Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Danen heeft het woord.
Het is een vraag die een opvolging is van onze hoorzitting over asbest want op de hoorzitting was de minister natuurlijk niet aanwezig, vandaar dat ik de vraag nu stel, ook naar aanleiding van een item op de VRT over asbestophaling aan huis en de betreffende doe-het-zelfcomponent. Ik heb daar trouwens in het verleden ook al een aantal vragen over gesteld. Daarom is het goed om daarover wat opvolgingsinformatie te krijgen.
Zoals bekend, maakte u, minister, eind 2019 4,5 miljoen euro vrij om gedurende drie jaar de asbestophaling aan huis te organiseren in alle Limburgse gemeenten en Diest. De afvalintercommunale Limburg.net staat in voor de inzameling.
Dan kondigde u op 9 december 2020 ook aan dat u nog eens 6,5 miljoen euro investeert om in vijf bijkomende regio’s – Beveren en de werkingsgebieden van de intercommunales EcoWerf, IGEAN, IVVO en Verko – de asbestophaling aan huis mogelijk te maken. Daardoor zal de ophaling in 79 extra gemeenten georganiseerd worden.
In het persbericht dat die som geld begeleidde, meldde u ook dat de lokale besturen de geknipte partners zijn om de burgers rechtstreeks te bereiken. Wegens het enthousiasme voor deze projecten bij die lokale besturen rolde de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) het aanbod voor de ophaling van asbestcement aan huis verder uit. Die projecten zullen 76 procent, ongeveer drie vierde, van de Vlaamse bevolking bereiken, aldus het persbericht dat het bedrag begeleidde. Binnen die formule wordt aan de burger gevraagd de asbestsanering zelf te doen, weliswaar volgens de regels van de kunst.
Ik heb daarbij de volgende vragen, minister.
Minister, eerder in de commissie sprak de woordvoerder van de OVAM van een verwaarloosbaar risico als mensen dat goed doen. Daar wringt nu net het schoentje. Als ze dat goed doen, is dat risico inderdaad klein. Wat zouden we kunnen doen om mensen dit ‘goed' te laten doen’? Een meldingsplicht? Hebt u nog andere suggesties?
U liet eerder weten dat 76 procent van de Vlamingen zal kunnen gebruik maken van de ophaling aan huis. Is het de bedoeling dat dit project over heel het grondgebied uitgerold wordt? Het is eerst begonnen als een proefproject, waarna het is opgeschaald. Het zou goed zijn als alle Vlamingen daar gebruik van konden maken, want het is een vreemd idee dat het in de ene gemeente wel kan en in de andere niet. Dat is heel moeilijk uit te leggen.
Minister Demir heeft het woord.
Zoals u terecht stelt, gaat het over projecten voor de ophaling aan huis. In de media werden deze bronophalingsprojecten soms wat ongelukkig geframed als het aanjagen van doe-het-zelfasbestverwijdering en het subsidiëren van doe-het-zelfpakketten. De focus ligt echter op de ophaling aan huis na een veilige verwijdering. Wij vragen niet aan de burger de asbestsanering zelf uit te voeren. We reiken burgers wel al het mogelijke informatie- en beschermingsmateriaal aan om het demonteren op een veilige wijze te kunnen uitvoeren, want de wetgeving laat verwijdering door particulieren in welbepaalde omstandigheden toe. Burgers kunnen daarbij vooraf de inschatting maken of dit voor hen al dan niet haalbaar is. Indien de burger tot de conclusie komt dat dit te moeilijk is, staat het hem vrij een geschikte aannemer aan te stellen om de platen te demonteren en in de daarvoor voorziene golfplatenzak klaar te leggen voor ophaling.
Specifiek voor de organisatie van deze projecten zet ik in op een proactieve, preventieve aanpak van veilige verwijdering in plaats van lokale administraties te belasten met de invoering van een bijkomende meldingsplicht. Uit de opvolgingsgesprekken bij de lopende projecten blijkt over de hele lijn een tevredenheid van burgers over het concept. Men weet waar men aan begint in een scenario met of zonder aannemer.
Ik wil ook nog kort aangeven dat er voor aannemers die werken met asbest wel een federaal meldpunt is. Meer bepaald zijn het twee meldpunten: enerzijds melden aannemers hun werf in het kader van de sociale inspectie, anderzijds melden zij hun werf met asbestverwijdering. Uit hun vele jaren praktijkervaring blijkt dat een melding op zich niet bijdraagt aan een ‘goede uitvoering’ wanneer er geen controlesysteem met voldoende hoge pakkans aan gekoppeld is.
De OVAM krijgt uiterst zelden meldingen over slechte verwijdering door particulieren. Klachten over onzorgvuldig werken door dakaannemers of erkende asbestverwijderaars, die de werken wel vooraf moeten melden, komen wel op regelmatige basis terug in de burgervragen die de OVAM ontvangt.
Het is niet mijn bedoeling lokale besturen te verplichten deel te nemen. Ik ben wel zeer verheugd dat al zoveel lokale besturen op eigen initiatief deze projecten wensen uit te voeren. Ik hoop dan ook dat de resterende gemeenten zich ook kandidaat stellen om deze bronophalingsprojecten te organiseren zodat dit een aanbod kan worden in alle Vlaamse gemeenten. Wij kunnen hen daarbij vanuit Vlaanderen financieel en met de nodige knowhow ondersteunen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord.
Het is inderdaad zo dat de gemeenten het organiseren, maar vaak hebben ze het gedelegeerd naar een intercommunale. Het is goed dat de intercommunales het vooral voor hun rekening nemen omdat er toch wat expertise nodig is op het vlak van ophaling en afval. Ik denk dus dat het wel een goed model is.
U zegt dat gemeenten vrij moeten zijn om het zelf te organiseren of niet. We kunnen daarover natuurlijk discussiëren, maar ik denk dat het toch goed zou zijn om er alles aan te doen dat het gebiedsdekkend is voor alle Vlamingen. Op die manier kan men er ook aandacht voor vragen in nationale media. Burgers die er geen gebruik van kunnen maken in hun gemeente, gaan dat dan vreemd vinden. Het zou dus goed zijn als heel Vlaanderen er gebruik van zou kunnen maken.
Minister, ik heb gehoord wat u hebt gezegd: gemeenten zijn vrij om erin te stappen of niet. Bent u bereid bijkomende sensibiliserende inspanningen te doen voor die gemeenten die vandaag nog niet deelnemen aan deze actie?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Collega, ik dank u om de vraag te stellen.
Minister, ik zou het even willen hebben over de erkende dakaannemers. In het antwoord op een schriftelijke vraag die ik recent nog stelde, vermeldt u dat er enige koudwatervrees is bij dakaannemers om zich te laten erkennen. Er zouden nog maar 64 dakaannemers zich hebben aangesloten. Uit het antwoord bleek dat de OVAM zei dat de sectorfederatie de premievoorwaarden zou koppelen van de nieuwe combipremie dakisolatie en asbestverwijdering en dat dat een belangrijke kentering zou teweegbrengen. Het is toch belangrijk dat die verwijderaars erkend zijn en weten hoe ze het veilig moeten aanpakken. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn hoe belangrijk het is dat asbest op een heel veilige manier wordt weggehaald en verwerkt.
Minister, zult u extra inzetten om dakaannemers op te roepen het asbestcharter voor dakaannemers te ondertekenen en zich te laten registreren als erkend asbestverwijderaar?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil ook even aansluiten.
Tijdens de hoorzittingen hebben we het gehad over het verwijderen en de mogelijkheid om het zelf te mogen verwijderen. Er was eensgezindheid over dat het een belangrijke piste is maar dat een goede sensibilisering nodig is. Ik ben blij dat u heel duidelijk zegt dat u die piste ook open laat om op die manier flexibel, maar ook veilig, asbest zo maximaal mogelijk uit de leefomgeving te verwijderen.
We weten dat er, wat sensibilisering betreft, verschillen tussen de gemeenten zijn. Het is heel belangrijk om het nodige sensibiliseringsmateriaal ter beschikking te stellen aan de gemeenten die ermee aan de slag willen, en ook beschermingsmateriaal. De ene gemeente heeft meer materiaal ter beschikking dan de andere. Het is een suggestie om dit verder te verspreiden als ‘good practice’.
Minister, geven we de gemeenten de vrijheid om hiermee aan de slag te gaan of zorgen we ervoor dat het wordt uitgerold voor alle gemeenten? Dat is een keuze. We kunnen in eerste instantie de gemeenten stimuleren om in te stappen. Ik denk dat de meeste gemeenten hierover wel bezorgd zijn en vragen krijgen van hun burgers. Ik ga er dus van uit dat de meeste gemeenten er wel werk van zullen maken of instappen. Is het mogelijk om van de gemeenten die in de nabije toekomst de stap niet zetten, te weten wat hun motivering is om dat niet te doen? Ik kan me wel voorstellen dat er bepaalde redenen zijn die ons ook iets kunnen leren om bij te sturen. Mijn vraag is dus om te monitoren welke gemeenten het wel doen, maar ook de vraag waarom bepaalde gemeenten de stap niet zouden zetten.
De heer Pieters heeft het woord.
Collega Danen, bedankt voor de vraag. We zijn er al verschillende keren over bezig geweest.
Het lijkt mij dat het lokale niveau het beste is om te sensibiliseren voor privéophaling. Het probleem bij asbest is – en ik denk dat ik de vergelijking met covid wel mag maken – dat iedereen denkt dat hij veilig bezig is. Bij asbest is het zo dat men pas vele jaren later problemen krijgt. Ook ik ken daar eerlijk gezegd het antwoord niet op, maar ik denk dat het lokale niveau het geëigende niveau is.
Wat de erkende asbestverwijderaars betreft, lijkt het mij raadzaam om daar meteen op in te spelen. Er was daarnet sprake van de Vlaamse verwijderaars, diegenen die daarvoor de vergunning hebben.
Maar ik wil graag ergens de aandacht op vestigen. Door de Europese aanbestedingen zitten er, bijvoorbeeld in oude fabriekspanden en dergelijke, ook Nederlandse bedrijven op onze markt. Afhankelijk van de invloed daarvan, is het misschien aan te bevelen dat de minister of het kabinet contact opneemt met Nederland, om ervoor te zorgen dat er een gelijkvormige aanpak is. Ik woon zelf aan de grens en heb al vaak gemerkt dat de Nederlandse bedrijven die hier actief zijn, er met de pet naar gooien. Dat is, tenminste voor ons hier, een groot probleem.
Voor de vergunde en erkende bedrijven is het zeker van belang dat er een goede aanpak en sensibilisering worden opgezet. We moeten duidelijk maken dat dat belangrijk is. Ik dank u.
Minister, collega Danen heeft verwezen naar een interessante hoorzitting die we nog niet zo lang geleden in de commissie hebben gehad. Ik wil een aspect aanhalen dat nog niet echt aan bod is gekomen. Tijdens die hoorzitting werd besproken dat er vaak problemen zijn tijdens het transport van dat asbest. Minister, zijn er specifieke acties of beleidsplannen om daarop wat meer aandacht te vestigen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor jullie tussenkomsten. Dat toont aan dat dit thema – terecht – erg leeft. Jullie weten dat ik hiervoor vanuit Vlaanderen heel wat budgetten vrijmaak. Er is veel te veel asbest in Vlaanderen en we zullen proberen om tijdens tegen deze legislatuur zoveel mogelijk asbest te verwijderen. Uiteraard moet dat op een veilige manier gebeuren. Veiligheid is het belangrijkste bij de verwijdering van asbest.
De OVAM heeft contacten met de lokale besturen en met de intercommunales. Voorlopig hebben wij geen informatie over gemeenten die pertinent weigeren. Als daartoe redenen zouden zijn, zullen we dat uiteraard moeten bekijken en opvolgen. Waarom, hoe of wat? Weet men het niet? Is het te weinig bekend? Dat aandachtspunt neem ik mee.
Erkende dakaannemers hebben het voordeel dat ze door de OVAM kunnen worden geselecteerd voor projecten op lokaal of Vlaams niveau. Dat is een belangrijke incentive. Er is de website www.asbestinfo.be, waarop alle informatie beschikbaar is, zowel voor particulieren als voor bedrijven en aannemers.
Collega Pieters, ik zal bekijken of er problemen zijn met de Nederlandse bedrijven en of we die kunnen aanpakken. Dat lijkt mij evident.
Wat het transport betreft, verwijs ik naar mijn recente omzendbrief, die daarbij van belang is. Zoals jullie weten, collega’s, hebben we daarmee het verpakt aanleveren van asbest op het recyclagepark verplicht gemaakt.
De heer Danen heeft het woord.
Een aantal jaren geleden wees Sven De Mulder van de OVAM erop dat er een vals gevoel van veiligheid bestaat rond asbest. Ik denk dat dat nog steeds zo is. Gelukkig is het in de goede richting aan het evolueren, omdat we allemaal – of toch de meesten onder ons – merken dat asbest toch wel een gevaarlijk goedje is.
Daarnaast stel ik vast dat niet alleen burgers willen worden ontzorgd, maar ook gemeentebesturen. Minister, u zegt dat gemeentebesturen niet manifest onwillig zijn. Ik geloof dat ook. Ik geloof dat gemeentebesturen daarmee aan de slag willen gaan. Maar het ene gemeentebestuur wil misschien al wat meer worden ontzorgd dan het andere. Mag ik u vragen om de gemeenten waar het nu nog niet wordt opgehaald, toch te overhalen om mee te doen aan die asbestophaling aan huis, zodat we daarover ook op Vlaams niveau sensibiliseringsacties kunnen opzetten?
De vraag om uitleg is afgehandeld.