Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het mentale welzijn van de zorg- en hulpverleners
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, 3140 zorg- en hulpverleners en mantelzorgers namen deel aan de enquête ‘POWER TO CARE’ van Sciensano, in samenwerking met de KU Leuven. De enquête peilt naar het welzijn en de nood aan ondersteuning van die groepen. Uit de bevraging blijkt dat de COVID-19-crisis op zorg- en hulpverleners een grote impact heeft gehad op persoonlijk, professioneel en lichamelijk vlak.
Op persoonlijk vlak voelen zorgverleners zich vaker vermoeid en ervaart men concentratieproblemen. Ook symptomen die verband houden met acute stress, komen heel vaak voor. Zo ervaart 27 procent van de deelnemers gevoelens van angst. Een zorgwekkende vaststelling is dat maar liefst 22 procent van de zorgverleners overweegt te stoppen met het uitoefenen van hun beroep.
De ernst van de psychische en lichamelijke reacties op deze crisis is mede afhankelijk van de mate van ondersteuning die zorg- en hulpverleners krijgen. De nood aan ondersteuning in de toekomst is groot. Meer dan de helft van de zorg- en hulpverleners gaf aan zeker of waarschijnlijk nood te hebben aan ondersteuning. Sciensano onderstreept daarom het belang van een aangepast en toegankelijk aanbod van ondersteuning voor de zorg- en hulpverleners.
Minister, welke conclusies trekt u uit dit onderzoek?
Bent u bereid bijkomende initiatieven te nemen om Vlaamse gezondheidswerkers te ondersteunen en zodoende de psychische en lichamelijke klachten van onze helden in de zorg te verminderen?
Welke initiatieven, buiten de aangekondigde salarisverhoging, neemt u, eventueel in samenspraak met minister van Werk Crevits, om werkbaar werk voor Vlaamse zorgverleners te garanderen?
Welke initiatieven worden genomen om specifiek het welzijn voor mantelzorgers te verbeteren?
Op welke manier wordt het uitoefenen van een zorgberoep in de toekomst door Vlaamse initiatieven aantrekkelijk gehouden?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De nationale enquête POWER TO CARE werd inderdaad afgenomen bij 3140 medewerkers uit de welzijnssector. En in vergelijking met de bevraging door Vlaanderen, De ZorgSamenbarometer, zijn er toch een aantal interessante bevindingen die opvallen. Vlaamse zorg- en hulpverleners lijken bijvoorbeeld minder bang van de COVID-19-pandemie dan in april. Hun hyperalertheid blijkt af te nemen en ook mentaal neemt nog 1 op de 5 de situaties op de werkvloer mee naar huis, tegenover 1 op de 4 in april. Dat toont aan dat er toch een zekere gewenning is opgetreden gedurende deze hele periode.
Desalniettemin begint de crisis ook voor hen door te wegen op hun gemoed. Zorg- en hulpverleners geven aan dat ze moeilijkheden hebben om zich voldoende te kunnen ontspannen. 4 op de 10 slaagt daar niet in, een cijfer dat hoger ligt dan in april. Dit uit zich ook in fysieke klachten, zoals hoofdpijn, spier- en gewrichtspijn, en bijna 18 procent heeft last van huidproblemen.
Door al deze mentale en fysieke klachten geeft 1 op de 5 werknemers aan eraan te twijfelen om hun job nog verder uit te oefenen in de toekomst. Het belang van mentaal welzijn voor de zorgenden in de frontlinie valt dus niet te onderschatten. Ook Sciensano en de onderzoekers van de KU Leuven trokken reeds aan de alarmbel en vragen hier extra aandacht voor. Zowel de directies, werkgevers als de overheid kunnen hierin een rol spelen.
Minister, wat is uw mening over deze bevindingen? Welke stappen zult u in dit kader extra ondernemen om voldoende aandacht te besteden aan het mentale welzijn van zorg- en hulpverleners?
Minister Beke heeft het woord.
De coronacrisis heeft een belangrijke impact op mensen die tewerkgesteld zijn in de zorg- en welzijnssector. Door de duur van de crisis en de verhoogde werkdruk die dit met zich meebrengt, komt het psychisch functioneren en het welbevinden sterk onder druk te staan. Het is bijgevolg belangrijk om in een gepast aanbod aan psychosociale ondersteuning te voorzien voor personeel in de zorg- en welzijnssectoren. De druk op dit personeel zal nog een tijdje voortduren, want uitgestelde hulpvragen dienen ook ingehaald te worden.
De resultaten van deze meting tonen enerzijds een verbetering op een aantal factoren, wat hoopgevend is. Gevoelens van angst bijvoorbeeld nemen af. Maar de bevindingen tonen ook aan dat de zorg- en hulpverleners toe zijn aan rust. De komende maanden zullen cruciaal zijn om, onder andere via de vaccinatiestrategie, in een stabieler klimaat te komen en ook die hoognodige rust terug te brengen in de verschillende zorgsettings.
Er is een breed psychosociaal aanbod ter ondersteuning beschikbaar, gaande van zelfzorg over laagdrempelige eerstelijnshulp tot meer intensieve psychologische hulp. Bovendien heeft de Vlaamse overheid in het kader van het actieplan ‘Zorgen voor morgen’ verschillende extra initiatieven opgezet.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het belangrijk is om blijvend in te zetten op de ondersteuning van het personeel in zorg en welzijn en mantelzorgers, en de initiatieven die al bestaan nog verder in de kijker te zetten.
Ik verwijs graag naar de verschillende initiatieven die in de loop van 2020 werden uitgebouwd om het personeel in zorg en welzijn te ondersteunen. Ten eerste is er het onlineplatform De ZorgSamen, voor iedereen die werkt in welzijn en zorg. Via de website worden tools aangeboden om de mentale veerkracht te ondersteunen en wordt informatie gegeven over de gepaste ondersteuning in antwoord op de psychische zorgnood. Alle aangeboden informatie op de website is bijeengebracht door experten en wetenschappelijk gefundeerd. De website is niet enkel van belang tijdens de crisis, de noodzaak aan psychische ondersteuning blijft ook na de crisisfase. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we immers dat medewerkers tot meer dan een jaar na de crisis ernstige psychische klachten kunnen vertonen.
Het Steunpunt Geestelijke Gezondheid is verantwoordelijk voor de verdere uitbouw en verduurzaming van de website, samen met andere partnerorganisaties. Het platform biedt een waaier aan ondersteuning aan: een signaallijst, informatie, webinars, getuigenissen, een toolbox, een e-learningpakket, bedankingskaartjes en een screeningstool. De website richt zich naar iedereen actief in zorg en welzijn, ook zelfstandigen of mantelzorgers. Komende zaterdag staat er een nieuwe webinar gepland met praktische tips om beter te leren omgaan met piekergedachten. Al meer dan zevenhonderd mensen zijn hiervoor ingeschreven.
Een tweede initiatief is het ondersteunen van de zogenaamde eerste helpers. De eerste helpers zijn nabije steunfiguren, zoals collega’s, directe leidinggevenden enzovoort, van de medewerkers in de zorg- en welzijnssectoren. Zij dienen ondersteund te worden bij hoe ze hun rol als eerste helper kunnen vormgeven. We hebben uit de voorbije metingen van de Zorgbarometer immers geleerd dat deze nabije steunfiguren heel belangrijk zijn voor het mentale welzijn van de medewerkers. Dit zijn de personen die men in vertrouwen neemt als het minder goed gaat en bij wie men in eerste instantie steun zoekt.
We zien verschillende taken voor deze eerste helper: het detecteren van een collega in nood, het bespreekbaar stellen van mentaal ‘onwelbevinden’, het connecteren van deze collega met het beschikbare hulpverleningstraject en het opvolgen van de collega in kwestie. Door de inzet op de eerste helpers is dit project bijzonder duurzaam. Deze kennis op het terrein is niet enkel interessant tijdens de coronacrisis, maar ook nadien. Er zijn filmpjes en webinars ontwikkeld die ook buiten crisistijden kunnen worden gebruikt.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een uitbreiding van de zorgscreener. De screener heeft niet als bedoeling een diagnose of zelfs een indicatie van een welbepaalde pathologie te geven. De screener peilt op een zeer laagdrempelige manier naar de aanwezigheid van enkele vaak voorkomende psychische klachten en heeft enkel de bedoeling de medewerker een indicatie te geven of het al dan niet aangewezen is contact met een professionele hulpverlener te leggen. Indien de screener detecteert dat er psychische klachten zijn, krijgt de medewerker de mogelijkheid te worden gecontacteerd door diensten met een specifieke expertise om een verdere screening op psychische problemen uit te voeren en om eventueel naar de eerste- of tweedelijnshulpverlening door te verwijzen. Een proactieve en snelle aanpak zal hierbij centraal staan.
Vanaf november 2020 is op jaarbasis een uitbreiding met 4,8 miljoen euro aan de subsidie-enveloppe van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) toegevoegd. De CGG’s wordt gevraagd bij de inzet van deze bijkomende middelen onder meer bijzondere aandacht te besteden aan de medewerkers in de zorg- en welzijnssectoren en aan de mantelzorgers. Deze uitbreiding moet resulteren in een verhoging van het aanbod van de CGG’s, waardoor de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg en de dienstverlening vergroten. Eerder is al een uitbreiding van de capaciteit van de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) gerealiseerd. Ook de CAW’s ondernemen specifieke acties die op het personeel in de zorg- en welzijnssectoren zijn gericht.
Er is een specifiek project gestart dat voorziet in de mobiele support door een CGG. Het betreft een gespecialiseerde ondersteuning ter plaatse door een CGG van organisaties die de ondersteuning van het psychosociaal welzijn van hun medewerkers tijdelijk niet zelf kunnen garanderen. Deze ondersteuning is gericht op de residentiële welzijns- en zorgvoorzieningen, zoals de woonzorgcentra, de voorzieningen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en de jeugdhulp. Het CGG biedt dan ondersteuning aan de personeelsleden, zowel in groep als individueel. De doelstelling is op deze manier ernstige psychische problemen bij het personeel te vermijden. In Vlaanderen en Brussel realiseren vijftien CGG’s dit aanbod. Het volledige werkingsgebied is afgedekt.
Op 22 december 2020 zijn in het sociaal deelakkoord VIA 6 (Vlaams intersectoraal akkoord) koopkrachtmaatregelen en maatregelen in functie van de kwaliteit genomen. De invulling van deze koopkracht- en kwaliteitsmaatregelen worden per sector in gezamenlijk overleg tussen de sociale partners en een politieke delegatie bepaald.
Wat de vierde vraag betreft, verwijs ik naar mijn eerder antwoord. Het platform De ZorgSamen richt zich niet enkel tot het personeel in de zorg- en welzijnssectoren, maar ook op de mantelzorgers. Daarnaast is een van de acties die we in uitvoering van het actieplan betreffende het mentale welzijn hebben opgezet, specifiek op de ondersteuning van de mantelzorgers gericht. We hebben de mantelzorgverenigingen een bijkomende subsidie toegekend om het aanbod aan psychosociale ondersteuning voor mantelzorgers sterker uit te werken en proactief in te zetten. In dit project zetten we in op laagdrempelige, outreachende ondersteuning van mantelzorgers. Proactief wordt het gesprek met de mantelzorgers aangegaan, maar ze krijgen ook de mogelijkheid in gesprek te gaan als ze daar zelf nood aan hebben. Concreet is het de bedoeling een 0800-lijn te installeren en te lanceren die specifiek is bedoeld om alle vragen van mantelzorgers te beantwoorden. Daarnaast zal ook een outreachende werking worden opgezet om kwetsbare mantelzorgers proactief te ondersteunen. Als sluitstuk van het project zal een studiedag of webinar worden georganiseerd om de opgedane expertise met alle relevante geïnteresseerde actoren te delen.
In de woonzorgsector is een samenwerking met Workitects opgezet om de Vlaamse woonzorgcentra twee jaar lang te begeleiden bij de implementatie van de innovatieve arbeidsorganisatie. De aanleiding is de werkdruk van en de arbeidsbeleving door de zorg- en verpleegkundigen. Door de taken te herverdelen en de regelruimte in de job te vergroten, moet het mogelijk zijn de werkstress met een herstructurering van de organisatie te verminderen.
Daarnaast wordt er ook gewerkt op een degelijke verhouding werk-privé. Het voorstel van het expertisecentrum is om te evolueren naar multidisciplinaire teams rond specifieke residentgroepen en het creëren van kleine leefgemeenschappen binnen een woonzorgcentrum met een eigen multidisciplinair team. Zo wordt er een grotere autonomie gegeven en kunnen expertise, kennis en informatie onderling beter worden gedeeld. Ook is het een voordeel dat bij een uitbraak van een epidemie zeer snel kan worden ingegrepen, met name isolatie van de bewuste bubbel ter voorkoming van verdere verspreiding. Hierdoor zullen het enthousiasme en de toewijding in het dagelijks werk sterk toenemen. Dat zal de job ook aantrekkelijker maken voor nieuwkomers. De herschikking van de organisatorische werking zal ook in bepaalde gevallen structurele aanpassingen vragen.
Naast dit concrete traject dat lopende is in de woonzorgcentra, is het sociaal akkoord dat de Vlaamse Regering kon afsluiten, natuurlijk een gigantische hefboom om de zorgberoepen aantrekkelijk te maken en te houden in de toekomst en betere arbeidsvoorwaarden te kunnen aanbieden.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. We moeten blijvend aandacht hebben voor het mentale welzijn van iedereen in de zorg en in de welzijnssector.
Het is natuurlijk een en-enverhaal. Het Rode Kruis kreeg tips van familie en vrienden, die een belangrijke rol kunnen spelen. Praten over gevoelens en ook humor kunnen het risico op stressklachten verminderen.
Het is natuurlijk in deze tijden niet evident. Het evenwicht tussen werk en ontspanning is zoek. Ik hoor heel vaak mensen op de werkvloer zeggen dat het enige wat men nu nog mag, werken is. De rest, waarmee ze hun batterijen kunnen opladen, kan en mag nu niet. Na tien maanden begint dit uiteraard door te wegen. De druk is enorm en ook de veerkracht van de zorgers is weg. Een gezond evenwicht tussen werk en ontspanning is cruciaal voor het algemeen welzijn. Hoe sneller de vaccinaties gebeuren, hoe beter. Het is erg belangrijk voor het zorgpersoneel.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Op de site van het Vlaams Welzijnsverbond lees ik over de mobiele teams van de geestelijke gezondheidszorg. Ze geven gespecialiseerde ondersteuning op de werkvloer. Ik las dat de opdracht van de mobiele teams liep tot eind 2020. Is die opdracht verlengd? Hoe werd die ondersteuning ervaren? Heeft men veel beroep gedaan op die mobiele teams?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De zorgverleners zijn nu al bijna een jaar bezig, in volle strijd. Ze zagen de tweede golf niet zitten, maar ze hebben het toch weer gedaan. Een mogelijke derde golf zullen die mensen ook weer opvangen. Ze zijn enorm wendbaar, maar ze zijn geen robots. Ze zijn ook maar mens, en het is logisch dat het serieus begint te wegen.
Ik vind het heel jammer dat mensen eraan denken om te stoppen in de toekomst. Als we andere mensen willen aantrekken, is het ook niet de bedoeling dat we mensen die er al werken, verliezen. Het krijgen van een vaccin, is mentaal ook heel erg belangrijk voor zorgverstrekkers. We hebben gezien hoe een verpleegkundige enorm was aangeslagen toen ze vernam dat ze het vaccin nog niet kon krijgen. Die mensen hebben er echt wel nood aan om niet elke dag te moeten gaan werken met schrik om besmet te worden. Het kan toch wel een zekere ontlasting betekenen.
Ik heb een vraag over de zorgscreener. U zegt dat er automatisch zal worden doorverwezen. Met wie zal men dan contact hebben? Zal er onmiddellijk hulp kunnen worden geboden? Op dit moment hebben heel veel mensen het immers mentaal zwaar, en het kan ook niet de bedoeling zijn dat men gedurende lange tijd op een wachtlijst moet staan.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik heb drie heel concrete vragen. Het Rode Kruis heeft een app gemaakt. Die heet Houvast. Het is de bedoeling om mensen handvatten te bieden om het gesprek omtrent mentaal welzijn met anderen aan te gaan. Zal De ZorgSamen die app promoten? Zal die ook op andere platformen van de Vlaamse overheid haar plek krijgen?
Mijn tweede vraag betreft de inzet van klinisch psychologen in De ZorgSamen. Ik heb u dat al eens gevraagd in december van vorig jaar. Toen hebt u gezegd, en u hebt daar opnieuw aan gerefereerd, dat er voor de proactieve ondersteuning een IT-systeem zou worden gebruikt “om de flow in deze zorgtrajecten goed op te volgen en te monitoren of de hulpvragen effectief snel (...) worden opgepikt”. Kunt u de stand van zaken met betrekking tot dat IT-systeem even toelichten? Wat heb u daar al uit geleerd?
Mijn derde vraag is natuurlijk een vraag over het protocolakkoord tussen de federale overheid en de deelstaten, een heel positieve zaak. Wij krijgen daarmee 1132 vte’s eerstelijnspsychologen. Op welke manier zullen die worden ingezet? Wordt er binnen dat contingent een voorbehoud gemaakt voor de mentale ondersteuning van zorgverleners?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dit is een zeer terechte vraag van de collega’s. Ik heb een paar suggesties of vragen. Als deze crisis al voor iets goed is geweest, dan is het voor het feit dat dit thema hoger op de agenda is komen te staan, dat er toch een versnelling in het beleid heeft plaatsgevonden. Ik denk dat dat een goede zaak is, maar doe toch de oproep om dat ook structureel te verankeren, zeker financieel. Een aantal zaken baseren zich op tijdelijke fondsen, zoals het relancefonds, het plan ‘Zorgen voor morgen’ enzovoort. Ze zijn terecht uitgerold, maar er zijn toch nog wel wat uitdagingen om dat ook structureel te verankeren.
Daarmee samenhangend, u moet zich toch ook voorbereiden op de fase die hierna komt. U zegt terecht dat de druk nog een tijd hoog zal zijn. Hopelijk komt er nadien toch ook een fase van wat decompressie. Ik ben zeer bezorgd over de impact op langere termijn, zeker als je ook naar de burn-outs enzovoort kijkt, over de terugslag wanneer we in een soort decompressiefase zouden terechtkomen. Heel wat zaken die niet zijn verwerkt of nog niet echt een plaats hebben gekregen, raken nu misschien verder ondergesneeuwd door de adrenaline en de blijvende druk, maar zouden dan veel meer naar boven kunnen komen. Ik vraag dus dat men op dat moment klaar zou zijn, dat men ervoor zorgt dat er dan adequate en snelle hulp beschikbaar is, op het moment zelf, zodat men dan niet wachtlijsten zou moeten aanleggen. We moeten dus voorbereid zijn op een uitgestelde golf qua mentaal welzijn bij het zorg- en welzijnspersoneel.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de ondersteuning is verlengd tot het einde van juni 2021. In de zomer van 2020 werd vooral aan bekendmaking gedaan inzake die mobiele teams van de CGG’s en het aanbod. De idee was om op de vraag te werken, maar we hebben ook het aanbod proactief meer bekendgemaakt, zodat voorzieningen de weg vlotter zouden kunnen vinden naar deze ondersteuning. De diverse engagementen van deze mobiele teams stonden gepland voor het najaar van 2020, en toen is dat aanbod ook op kruissnelheid gekomen. Eind vorig jaar had men er al een zicht op dat er ook voor dit jaar, voor 2021, nog voldoende vragen in de planning stonden om dat tijdelijk aanbod te verlengen met een half jaar, wat we dan ook hebben gedaan.
De signalen van de zorgscreener worden doorgegeven aan de externe dienst voor preventie op het werk. Als dat nodig is, dan kunnen zij een hulpvraag verder doorgeven, bijvoorbeeld aan een eerstelijnspsycholoog of aan het CGG. Het is dus een samenwerking tussen preventiediensten, eerstelijnspsychologen en de CGG’s. Collega Parys, ik denk dat het dat is waarnaar u ook verwees. Dit alles staat in de startblokken en zou normaal gezien vanaf begin februari ook daadwerkelijk moeten kunnen starten. Het lijkt me dus nog iets te vroeg voor het monitoren daarvan.
Om de initiatieven structureel te maken, hebben we net de CAW’s, de jeugdhulp en de CGG’s versterkt, mijnheer Vaneeckhout. Dat zijn geen tijdelijke middelen. Toen ik het plan ‘Zorgen voor morgen’ heb gelanceerd, ging het over tijdelijke middelen in 2020. Ik heb toen ook gezegd dat ik er alles aan zou doen om die tijdelijke middelen structureel te maken in 2021 en de jaren die daarop volgen. Daar is de Vlaamse Regering ook in geslaagd. Het gaat over structurele middelen en een structureel aanbod.
We bereiden ook extra antennes voor voor de centra voor ambulante revalidatie (CAR’s) en de centra voor verslaafdenzorg. Die structurele elementen in het aanbod zijn we verder aan het uitrollen.
We delen uiteraard de bezorgdheid die de heer Vaneeckhout naar voren heeft gebracht. We weten dat de effecten van zo’n crisis op de geestelijke gezondheid vaak pas met vertraging duidelijk worden. Dat hebben we vorig jaar ook al meegenomen in de onderbouwing van onze nota ‘Zorgen voor morgen’. Daarom heb ik ook gezegd dat het niet zal volstaan om dat tot 2020 te doen. We moeten daar een verlengstuk aan breien.
We zijn toen begonnen met ons Actieplan Mentaal Welzijn, in het volle besef dat dit op lange termijn zou kunnen doorwegen. We zijn toen met heel wat experten aan de slag gegaan om dit plan op te maken en uit te rollen, zoals u weet.
Kortom: we waren snel, integraal, deels acuut, deels structureel, op korte en op lange termijn. Het was ‘Zorgen voor morgen’, het was niet alleen ‘Zorgen voor vandaag’ en al helemaal niet ‘Zorgen voor gisteren’.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik heb van de minister een antwoord op mijn vragen gekregen en heb verder geen vragen meer.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik wil op het laatste wat de heer Vaneeckhout zei ingaan. De decompressie komt achteraf. We weten allemaal dat er enorm veel uitgestelde zorg is en dat er al enorme wachtlijsten zijn. We kunnen verwachten dat er voor de mensen achteraf heel veel werk zal zijn. Het risico bestaat dat er dan wel heel veel uitval zal zijn, waardoor de uitgestelde zorg nog langer uitgesteld zal worden. Daar moeten we zeker en vast op bedacht zijn.
U hebt mij wel geen antwoord gegeven op de vraag waarmee men juist verbonden wordt als men de zorgscreener invult.
Onder andere met de arbeidsgeneeskundige diensten.
Goed. Bedankt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.