaken – wanneer het gaat over een uithuisplaatsing – en niet over alle andere mogelijke zaken die hem aanbelangt en die met jeugdhulp te maken hebben. Als je geacht wordt om oordeelkundig zelf een advocaat te kunnen engageren als je zeven of acht jaar bent en daarvoor het onderscheidingsvermogen hebt, en als je naar de rechter kan stappen en zeggen dat je met je broer of je zus wilt worden geplaatst en dat recht afdwingt, waarom zou je dan niet voor alle andere rechten die onmiddellijk te maken hebben met uw gezinssituatie, dezelfde procesbekwaamheid hebben? Je kunt niet een beetje zwanger zijn en alleen maar rechtsbekwaam zijn als het over de meest belangrijke beslissing in je leven gaat en niet over alle andere.
Dit is volgens mij dus echt de doos van Pandora openen. Ik vind dat kinderen en jongeren een absoluut hoorrecht hebben als ze jonger dan 12 jaar zijn. We hebben veel vertrouwen in de magistratuur om dat op een goede manier toe te passen. Er lopen ook projecten om dat nog te verbeteren, maar ik vind het absoluut geen goed idee om kinderen onder 12 jaar procesbekwaamheid te geven. U moet me immers maar eens vertellen hoe dat zal gaan. Als het oordeelkundig vermogen van iemand die 7 jaar oud is, voldoende is om naar de rechtbank te stappen, hoe gaat die dat doen? Hij wordt uit huis geplaatst, dus hij kan toch moeilijk aan zijn ouders vragen om een advocaat voor hem te engageren? Wat moeten die kinderen dan doen? Aan hun leerkracht in de klas vragen of die alstublieft een advocaat voor hen wil engageren? Is dat dan een pro-Deoadvocaat, of moeten de ouders die advocaat betalen? Ik vind dit wetsvoorstel zoals het er vandaag ligt, echt te belachelijk voor woorden, al is de intentie zeer, zeer goed, en is dat een intentie waar wij absoluut achter staan. Dit gaat echter volledig voorbij aan het feit dat Opgroeien vandaag al de grootst mogelijke inspanningen levert om broers en zussen samen te houden en om, indien dat niet kan, contact tussen hen mogelijk te maken.
Wat je hier ziet, is tot wat voor absurde situaties het opsplitsen van bevoegdheden leidt. Je hebt een Kamercommissie die duidelijk niet met beide voeten in het veld staat. Ze zijn er zich niet van bewust welke effecten het goede idee dat ze te boek willen stellen, op het terrein heeft, omdat dat terrein op een ander bevoegdheidsniveau zit, namelijk op het onze. Impliciet is dit dus alweer een illustratie van waarom je beter alles in één hand hebt. Minister, ik hoop echt dat u snel zult optreden, dat u snel naar Koen Geens zult bellen om hem te vragen waarom hij zo’n wetsvoorstel heeft ondertekend en of men daar alstublieft nog iets aan kan doen, want dit is echt een slecht idee.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, ik ga hier niet ingaan op die institutionele discussie. Er is een andere commissie die daarvoor kan worden gebruikt. Ik kan echter niet verhinderen dat de federale Kamer wetten goedkeurt die ze meent te moeten goedkeuren. Op de rest heb ik daarnet in mijn antwoord al gerepliceerd.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, de partijen die hier mee de meerderheid uitmaken, zoals CD&V en Open Vld, maken ook daar deel uit van de meerderheid. Alstublieft, neem uw telefoon en zorg ervoor dat we hier een malheur vermijden en dat men een goed idee niet omzet in een slechte praktijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.