Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over het sporten in covidtijd. Natuurlijk zijn daar strenge regels aan verbonden. We kennen allemaal de algemene regels: samenscholingsverbod, met maximaal vier buiten en de afstandsregels respecteren. De binnensporten kunnen voor kinderen onder de 12 jaar, sinds kort in alle provincies. Dat is heel even, een paar uur, anders geweest. De lokale besturen hebben een soort van afwijkingsbevoegdheid. Men kan evalueren of er binnen bepaalde contexten, mits advies van de gouverneur en de arts van het agentschap Zorg en Gezondheid, toch mogelijkheden zijn om op een coronaveilige manier binnen te sporten.
Hoe evalueert u die globale mix aan maatregelen die nu al enige tijd van kracht zijn? Hebt u indicaties dat de afwijkingsbevoegdheid bij de lokale besturen leidt tot vreemde of eventueel ongewenste interpretaties? En hoe ziet u de heropstart, die er toch ooit, en hopelijk zo snel mogelijk, zit aan te komen? Bestaat daar een plan rond? Vanaf wanneer zou u welke maatregelen kunnen nemen? Wordt dat dan in één keer losgelaten? Of ziet u dat veeleer stapsgewijs evolueren? Wat zijn uw inzichten daarover?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik moet niet herhalen dat we in een moeilijke periode zitten en opnieuw keuzes maken. De sportbeoefening is al uitermate drastisch aan banden gelegd, wat mij betreft. We zijn er wel in geslaagd om ten minste toe te staan dat kinderen tot en met de leeftijd van 13 jaar kunnen sporten, zowel outdoor als indoor. Het ministerieel besluit laat die activiteiten toe, maar voor het indoorgegeven enkel na toelating van de lokale overheid. Ik moet erkennen dat dat de resultante is van een compromis, want aanvankelijk wou men ook in de regelgeving inschrijven dat die activiteiten niet meer mogelijk zouden zijn. Ik heb daar dan op ingegrepen. We zijn erin geslaagd om in het Overlegcomité die beslissing terug te draaien. Aanvankelijk was het echt zo dat de indooractiviteiten zouden worden verboden. We hebben dan gezegd om de verantwoordelijkheid te laten berusten bij de de lokale besturen om ter zake de toestemming te verlenen. Ik denk dat het ook goed is dat we dat doen. Trouwens, lokale besturen kunnen dat op elk moment verbieden. Op grond van de openbare orde is de bevoegdheid van die lokale besturen heel ruim. Daar ben ik dan in meegegaan.
Ten tweede zou je kunnen discussiëren over de letter van het ministerieel besluit met betrekking tot de leeftijd, 12- en 13-jarigen. Daar heb ik dan via Sport Vlaanderen een duidelijke interpretatie aan gegeven richting de sportfederaties en sportclubs: als kinderen vorig jaar op de leeftijd van 12 jaar gestart zijn in een sportclub, dan gaan we die niet vanaf 1 januari of als ze tijdens het lopende seizoen plots 13 worden, als verjaardagscadeau de mededeling geven dat het nu gedaan is met hun sportactiviteiten en dat ze uit de club vliegen. Daar heb ik dus wel op ingegrepen en er uitdrukkelijk die interpretatie aan gegeven dat kinderen die al begonnen waren en deel uitmaakten van een sportclub op de leeftijd van 12 jaar, ook in 2021 kunnen blijven sporten, ook al bereiken ze de leeftijd van 13 jaar. En dat is ook wel gepasseerd.
Het is dus een verantwoordelijkheid van de lokale besturen om de situatie in hun gemeente in te schatten. Ik wil dat ook zo houden. Die regeling staat permanent onder druk. Dat wordt niet altijd uitgesproken op het publieke forum, maar ik zal eufemistisch stellen dat er al eens een viroloog of gouverneur bij mij aan de telefoon hangt met de bede om die regeling te herzien. Ik heb dat altijd afgeblokt. En ik put toch ook wat hoop en steun uit de reacties die gevolgd zijn op de demarche van de West-Vlaamse gouverneur. Het was duidelijk dat er betrekkelijk weinig maatschappelijk draagvlak is om die beperking te gaan invoeren.
We moeten opletten, ook vanuit de ratio van de motivatiepsychologie. We moeten met zijn allen toch proberen mensen mee te krijgen, draagvlak te creëren voor de strenge veiligheidsmaatregelen die nu gelden. We hebben dan toch ook ventielen nodig. Zeker als het gaat over onze meest kwetsbaren, over onze kinderen, moeten we op zijn minst toch mogelijkheden bieden. Daar putten wij ook hoop uit, en perspectief en genoegen, al is het omdat men een ander kan laten sporten. Dat betekent toch ook iets. Als je dan moet kiezen wie je kunt laten sporten, dan zou ik in eerste plaats voor onze kinderen kiezen, vooral ook gelet op het feit dat hun bijdrage aan de verspreiding van het virus uitermate beperkt is. Dat is een groot geluk, ook voor mij als minister van Onderwijs. Ik zal het nog eens heel duidelijk zeggen: ook wat de Britse variant betreft, blijft de kloof qua besmettelijkheid en besmettingsrisico tussen kinderen en volwassenen overeind, in tegenstelling tot wat daar eerder over is gecommuniceerd. Laten we, vanuit die wetenschap en als we keuzes kunnen maken, dan in eerste instantie kiezen voor onze kinderen.
Er werd gevraagd of ik ook kan vooruitkijken naar versoepelingen. Ik spreek dagelijks met virologen. Er is niet gek veel appetijt om veel versoepelingen op korte termijn in het vooruitzicht te stellen. Ik heb ook regelmatig overleg met de klankbordgroep die we met de sportsector hebben inzake corona. Daar is het vanzelfsprekend ook heel moeilijk. Iedereen wil natuurlijk voor zijn eigen sportactiviteit en sportfederatie gaan. Dat is des mensen, ik begrijp dat volkomen. Iedereen heeft ook perfect legitieme argumenten om net voor het versoepelen ten aanzien van de eigen sporttak te pleiten. Als je keuzes moet maken, dan zou ik in de eerste plaats kiezen, opnieuw, voor een versoepeling voor de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar, en dan natuurlijk in eerste instantie voor het opnieuw mogelijk maken van outdooractiviteiten. Je zit immers echt met een probleem qua motivatie bij jongeren, zeker in de tweede en de derde graad. We stellen vast, en nu spreek ik even als minister van Onderwijs, dat het probleem qua mentaal welzijn zich zeker in deze periode daar steeds scherper stelt. Het perspectief van opnieuw te kunnen sporten zou net voor die leeftijdscategorie dan heel veel betekenen.
Dat is de eerste focus. Als je het mij vraagt, zouden we qua tweede focus ook naar de fitnesssector moeten kijken, omdat dat natuurlijk ook een economische sector is. Er zijn al niet-essentiële economische diensten mogen openen, maar de fitnesscentra niet. Dat is een combinatie van economie en sport. Dan vind ik ook dat we daar prioritair naar moeten kunnen kijken. Ik zou natuurlijk ook graag veel meer kunnen versoepelen, maar als u mij vraagt om open kaart te spelen over keuzes die ik prioritair zou maken, dan zouden dat mijn twee keuzes zijn.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel. In het algemeen zie ik trouwens sowieso liever andere mensen sporten, maar u hebt zeker gelijk als u zegt dat onze jongeren dat laten doen prioritair is. Het doet ook mij heel veel plezier als ik mijn kinderen zie sporten. Ik ben heel blij dat dat inderdaad nog mag.
Ik begrijp ook de moeilijke positie. Elke sportfederatie zegt inderdaad dat ze dat wel coronaproof kan doen, kan voor zichzelf eigenlijk een goede zaak maken om te mogen sporten, zonder zich uit te spreken over de rest. Aan de andere kant is dat virologisch gezien niet verstandig. Daartussen zit de politiek, in dit geval u, die een manier moet vinden. Die keuze voor min-12-jarigen lijkt me zeer verstandig. Ik ben ook heel tevreden met de prioriteiten die u naar voren schuift. Die groep van 13 tot 18 jaar, voor ons zijn dat ook jongeren, zijn dat ook kinderen. Opnieuw, daar zou de prioriteit moeten liggen.
Dat is wat ons, zoals u zegt, het meeste plezier zou doen: hen opnieuw te zien spelen.
Wat die fitness betreft: dat lijkt mij heel logisch.
Ik ben heel tevreden met uw antwoord en heb heel veel begrip voor de huidige maatregelen. Laten we samen hopen dat we snel ook de plus 13-jarigen kunnen zien sporten, en nog beter: dat we allemáál opnieuw kunnen gaan sporten.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, inderdaad, in West-Vlaanderen hebben wij een gouverneur – die iedereen nu reeds kent – die maandag zomaar dat verbod op binnenactiviteiten voor min 12-jarigen uitsprak. Dat is gelukkig zeer snel teruggedraaid.
Minister, ik heb een paar vragen voor u. Bent u als minister vooraf ingelicht over die beslissing van gouverneur Decaluwé?
Hebt u intussen al contact gehad met gouverneur Decaluwé? Ik kan mijn inbeelden dat het misschien wel zin heeft om te zeggen dat dat zo niet kan. Of begrijpt u zijn beslissing?
Hoe staat u tegenover een Vlaams verbod op indoorsport voor kinderen onder de 12 jaar? Ik meen te hebben begrepen dat u daar niet voor te vinden bent, maar ik wil het nog even checken.
Vindt u het terecht of wenselijk om voor sport per provincie aparte maatregelen te nemen, zoals dat nu in West-Vlaanderen gebeurde? Of vindt u dat dat voor enorm veel verwarring zorgt en het draagvlak, de motivatiepsychologie waarover u het had, fel verkleint?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik krijg altijd de melding dat ik mijzelf niet kan ‘unmuten’ en dat u diegene bent die, bij gratie van uw beslissingen, kiest of we al dan niet mogen tussenkomen. Ik zal dat onthouden en proberen bij u op een goed papiertje te blijven staan.
Ik sluit kort aan bij wat mevrouw Lambrecht heeft gezegd. Ik heb niet de indruk dat iemand op de hoogte was van wat de provinciegouverneur Decaluwé had beslist, en ook niet van het feit dat het heel snel terug werd overruled. Ik vind het trouwens een goede zaak dat het niet is doorgegaan. De reacties spraken boekdelen.
Minister, als je spreekt met ouders van kinderen die op dit moment sporten, merk je dat er een ongelooflijke organisatorische logistiek is. Ik geef een heel concreet voorbeeld. Hier in het Antwerpse was er een vader die niet wist of de lokale basketcompetitie voor zijn dochter nog zou plaatsvinden en of hij op zaterdag dus al dan niet tijd moest vrijmaken om haar naar een match te brengen. Uiteindelijk heeft er een match plaatsgevonden, maar werd er nadien beslist dat er geen matchen meer zouden plaatshebben. Het zijn dus allemaal, zoals u zelf zegt, lokale bevoegdheden, dingen die lokaal worden beslist. De mensen proberen die dingen in eer en geweten op het juiste moment te beslissen, maar het zorgt voor heel wat organisatorisch lastige momenten.
Ik wil mij vooral aansluiten bij het punt dat u zelf hebt aangehaald: we moeten natuurlijk proberen ervoor te zorgen en maximaal te vrijwaren dat die jonge kinderen kunnen blijven sporten, dat ze die beweging kunnen blijven hebben, want dat is ongelooflijk belangrijk.
Ik sluit mij aan bij wat collega Coenegrachts heeft gezegd over de 13-plussers: we hopen dat ook zij zo snel mogelijk hun sporten opnieuw kunnen opnemen.
Voor de tweede keer vandaag, minister, geef ik u gewoon gelijk. Kijk eens aan. Wie zegt dat de wonderen de wereld uit zijn, moet deze commissievergadering maar eens herbekijken.
Bijzonder mooi, mijnheer Annouri.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, ik vind dit een heel moeilijk debat. Ik ben vooral getriggerd door de vraag van de heer Coenegrachts naar de afwijkingsbevoegdheden.
Collega’s, ik zal vooreerst heel duidelijk zijn. Ik heb daar, los van deze commissie, over gesproken met de minister. Ik vind het beleid dat wordt gevoerd vanuit Sport – maar de minister trekt dat ook door in Onderwijs – een goed en sterk beleid, waarbij hij, binnen die veiligheidsnormen, zoveel mogelijk mogelijk maakt. Dat vind ik goed. Het is goed dat die min 12-jarigen kunnen sporten en ik snak ernaar dat straks ook die plus 12-jarigen kunnen sporten. Ik heb thuis kinderen die iets ouder zijn en die daar ook naar snakken.
Maar anderzijds denk ik dat er ook steeds lokale afwegingen spelen. Ik heb het zelf ook persoonlijk meegemaakt dat er vanuit het ziekenhuis, vanuit de eerstelijnszones ... Ik spreek dan niet onmiddellijk voor de hele provincie, want ik weet, minister, dat er druk en vragen gekomen zijn om algemene verboden op te leggen en daar ben ik het niet mee eens. Ik heb dat ook steeds zo geformuleerd tegen de betrokkenen: het feit dat een minister het mogelijk maakt, vind ik het sterkste. Maar anderzijds heb ik er ook begrip voor dat, wanneer er zich op lokaal niveau zaken voordoen, men dan ook in eer en geweten tijdelijke maatregelen moet kunnen nemen. Dat is ook belangrijk.
Voorzitter, ook in dezen heb ik weinig of geen bijkomende vragen. Ik heb er enkel begrip voor dat de minister de juiste contouren legt, maar dat er soms lokaal maatwerk moet worden geboden. Dat is ook noodzakelijk voor een goed beleid.
Minister Weyts heeft het woord.
Je voelt dat deze debatten de partij- en ook ideologische grenzen overstijgen.
Ik ga even in op het geval van West-Vlaanderen en de gouverneur. Was ik vooraf ingelicht over die zogenaamde beslissing met betrekking tot het beperken van de sportactiviteiten van min 12-jarigen? Neen. Ik heb wel contact gehad met de gouverneur, maar dan als minister van Onderwijs. Hij had mij gecontacteerd en ik heb het dan mee mogelijk gemaakt dat er een testteam richting Houthulst zou uitrukken, in samenwerking met het UZA. Maar we hebben het niet gehad over de sportactiviteiten of vrijetijdsactiviteiten van kinderen.
Te zijner verdediging: ik heb ondertussen begrepen dat er enkel een suggestie is gedaan op een meeting van een soort van veiligheidscel. Daarbij zou dat voorstel zijn geopperd, zonder echt een beslissing ter zake te hebben genomen. Ik begrijp ook wel dat dat werd geopperd, omdat ik vanuit mijn eigen praxis weet dat dat voorstel bij heel wat virologen leeft, opnieuw vanuit een bonafide overtuiging, omdat ze vooral vrezen voor die verkeersstromen. Maar we hebben heel duidelijk afgesproken dat ouders gelimiteerd zijn voor indooractiviteiten. Zij mogen niet binnen, dat is een heel duidelijke lijn. Maar goed, dan nog zijn er verkeersstromen en vreest men voor enige consequenties daarvan.
Ik begrijp dat virologische pleidooi, maar de politiek moet steeds de afweging maken tussen de twee kanten van de weegschaal: enerzijds de virologische inzichten, maar anderzijds de maatschappelijke baten en eventueel maatschappelijke kosten van zulke maatregelen, bijvoorbeeld over het welzijn van onze kinderen. Het is onze verantwoordelijkheid om die afweging te maken.
Je ziet in deze discussie dat de invalshoek verschilt naargelang men lokale bestuursverantwoordelijkheid heeft dan wel een vrij parlementslid is. Ik begrijp dat volkomen. Er zijn ook altijd wel lokale bestuurders, burgemeesters die mij vragen: ‘Kunt u niet zo’n algemene beperking invoeren, want dat zou het mij iets gemakkelijker maken?’ Mijnheer Van Dijck, ik weet dat u dat niet vraagt, maar sommige andere bestuurders vragen mij dat wel. En sommige burgemeesters vragen mij om advies: ‘Hoe zou u in dezen optreden? Dit is het geval voor mijn gemeente en ik twijfel.’ Wel, ik vind dat de regel altijd is: als je twijfelt – of het nu gaat over mondmaskers voor kinderen of sportactiviteiten van kinderen – geef dan altijd het voordeel van de twijfel aan de meest kwetsbaren, dus aan de kinderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.